Hoor- en werkcolleges EU-recht Semester 1
Week 1 Hoorcollege
Thema 1: De verhouding tussen de EU en de Nederlandse rechtsorde
Doel van thema I:
• De student nader kennis te laten maken met het proces van EU-integratie, de EU-
instellingen en wetgevingsinstrumenten;
• Inzicht verschaffen in de werkverdeling en samenwerking tussen Nederlandse - en EU-
overheden en instanties;
• Inzicht verschaffen in de wijze waarop Nederlands en Unierecht op elkaar ingrijpen en
met elkaar verbonden zijn;
• De bijzondere status uitleggen die het EU-recht binnen de nationale rechtsorde inneemt;
• De belangrijke rol aantonen die de nationale rechter heeft bij de toepassing en de
doorwerking van het EU-recht;
• De student inzicht verschaffen in de methoden die voorhanden zijn om doorwerking aan
het EU-recht te verlenen ook indien een richtlijn bijvoorbeeld nog niet of niet correct in het
nationale recht is geïmplementeerd of indien de Nederlandse overheid bij de
implementatie haar discretionaire bevoegdheid niet correct heeft gebruikt.
Jurisprudentie bekend verondersteld:
• Zaak 26/62 NV Algemene Transport- en Expeditie Onderneming van Gend en Loos
tegen Nederlandse administratie der belastingen, ECLI:EU:C:1963:1.
• Zaak 6/64 Flaminio Costa tegen E.N.E.LECLI:EU:C:1964:66.
Kern van het vak
- Wat is de verhouding tussen Nederlands en EU recht
- Wat voor impact heeft de EU op:
• De nationale rechter?
• De nationale overheid?
• Een bedrijf?
• Een burger va de EU?
College deze week
Kennisvideo:
1. Wat is de EU? Federatie van staten
2. Verdragsstructuur, steeds meer verbreding en verdieping; we gaan werken met 2
verdragen, het eerste verdrag is het Verdrag van de Europese Unie. Daar staan alle
instellingen, wat de bevoegdheden zijn etc. Je hebt daarnaast ook het werkingsverdrag.
Vandaag online college:
1. Europese instellingen, bevoegdheden en rechtsinstrumenten
2. Verhouding EU en de lidstaten
3. Vragen?
Online hoorcolleges:
- Elke week voorafgaand aan het college ten minste 1 kennisclip
- Hoorcollege is online op geroosterde tijd en wordt opgenomen
- Discussieplatform wordt geopend op Canvas
- Meest relevante vragen behandeld in Hoorcollege
- Extra materiaal wordt op Canvas geplaatst (behoort niet tot de verplichte stof)
,De Europese instellingen: Maandag 7 september
Je ziet al aan het plaatje dat er een aantal instellingen zijn. Dit zijn alleen de kerninstellingen.
Al deze instellingen maken de EU heel dynamisch en die zorgen ervoor dat ze elkaar in
evenwicht houden. Al die instellingen bij de EU hebben bevoegdheden. Bevoegdheden
betekent in de juridische term macht, je kan daadwerkelijk iets. Een commissie kan een
rechtsstaat voor de rechter dagen, omdat er niet wordt voldaan aan het mededingingsrecht
of aan milieurecht regels. Daar komt echt daadwerkelijk iets uit. In het internationale recht is
dit heel anders, want daar merk je dat staten proberen samenwerking te hebben, maar
vooral in hun eigen belang. Het houdt op daar waar ze niet verder willen De soevereiniteit is
daar nog altijd heersend. In EU is dit heel anders en dat komt vooral door de instellingen en
wat zij allemaal kunnen.
Europese instellingen: art. 13 VEU
De commissie:
Dit is de meest Europeesrechtelijke instelling. Het is een dagelijks bestuur van de EU.
- 27 onafhankelijke leden: iedere lidstaat levert 1 lid aan.
- Voorzitter belangrijke rol: dat is nu van Luiten en dat was Junker. Die kan voor een heel
groot deel de agenda van de komende jaren bepalen.
- Motor of integratie: Recht van initiatief voor de EU wetgeving (art. 17(2) VUE): ze worden
de motor of integratie genoemd, juist omdat ze het recht op initiatief hebben voor het
aannemen van wetgeving. In andere staatsbestellen komt dat of van de regering of het
parlement, maar hier is het echt aan de commissie.
- Agenda-setter: jaarlijks wetgevend plan. Dat betekent dat je met het recht van initiatief de
agenda kan maken voor de EU voor de komende tijd. Want, je hebt beperkte middelen
qua geld en tijd, dus als Europese commissie kun je zeggen, ik wil de komende jaren
inzetten op digitalisering van de markt, dus daar ga ik de meeste wetgeving op
voorstellen. Je hebt dus een belangrijke, sturende macht als commissie.
- Uitvoerende macht: bijv. op het gebied van financiën en externe betrekkingen etc.
kunnen zij vaak gedelegeerde besluitvorming aannemen. Dit leidt tot veel discussie, want
uiteindelijk is de Commissie niet gekozen, maar aangesteld. Weliswaar door het
Europees Parlement en het Europees Parlement kan ze wegsturen als ze geen
vertrouwen hebben, maar dat zal niet zo snel gebeuren. Dat betekent dat er allerlei
besluitvormingen tot stand komen die niet strikt genomen democratisch verantwoord
genomen kan worden.
- Watchdog: toezicht op lidstaten (inbreukprocedure, HC 10): zij hebben toezicht op
uitvoering en implementatie van EU recht van de lidstaten. In Nederland hebben we
behoorlijk wat inbreukprocedures gehad. Maar bijvoorbeeld een paar dagen geleden
stond in de Krant dat Nl subsidies heeft verstrekt aan natuurorganisaties en dat blijkt nu
, in strijd met het mededingingsrecht. De commissie kan dan een inbreukprocedure starten
tegen Nederland, omdat ze vinden dat wij iets hebben gedaan wat in strijd is met
Europees recht, of omdat wij een bepaalde richtlijn niet goed hebben geïmplementeerd.
Ook onderling leidt die verschillende bevoegdheden tot spanningen en het interessante is
dat het niet blijft bij spanningen, maar dat er ook echt recht over gesproken kan worden. De
commissie moet onafhankelijk zijn. Dus ook al komt Frans Timmerman uit Nederland en zit
Nederland ergens niet op te wachten, toch zal hij moeten werken vanuit het belang van de
EU. Dat is heel anders dan het nationale belang. Je ziet ook dat de commissarissen dat
doen. Ze doen hun nationale jas uit om vanuit de EU te denken. Belangrijk is om te weten
dat de commissie de meest Europeesrechtelijke instelling zijn, omdat ze onafhankelijk zijn.
De raad van ministers (‘The Council’)
- Bestaat uit een vakminister per lidstaat, art. 16(2): behartigd nationaal belang. Zij
behartigen de belangen van de lidstaten. Zo zie je dat Rutte als minister-president naar
Brussel gaat en zegt wat Nederland wil. Hier gaat het wel degelijk meer om nationaal
belang.
- Roulerende president, behalve voor buitenlandse zaken: nu is Duitsland voorzitter en dat
merk je gelijk. Een lidstaat mag een halfjaar de agenda bepalen en wil er dan echt iets
van maken. Duitsland probeert nu echt iets voor milieu te betekenen en dat levert een
belangrijke positie op.
- Wetgevende macht: beslist samen met EP over EU-wetgeving en begroting. Zij
beslissen, ze stellen dus niks voor over wetgeving en begroting. Vroeger had de Raad
van Ministers alle macht met betrekking tot wetgeving, maar dat is steeds verdeelder
geraakt met het Europees Parlement, juist om het democratisch gehalte te verhoren,
omdat de raad van ministers alleen indirect democratisch te legitimeren. Namelijk, omdat
ze wel Ministers zijn en die zijn wel gekozen in de lidstaten van het Parlement, maar niet
direct door het Europees Parlement.
- Tenzij anders bepaald stemt zij met gekwalificeerde meerderheid. Ook hier zie je een
ontwikkeling, namelijk vroeger werden de meeste besluiten en wetgeving vastgesteld
door unanimiteit van stemmen en dat is steeds meer veranderd naar gekwalificeerde
meerderheid van stemmen. Juist om die wetgeving aan te kunnen laten nemen, want als
je namelijk iedereen over de streep moet krijgen is dat heel moeilijk.
- Raad voert buitenlands beleid uit (GBVB)
De Europese Raad
De raad van Ministers is echt een instelling die vanaf het begin af aan bij de EU was, die
wetgeving vooral aanneemt. De Europese Raad is veel later ontwikkelt en is een totaal
politiek orgaan. Het is ontwikkeld omdat uiteindelijk, kijkend naar de geschiedenis, bleek dat
op hele belangrijke momenten, zoals een crisis bijvoorbeeld, de regeringsleiders bij elkaar
komen. Die gaan bij elkaar aan tafel zitten om er proberen uit te komen. Die praktijk is
ontstaan naast de vaste instellingen van de EU. Uiteindelijk heeft de EU gezegd, laten we
dan omdat dit toch al bestaat maar formeel vast laten leggen in het Verdrag van Lissabon.
Dit betekent ook dat ze een vaste voorzitter hebben
- Oefent politiek leiderschap uit
- Bestaat uit regeringsleiders en staatshoofden en voorzitter Commissie
- Vaste voorzitter sinds Lissabon (nu: Chales Michel)
- Besluitvorming dor consensus. Dit is het meest intergouvernementele en het meest
internationaalrechtelijke onderdeel is van de EU. Zij kwamen ook allemaal bij elkaar voor
het bespreken van het steunpakket van de coronacrisis, waarbij Rutte een belangrijke rol
had.
- Van essentieel belang voor verdragswijziging
, Het Europees Parlement
Dit is ook een typisch Europeesrechtelijke instelling. Dit zie je ook niet in Internationale
organisaties
- Bestaat uit 751 vertegenwoordigers van Unieburgers, politieke groepen. Deze
vertegenwoordigers zijn direct gekozen, dus de meest democratische van heel de EU.
Het bestaat uit allerlei politieke partijen, dus alle groene partijen van alle lidstaten hebben
zich verzameld zijn in het Europees Parlement weer samen een groene partij.
- Wetgevende macht: beslist samen met de Raad over wetgeving en begroting (‘gewone
wetgevingsprocedure’): het democratische gehalte van de EU is door de uitbreidende
macht van het Europees Parlement erg toegenomen. Omdat er is beslist bij het Verdrag
van Lissabon dat een hele hoop van de bevoegdheden die vroeger tot de lidstaten
behoren nu tot de EU behoren. Er wordt dan gebruik gemaakt van de gewone
wetgevingsprocedure. Er wordt gestemd door de Raad en het Europees parlement
samen en met gekwalificeerde meerderheid van de stemmen
- Democratische controle op alle EU werkzaamheden. Zij kunnen dus vragen stellen,
officieel alleen aan de commissie maar in de praktijk ook aan andere instellingen.
- Kan naar het HvJ stappen, en daarmee kunnen zij bepaalde zaken afdwingen. Zij kunnen
ook de commissie laten aftreden als er niet genoeg vertrouwen zijn en kunnen de
begroting afkeuren. De belangrijkste instellingen kunnen naar het HvJ en daarmee
bepaalde zaken afwingen.
De Europese rechter
- HvJ (en AGs), het Gerecht, gespecialiseerde rechtbanken
- ‘Verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van verdragen’,
art. 19(1).
- Arresten zijn collegiaal
- Interpretatiestijl: teleologisch (‘effet utile’): dus bijvoorbeeld er is jurisprudentie over een
verplichting tot bescherming van een milieugebied. Dan zal het HvJ kijken naar wat is de
doelstelling van deze richtlijn. Als de doelstelling is het beschermen van het milieu, dan
moet het ook in het licht van deze doestelling worden uitgelegd. Deze manier van
interpretatie is heel belangrijk en maakt de jurisprudentie heel dynamisch. Het heeft
enorm bijgedragen aan de ontwikkeling van het Europese recht.
We hebben dus ook van alle lidstaten een rechter die vertegenwoordigd is in de Europese
instellingen. Naast het HvJ heb je het Gerecht en dat is het soort eerste beroep.
Bijvoorbeeld, in mededingingszaken als bijv. Google een boete heeft gekregen vanwege
monopoliegedrag, dan zullen zij daartegen in beroep gaan en dat komt dan in eerste
instantie terecht bij het Gerecht. De meer constitutionele zaken, dus zowel prejudiciële
vragen en inbreukprocedures worden alleen gewezen door het HvJ. HvJ is een soort hoger
beroep. Het HvJ hebben een monopolie op het uitleggen van Europees recht. Dit komt
uitgebreid aan bod in HC10.
Andere (belangrijke) instellingen
1. Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en
veiligheidsbeleid: is een vrij nieuwe instelling. Dat is een soort minister van
buitenlandse zaken.
2. Europese Centrale bank: voorzitter is nu Christine Lugarde. De ECB is onafhankelijk,
moet onafhankelijk zijn en voert het monetaire beleid van de EU. Het heeft een enorme
belangrijke positie. Zij bepalen de rente etc. Deze bevoegdheden leveren af en toe
spanning uit. Zo hebben we ook een zaak die is gewezen door het Duitse constitutionele
Hof. Het ging over het opkopen van grote staatsschulden van lidstaten en Duitsland vond
dat de ECB daarmee buiten zijn bevoegdheden was getreden. Zij vonden dat zij juist
economisch beleid, begrotingsbeleid, uitvoerde en geen monetair beleid. Economisch
beleid behoort juist weer tot de lidstaten.
3. Rekenkamer