Week 4:
Van de BV en NV
Hoofdstuk 1 Inleiding
De vennootschap als rechtspersoon en deelrechtsorde
Nv of bv opgericht bij notariële akte. BV en NV treden in het rechtsverkeer op als rechtspersoon. 2:3
BW. Drager van rechten en plichten, afdwingbaar tegen derden.
Organisatie geregeerd door statuten. Rp bestaan krachtens hun interne, uit organen opgebouwde
organisatie (bestuur, AVA, RvC). Deze organisatie kan nader worden aangeduid als rechtsbetrekking
of deelrechtsorde; zelfstandig juridisch systeem, maar maken deel uit van een meeromvattend
systeem. 2. De deelrechtsorde wordt beheerst door de wet, de statuten, de besluiten van de
organen, soms ook door reglementen, bepalingen uit een code en door een
aandeelhoudersovereenkomst. Uit art. 2: 8 volgt dat zij mede wordt geregeerd door hetgeen door de
redelijkheid en de billijkheid wordt gevorderd.
Het derde deel van de verklaring betekent dat een of meer personen (de eerste aandeelhouders)
voor een bepaald bedrag in het kapitaal van de vennootschap deelnemen. Zo eigen vermogen om te
kunnen deelnemen aan het economisch verkeer. Ontstaat ook rechtsverhouding
aandeelhouder/vennootschap; volstorting, dividend, zeggenschapsrechten.
Ook bestuurders tweeledige rechten. Enerzijds hebben zij hun uit de statuten en de wet
voortvloeiende zeggenschapsrechten, waardoor zij deel uitmaken van de vennootschap als
deelrechtsorde, anderzijds staan zij tot de vennootschap in een rechtsbetrekking (op grond waarvan
zij de vennootschap kunnen aanspreken tot uitbetaling van salaris, resp. commissarissenbeloning,
alsmede om te worden toegelaten tot de uitoefening van de hun toekomende bevoegdheden) en zijn
zij in deze zin: derde.
Opgerichte vennootschap geen contract tussen aandeelhouders. Niet iedere oprichter hoeft ook deel
te nemen aan kapitaal (2:175/64 lid 2). De vennootschap is een van de aandeelhouders vrijstaand
(zelfstandig) instituut, dat als zodanig kan functioneren en als rechtspersoon kan deelnemen aan het
economisch verkeer, e.e.a. krachtens beslissingsmechanismen die vervat zijn in eigen regels,
waaraan ook de voltallige AVA is gebonden = institutionele opvatting vennootschap. Wel kunnen aan
aandeelhoudersovk evt vennootschappelijke werking toekomen. Of: de vennootschap als
rechtspersoon wordt in haar existentie en handelen geheel bepaald door de vennootschap als
deelrechtsorde.
Vennootschap en onderneming
Vennootschap en onderneming vaak samen, maar niet altijd hetzelfde. Tegen de achtergrond van het
vennootschapsrecht kan als globale omschrijving van het begrip onderneming dienst doen:
organisatorisch verband, gericht op duurzame deelneming aan het economisch verkeer.
BV en NV kunnen als rechtspersoon (ondernemer) een onderneming ‘hebben’, ‘drijven’ of ‘in stand
houden’. Deze zegswijzen corresponderen met drie te onderscheiden benaderingen van het begrip
‘onderneming’:
- de reële (de onderneming als vermogensobject): organisatorisch verband van goederen, dat als
zodanig voorwerp en rechtshandeling, of rechtsverhouding (eigendom) kan zijn. ‘inbreng
onderneming’. Maar alleen goederen niet voldoende; ook activiteit hiermee uitgeoefend, moet
lopende onderneming zijn om waarde als goodwill te creëren. De vennootschap, zo kan men
zeggen, ‘heeft’ een onderneming.
1
,- de instrumentele (als instrument), onderneming ten minste een verband van goederen en
mensen. Accent activiteit, eigendom minder centraal maar meer gebruik organisatie voor door
eigenaar gestelde doel, meestal ook winst. Onderneming wel evengoed gezien. een door de
eigenaar beheerste organisatie, als instrument ten dienste van diens economisch streven, dan
wel van degenen die het eigenaarsbelang vertegenwoordigen (de aandeelhouders). De eigenaar,
zo kan men de situatie typeren, is primair ondernemer. Hij ‘drijft’ de onderneming.
- de institutionele (als beslisorganisatie): Uitgangspunt is nu dat de onderneming een organisatie
van mensen is, die als zodanig deelneemt aan het economisch verkeer, krachtens daartoe in die
organisatie genomen beslissingen. Bij beslissingen ook anderen zoals werknemers betrokken. De
onderneming ontwikkelt zich in deze gedachtegang tot een organisatorisch verband, dat met een
zekere mate van zelfstandigheid in de maatschappij, soms ook tegenover de eigenaar-
ondernemer, optreedt. Voorwerp van eigendom zijn de aan organisatie dienstbare goederen.
Deelname ruime kring personen leidt ook ertoe dat andere belangen dan alleen eigenaar/
kapitaalverschaffers worden verdisconteerd, zoals werknemers. Nadruk doel winst vervalt hier
vaak mee. De onderneming als instituut heeft zich grotendeels aan de objectsfeer onttrokken.
Daarmee is niet gezegd dat zij zelf rechtssubject is want als de juridisch gerechtigde tot de aan de
onderneming dienstbare goederen en als rechtssubject waaraan de handelingen, die vanuit de
onderneming worden gesteld, worden toegerekend, fungeert de eigenaarondernemer. Men kan
dit zo uitdrukken dat de eigenaar-ondernemer de onderneming ‘in stand houdt’.
Zijn een aantal benaderingen die elkaar niet perse uitsluiten. Laatste opvatting vooral bij grotere
ondernemingen, kleinere wel meer aandeelhouders en voordeel.
BV en NV zijn echter niet alleen rechtspersoon maar juist ook: rechtsbetrekking (deelrechtsorde,
organisatie). De rechtsbetrekking werd aanvankelijk gezien als een contract tussen de
aandeelhouders. De institutionele opvatting heeft echter de overhand gekregen. In deze
institutionele opvatting wordt de vennootschap gezien als een van de aandeelhouders vrijstaand
(zelfstandig) instituut (organisatie) dat als zodanig kan functioneren krachtenseigen
beslissingsmechanismen.
De voorlopige conclusie is dat er in het ondernemingsrecht telkens sprake is van een organisatie (BV
of NV) die een andere organisatie (onderneming) ‘heeft’, ‘drijft’ of ‘in stand houdt’.
Overigens is het ook mogelijk dat er geen ondernemingsactiviteit is: lege vennootschappen, of
holding alleen administratief. Overigens de WOR meer ondernemingsrecht (ruimer), boek 2 meer
vennootschapsrecht.
Aldus opgevat brengt de zegswijze naar mijn mening op juiste wijze tot uitdrukking dat er verschil
bestaat tussen de vennootschap zoals zij op papier – ten overstaan van de notaris – tot stand komt
en de vennootschap als operationele eenheid, als een organisatie die als zodanig deelneemt aan het
economisch verkeer.
Intussen worden BV en NV ook wel aangeduid als rechtsvorm van de onderneming. Als institutioneel
gedachte deelrechtsorde kan zij als zodanig functioneren. Of de beschouwing juist is hangt er vanaf
hoe men enerzijds de grenzen van de vennootschapsorganisatie, anderzijds die van de
ondernemingsorganisatie afbakent.
Organisatie en doelstelling
De organisatie van de vennootschap is opgebouwd uit organen: functionele eenheden binnen de
vennootschap die door de wet of de statuten met beslissingsbevoegdheid zijn bekleed.
Zo heeft iedere vennootschap een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA)
(vertegenwoordigt kapitaal/eigenaarsbelang, beslissingen structuur vennootschap & benoeming
bestuurders/commissarissen) en een bestuur (niet-uitvoerend bestuurders geen apart orgaan).
Bestuur en AVA zijn op eigen gebied autonoom (tenzij uitzonderingen in de wet). Soms zijn er nog
andere organen. Zoals vergadering van aandeelhouders van een bepaalde soort; Bij de
2
,structuurvennootschap is een raad van commissarissen (RvC) verplicht. De ondernemingsraad (OR)
kan vennootschappelijke bevoegdheden hebben (discussie wel of geen orgaan). In de conceptie van
de wetgever is echter de OR een orgaan van de onderneming, welke daarbij als van de vennootschap
afzonderlijke organisatie is gedacht. De in art. 2: 14-2: 16 opgenomen regeling voor de vernietiging
van besluiten van een orgaan is niet van toepassing op besluiten van de OR.
De doelomschrijving in de statuten geeft het beoogde terrein van werkzaamheden van de
vennootschap aan. (art. 2: 177(66). Zij geeft de grenzen aan waarbinnen de vennootschap mag
optreden. Vaak ook bij ruimere doelen shareholders (winst maken) of stakeholders model (ruimere
groep belanghebbenden).
Afgezien hiervan moeten bestuur en commissarissen zich richten naar het belang van de
vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Bijv. belang aandeelhouders rendement,
werknemers, etc. kijken korte en langetermijn.
Dit belang is in de regel het belang bij een bestendig succes maar wordt mede bepaald door de
oogmerken die aandeelhouders met de vennootschap en haar onderneming hebben en de aard en
inhoud van hun samenwerking. Dit vennootschapsbelang moet onder omstandigheden worden
afgewogen tegen relevante belangen van overige bij de vennootschap en haar onderneming
betrokkenen (HR 4 april 2014, NJ 2014/286, Cancun): wordt vooral bepaald door het bevorderen van
bestendige succes van de onderneming. Ook evt aandeelhoudersovereenkomst bij joint venture.
Vennootschapsbelang en ondernemingsbelang kunnen samenvallen. Het zijn overigens geen vaste
grootheden die zich in een definitie laten vangen. Daarbij moet aan het bestuur en de RvC een zekere
beleidsvrijheid worden gelaten. Bestuur en RvC moeten ook rekening houden met relevante, externe
belangen die niet onnodig of onevenredig mogen worden geschaad (marginale toets). Ook voor de
AVA geldt deze norm.
Bij een concern zijn vennootschapsorganen in doen en laten mede afhankelijk van in concern
gevoerde beleid. Concernbelang bepaalt mede ook het vennootschapsbelang. En ook nog in
verbinding met samenleving, er is ook nog een algemeen belang (ook wel betoogd in acht nemen).
Behalve aan het concernbelang kan men hierbij denken aan de belangen van de crediteuren, de
toeleveranciers, de consument, eventueel de belangen van de streek of het land, onder
omstandigheden meer abstracte belangen zoals die van de volkshuisvesting, het milieu, de gewenste
sociale of maatschappelijke ontwikkeling, de werkgelegenheid, het behoud van de nationale
identiteit, etc. De laatste jaren krijgen externe belangen meer aandacht onder de noemer
maatschappelijk verantwoord ondernemen, of corporate social responsibility.
Het begrip maatschappelijke aspecten van ondernemen is nog zo diffuus dat grote
terughoudendheid betracht moet worden bij expliciete toetsing daarvan in het kader van
vennootschapsrechtelijke normen als de redelijkheid en billijkheid van art. 2: 8, behoorlijke
taakvervulling van art. 2: 9 en gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen en wanbeleid
van art. 2: 350 en art. 2: 355 in het enquêterecht. In aanmerking komen in ieder geval slechts die
buitenvennootschappelijke belangen, die door het doen en laten van de vennootschap merkbaar
worden beïnvloed. De leidinggevende organen dienen zich te richten primair, zo zou ik het tenslotte
willen formuleren, naar het vennootschapsbelang (de concernleiding naar het concernbelang), zulks
evenwel met inachtneming van relevante externe belangen. (wel interessant voor scriptie)!
Geschiedenis
De geschiedenis van de NV gaat terug tot de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie
in 1602. In 1838 werd een regeling in het Wetboek van Koophandel opgenomen. In 1928 werd deze
ingrijpend gewijzigd. In 1971 werd de BV en de structuurregeling ingevoerd. Daarmee deed een
medezeggenschapselement zijn intrede. Sedertdien is de wet aan voortdurende wijziging
onderhevig, mede onder de invloed van een reeks EEG-richtlijnen. In 1976 heeft de regeling een
3
, plaats gevonden in het toen ingevoerde Boek 2 van het Nieuw BW. Een omvangrijke wijziging om het
BV-recht te vereenvoudigen en flexibiliseren is op 1 oktober 2012 in werking getreden.
Opzet van boek 2
In Boek 2 worden ook geregeld de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij
en de stichting. Men zegt wel dat wij een gesloten systeem van rechtspersonen kennen. Dit is in
zoverre juist dat een organisatie niet als rechtspersoon kan gelden op de enkele grond dat de
oprichter het zo bedoeld heeft. Aanvaarding van rechtspersoonlijkheid moet steeds berusten op voor
de organisatie geldende rechtsregels. Met betrekking tot de in Boek 2 geregelde rechtsvormen
verklaart de wet met zoveel woorden dat deze als rechtspersoon hebben te gelden.
Algemene bepalingen
Algemene bepalingen die in beginsel voor alle privaatrechtelijke rechtspersonen gelden zijn in de
eerste titel van Boek 2 opgenomen.
Volgens art. 2: 5 staat een rechtspersoon voor wat betreft het vermogensrecht met een natuurlijk
persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. Deze bepaling markeert het beginsel van
de rechtssubjectiviteit. Tegendeel is bijv 2:30 BW: vereniging zonder notariële akte beperkt
rechtsbevoegd. Aan de hoofdregel van art. 2: 5 wordt in de literatuur wel de gedachte gekoppeld dat
ook een rechtspersoon in beginsel exclusief aansprakelijk is voor eigen schulden en dat in het
Nederlands recht dus geen of weinig plaats is voor ‘doorbraak van aansprakelijkheid’, dat wil zeggen
de figuur waarbij onder omstandigheden aandeelhouders of bestuurders rechtstreeks aansprakelijk
worden gehouden voor schulden van de vennootschap. De rechtssubjectiviteit van de vennootschap
brengt voorts mee dat vermogensschade door een derde aan de vennootschap toegebracht in
beginsel alleen door de vennootschap kan worden gevorderd. Het enkele feit dat de aandelen
daardoor in waarde dalen levert geen grond op voor een zelfstandige actie door de aandeelhouders
tegen de derde. Wil de aandeelhouder de schade aan zijn aandelen (‘afgeleide schade’) vergoed zien
dan moet hij aangeven welke specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens hem in privé is geschonden.
Art. 2: 8 onderwerpt de rechtspersoon als organisatie (deelrechtsorde) aan de redelijkheid en
billijkheid. Gaat om de interne organisatie. Voor zover de verhouding tussen de bij een rechtspersoon
betrokken personen een verbintenisrechtelijke of contractuele is, zullen art. 6: 2 en art. 6: 248 een
rol blijven spelen. Als een uitwerking van art. 2: 8 mag ook worden aangemerkt art. 2: 201 (2: 92) lid
2: ‘De vennootschap moet de aandeelhouders onderscheidenlijk certificaathouders die zich in gelijke
omstandigheden bevinden, op dezelfde wijze behandelen. Vraag of OR er ook onder valt, maar geldt
wel in hele privaatrecht. 2:8 lid 2 is beperkende werking, bijv vervaltermijn besluit voorkomen.
Volgens art. 2: 25 kan van de bepalingen van Boek 2 slechts worden afgeweken (door een statutaire
regeling) voor zover dit uit de wet blijkt. De bepalingen van Boek 2 hebben dus in beginsel een
dwingendrechtelijk karakter. Belangen aandeelhouders en crediteuren beschermd, bestuurders in
beginsel ook niet aansprakelijk.
Bv en nv
Boek 2 regelt naast elkaar de BV en de NV, aan het begin alleen anders met openbaarmaing stukken
(EU geregeld). Echter zijn er veel soorten ondernemingen te onderscheiden. Bij besloten
vennootschapsverhoudingen ligt de nadruk op de contractuele benadering, waarbij past dat ruimte
wordt geboden voor inrichtingsvrijheid wat betreft de organisatie van de vennootschap en de
individuele rechten en verplichtingen van aandeelhouders en voor verlichting van het dwingende
regime van het kapitaalbeschermingsrecht. Met de invoering van de Flex-BV in 2012 onderscheidt de
BV zich veel sterker van de NV dan in het verleden. De contractuele benadering komt duidelijk naar
voren in een grotere vrijheid van inrichting en versoepeling van de kapitaalbeschermingsregels.
4