Premaster TSP/Bachelor Taalwetenschap:
Taalontwikkelingsstoornissen periode 1
Hoorcollege 1 TOS
TOS:
- Woordvindingsproblemen, beperkte woordenschat of spreken in korte, ongrammaticale
zinnen.
- Bij TOS is er iets mis met het aangeboren vermogen om taal te leren. Dit heeft impact op
de communicatieve activiteiten en maatschappelijke participatie. Zie Impact
- 1 definitie van Developmental Language Disorder (DLD) is belangrijk om de validiteit en
repliceerbaarheid gelijk te houden, ook tussen onderzoekers en behandelaars.
o Belangrijk voor (vergoeding) behandelingen
o Vergelijken van resultaten tussen verschillende onderzoeken
Video van een ervaringsdeskundige
- Faalangsttraining voor TOS: angst dat woorden er niet goed uit komen of dat mensen er
iets van zeggen.
- Gebaren zinvol: ondersteuning vd boodschap, visuele informatie kan iets toevoegen om de
boodschap te versterken.
Signalen TOS:
- Slecht verstaanbaar,
- Korte onlogische zinnen
- Woordvorming gramm en zinsopbouw
- Moeite met woorden en klanken onthouden en juiste woorden verzinnen
- Stil, praten weinig en durven geen gesprek te starten
- Moeite met concentratie, gedachten dwalen af
- Begrijpen van anderen moeilijk
- Niet juist antwoorden op de vraag.
Impact van TOS
- Verstoorde interactie tussen ouders en kind en kind met leeftijdsgenoten
- Moeite met lezen en spellen (en dyslexie)
- Leerproblemen door moeite met begrijpend lezen, kleine woordenschat of volgen van
gesprekken
- Moeite met vriendschappen. Hoe maak je contact op school, hoe spontaan kun je reageren
- Verhoogd risico op psychische stoornissen (depressie, faalangst of sociale fobie (extreme
angst voor sociale situaties en interactie))
- Volwassenen zijn sociaal en economisch-maatschappelijk minder succesvol (lager
opleidingsnveau, vaker werkloos), puur door communicatie
Taalachterstand
- Taalontwikkeling van een kind blijft achter ten opzichte van leeftijsgenoten
- Taalachterstand kent verschillende oorzaken:
o S-(primaire)TOS: wanneer er geen duidelijke verklaring is voor taalproblemen bij
een kind.
o Niet specifieke (secundaire) TOS: Soms zijn deze problemen terug te herleiden
naar andere stoornissen of beperkingen (gehoor of taaldeprivatie)
Oorzaak door een andere op de voorgrond staande zintuiglijke of
ontwikkelingsstoornis
, Gehoorverlies, lage non verbaal IQ, afwijking spraakorganen,
aanwijsbare neurologische afwijking (downsyndroom),
contactstoornis (autisme)
o Blootstellingsachterstand: onvoldoende blootstelling aan taal vanuit de omgeving
Minder extreme voorbeelden:
Kwantitatieve deprivatie: er wordt heel weinig gesproken tegen kind
Kwalitatieve deprivatie: taalaanbod is te weinig gevarieerd
Kan ook tegelijk van aard zijn: ongunstige omstandigheden.
Bijv. bij dove kinderen kan dit gebeuren.
Meertaligheid
- Altijd TOS: nee niet altijd. Een taalachterstand kunnen ze hebben door onvoldoende
blootstelling aan de taal.
o Geen TOS als moedertaalontwikkeling normaal is.
o Mogelijk wel TOS als problemen ook voorkomen in moedertaal en alle andere talen
die het kind later leert.
- Moedertaal spreken is goed omdat je je ouders nadoet: een slecht Nederlands aanbod is
dus alleen niet goed genoeg, liever spreken in taal die je goed beheerst
- Interventie en gespecialiseerde tolk
Hoorcollege 2: gastcollege Ans Kilkens
Cerebrale Parese: Hersenbeschadiging die tijdens of voor het eerste levensjaar ontstaat, blijvend
letsel. Hoe leerbaar zijn deze kinderen?
Communicatie:
- Communicatie is een proces waarbij door middel van tekens informatie wordt
overgedragen. Daarbij kunnen 'tekens' woorden zijn maar ook iets anders zoals gebaren,
afbeeldingen en dergelijke
- Zender-ontvangermodel: tekens: communicatie afgesproken codes waarmee we elkaar
informeren.
- Zonder formele taal kun je ook de omgeving beïnvloeden
- Begrijpen we elkaar? Niet de vorm van communicatie maar de intentie
- Communicatie is het scheppen van gemeenschappelijke betekenis. Effectieve
communicatie ontstaat wanneer de communicatieve intentie (het doel) van de ‘spreker’
hetzelfde is als de communicatieve functie die wordt geïnterpreteerd door de ‘luisteraar’.
Vroege communicatieontwikkeling: (Bates 1979)
- Niet intentioneel persoonsoriëntatie en objectorientatie, stadium 1
o 0-3 maanden orientatie: spontane, reflexieve gedragingen (Huilen, pijn)
o Rond 2 maanden orientatie op de omgeving, vroege moederkind interactie, (geen
voorwaarde, wel gewenst) oriëntatie op personen.
o Rond 5 maanden: orientatie op objecten
o Kan dus al heel vroeg opvallen, bijvoorbeeld wanneer stap 2 wordt overgeslagen.
, o Doelbewust contact maken met volwassenen om iets kenbaar te maken:
toenaderingsgerichte objectorientatie
Grijpbewegingen: bij CP kan hij dit niet
Herkennen van eigen knuffel, wil knuffel hebben, rijken weet ik dat ik
erbij kan komen.
Kind herkent drinkbeker: moet naar de mond om te drinken, maar
geeft geen contact naar de volwassene om te helpen.
- Intentioneel niet-symbolisch, stadium 2
o Gecoordineerde object en persoonsorientatie (GOP)
o Kind kijkt naar de volwassene wanneer kind iets niet zelf kan en hulp nodig heeft.
Rond 6-9 maanden.
Het kind communiceert doelbewust met zijn omgeving; het kan zijn aandacht
verleggen tussen een object en een persoon. Het kind kan alleen
communiceren over voorwerpen, personen of handelingen die aanwezig zijn
of plaatsvinden in de directe omgeving.
o Oogcontact maken en geluid maken
o Die is wel een woord, wel deiktisch. Is in de omgeving. Dus nog niet symbolisch.
o Ontwikkelingsmijlpalen:
Rijken niet bij kunnen
Rijken niet bij kunnen en aankijken voor hulp
Rijken, niet bij kunnen, wijzen
- Symbolisch, stadium 3
o Rond de 12 maanden gebruik van symbolen.
o Symbool is betekenisdrager, die verwijst naar een bepaalde referent, zoals een
woord, gebaar of pictogram. Met behulp van symbolen kunnen kinderen
communiceren over dingen buiten het hier-en-nu. communiceren over iets dat niet
in de omgeving is, buiten het hier en nu
o Nonverbale signalen gaan niet weg, taal komt erbij
o Bal! Hebben! Konijn!
o Gericht kijken naar pictos
Transactioneel model van communicatieontwikkeling
- Wederzijds effect
- Vb: still face experiment: beiden hebben een rol in de communicatie. Ouderrol is gigantisch,
maar is ook afhankelijk wat het kind aan gedrag laat zien. Bij kinderen die achterlopen in de
vroege ontwikkeling gaat een effect hebben op de ccommunicatie met ouders en reacties
van ouders. Als er een probleem ontstaat in de communicatie dan hebben beide groepen
een probleem.
- Communicatie: interventie richten op ouder (gedrag van kind beter te duiden) en kind
(makkelijker gedrag tonen) voor optimaal gebruik van transactioneel model.
Risicofactoren in de vroege communicatie
- Kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen lopen het risico dat er, naast de
ontwikkelings- en leerproblemen die voortvloeien uit hun primaire (cognitieve) stoornis,
problemen optreden in de interactie met hun sociale omgeving waardoor hun vroege
communicatieontwikkeling wordt bedreigd.
- Verstoorde sensitieve responsiviteit: wanneer een opvoeder de signalen van zijn kind
opmerkt, die juist interpreteert en in staat en bereid is hierop effectief te reageren.
Kernbegrip.
o Ouders vinden het zelf moeilijk om sensitief responsief te zijn. (Bij complexe
problemen ondervinden ouders problemen met het zien van een reactie van hun
kind en andersom)
, - Afwijkende taalleerervaring
o Kinderen die niet zullen gaan spreken is dit anders
o Minder input: meer tijd naar verzorging, interactie van boekjes lezen minder, door
ouders minder taalinput.
o Mismatch: spraak niet jouw eigen output gaat worden, dan krijg je imput spraak
maar je moet zelf communiceren met pictogrammen of gebaren. We geven het
verkeerde ‘voorbeeld’.
Door aanbod kom je tot eigen taalontwikkeling. Zelfde als bij kleine normaal
ontwikkelende kinderen. Je praat tegen het kind terwijl je
pictogrammen/gebaren gebruikt.
o Externe woordenschat komt mogelijk niet overeen met intern: wij zijn degene die de
pictogrammen aan het kind gaan geven. Rangschikken. Wij geven de woorden die
zij moeten uiten, terwijl ze intern misschien meer weten.
Instrumenten voor interventie bij kinderen
- Communicatie kan worden gedefinieerd langs een
continuüm (van niet-talig naar talig). Op welk
niveau in het communicatie-continuüm kunnen de
gedragingen van het kind worden ondergebracht?
Welke communicatieve doelgedragingen sluiten
aan op het huidige niveau?
- Lijsten voor evaluatie van pragmatische
vaardigheden, 2 delen voor leeftijd
- Communication matrix (0-24 mnd, gratis) /
Generic intervention goals.
o Wat per stadium logisch zou zijn om in te
haken qua interventie.
- De Lijsten voor Evaluatie van Pragmatische
Vaardigheden
o EPV1: 6 tot 15 mnd, EPV2: 16 tot 30 mnd
- Waar zit dit kind in de communicatieontwikkeling: van niet-talig naar talig. Dat systeem.
Dit is ook wel genoemd: Ondersteunende communicatie
- AAC: ondersteunende communicatie, alles wat we doen, hoe we ons aanpassen aan
iemand die in de vroege stadium problemen ondervind om die te ondersteunen. includes all
augmentation options, including behavioral adjustments of the listener as well as non-vocal
behaviors, gestures and physical devices of the child”
CAIS: Communicatie Assessment & Interventie Systeem
- Voor kinderen die grote moeilijkheden ondervinden bij de verwerving van vroege
communicatiegedragingen, Kinderen die: niet of beginnend intentioneel communiceren of
wel intentioneel communiceren, maar geen of nauwelijks symbolen gebruiken.
- 1) In kaart brengen kindvariabelen
o Multidisciplinair; o.a. voorwaarden m.b.t. uitgangshouding
- 2) Afname voorkeursassessment
o Indirect, direct voorkeursassessment
- 3) Afname assessment
o Ontlokkingstaken, scoringsschaal
- 4) Bepalen behandeldoel
o Overleg met de ouders en het behandelteam