4.1 Psychopathology in middle childhood and adolescence
Project 1
Vignette 1
De Hart (2004) – Hoofdstuk 9. Cognitieve ontwikkeling in de vroege kindertijd
Preschoolers/kleuters, 2-5 jaar, hebben cognitieve skills die deels volwassen overkomen maar ook
deels erg kinderlijk zijn. Ze kunnen zich bijvoorbeeld al dingen mentaal inbeelden die er niet echt zijn
en consequenties van bepaalde acties van tevoren bedenken. Deze nieuwe skills ontstaan en bouwen
voort uit de oudere aangeleerd skills. Er zijn een aantal kernconcepten in de ontwikkeling van
kleuters:
- Ze nemen actief deel aan hun eigen ontwikkeling en zoeken naar oorzaken en gevolgen.
- Hun ontwikkeling heeft een wisselwerking met de omgeving (leren via beloning en observatie).
- Er wordt onderscheid gemaakt tussen specifieke en algemene ontwikkeling.
Kleuters hebben ook bepaalde cognitieve limitaties:
- Centratie: de neiging om maar 1 stuk informatie te gebruiken terwijl er meerdere stukken
relevant zijn. moeilijkheden met het integreren van meerdere stukken informatie. (welke auto
gaat sneller)
- Appearence- reality problem: de realiteit bepalen aan de hand van wat er op het oppervlak lijkt
te gebeuren. (blauw filter voor een voorwerp houden en weghalen)
- Aandacht en geheugen skills missen
- Egocentrisme: het niet kunnen aannemen van het perspectief van een ander.
Redeneringsvermogen kleuters oorzaak-gevolg (causaliteit)
Preoperational period: de periode van 2-7 jaar gekarakteriseerd door een onvermogen in het
gebruiken van logische technieken. (Piaget).
- Kinderen kunnen zich dingen inbeelden en treden verder dan de voorgaande sensorische wereld,
maar het redeneren is nog niet logisch.
Causaliteit (switchen tussen levels van 3-10 jaar)
Hoe bewegen de wolken?
- Level 1: De wolken bewegen als ik loop. Redenatie gebaseerd op hoe dingen lijken te zijn.
- Level 2: god of papa of mama besturen de wolken.
- Level 3: Natuurlijke oorzaken noemen die incorrect zijn zoals ‘de zonnestralen duwen de
wolken’.
- Level 4: benaderen van een volwassene uitleg, maar nog steeds incompleet.
Als de dingen die kleuters uit moeten leggen bekender en simpeler zijn, dan laten zij wel een
oorzaak- gevolg redenering zien. Ook neemt rond de vier jaar het gebruiken van magie als oorzaak
van iets af, en zien ze dit alleen nog binnen contexten van bijvoorbeeld een goochelaar.
Redeneringsvermogen kleuters levende en non- levende dingen
Kinderen leren in de kleutertijd beter wat levend en niet- levend is, maar dit onderscheid vinden ze
nog moeilijk. Ze denken bijvoorbeeld dat dieren leven en planten niet.
- Animisme is het toeschrijven van leven aan een niet- levend ding.
Bij de leeftijd van 4 jaar weten kinderen al dat levende dingen groeien en non- levende dingen niet.
Specifiekere kennis en een meer consistent onderscheid tussen levend en niet- levend komt rond de
6 jaar.
Redenering kleuters kwantiteit
Kleuters beginnen met het opdoen van kennis over kwantiteit zoals tellen, wegen, etc.
Conservatie
,Conservatie houdt in dat de inhoud van iets gelijk blijft ondanks het veranderen van de vorm.
Formule Einstein: E = mc2
1. Conservation of volume: de hoeveelheid vloeistof blijft gelijk ook als de vorm verandert doordat
je het in een ander glas giet. als eerste ontwikkeld in de midden kindertijd.
Stage 1: Kinderen van 4 jaar zijn non- conservers en gebruiken de regel des te hoger, des te meer
vloeistof.
Stage 2: Kinderen van 5-6 jaar zitten in een transitie periode en vragen zich af of hun antwoord
mogelijk fout is. Doordat centratie wegvalt is er geen limiet meer van een focus op één ding.
Stage 3: kinderen zijn ongeveer 7 jaar en begrijpen conservatie van vloeistof = mature conservation.
Kinderen leggen hun antwoord dan als volgt uit:
- Compensation: hoog en smal, kort en wijd.
- Reversibility: als je het water teruggooit is het weer gelijk.
- Identity: het water is nog steeds het water.
- Nothing added or substracted criterion: er is niks bijgevoegd of weggenomen.
2. Conservation of number: het aantal dingen in een rij blijft gelijk ook als je ze anders neerlegt.
3. Conservation of mass: de hoeveelheid van iets blijft gelijk ook als je de vorm verandert.
4. Conservation of length: de lengte van iets blijft gelijk ook als het gebogen of vervormd is.
Conservatie kan volgens Piaget niet worden aangeleerd omdat kinderen wereldervaring nodig
hebben en fysiek moeten groeien. Wel blijkt dat wat oudere kinderen (5-6) getraind kunnen worden
om conservatie iets eerder te begrijpen aan de hand van het verbergen van de hoogte van het glas.
Nummers
Kleuters worden rond 4 jaar steeds beter in conservarie van nummer. Dit kunnen ze wel nog alleen
bij kleine hoeveelheden voorwerpen.
Optellen en aftrekken
2-3 jaar oud: gebruiken de primitive rule waarbij het begin aantal in twee groepen wordt genegeerd
en de groep waar iets bij wordt gelegd altijd het meeste heeft en waar iets af wordt gehaald altijd het
minste heeft.
4-5 jaar: gebruiken de qualitative rule waarbij wordt gekeken naar het begin aantal in twee groepen
en of er verschil tussen zit, maar niet hoe groot dit verschil is. Als een kleinere groep een toevoeging
kreeg vonden ze dat beiden groepen nu evenveel hadden ook als er meer toevoegingen nodig waren.
6-7 jaar: gebruiken een quantitative rule waarbij het eerste verschil tussen twee groepen wordt
bekeken en ook hoe groot dit verschil is.
Tellen
Kinderen gebruiken vijf principes wanneer zij leren te tellen:
1. One-to-one principle: elk deel van een setje is gepaard aan één specifiek nummer. (elke
vinger linkt aan getal 1, 2, 3 etc. Hierdoor maken ze weleens fouten en tellen ze iets dubbel.
2. Stable-order principle: namen van getallen komen voor in een bepaalde volgorde en worden
gepaard met bepaalde voorwerpen. Kinderen leren ze via de vingers of andere lichaamsdelen
te tellen. Dit maakt het wel lastiger om getallen na de tien die abstract zijn te leren.
3. Cardinal principle: Het laatste getal in een rij getallen geeft de hoeveelheid van iets aan (3 ½
- 4 jaar).
4. Abstraction principle: het idee dat elke set van objecten geteld kan worden.
5. Order- irrelevant principle: het maakt niet uit in welke volgorde dingen worden geteld. (5
jaar)
Aan het einde van de pre- school / peuter periode begrijpen kinderen deze regels van tellen.
Meten
, Kleuters begrijpen het concept van lengte al snel maar vinden dit nog lastig als dingen andere
vormen aannemen. Ze hebben nog een kwalitatief idee van meten. Ze weten relatieve metingen te
maken zoals zien wat langer of korter is. Ze weten nog niet precies wat de lengtes zijn en kunnen nog
niet kwantitatief meten.
Logisch redeneren
Redenatie van kleuters gebruikt drie skills:
1. Classification: groeperen van dingen met gelijke karakteristieken zoals vorm en grootte.
Er wordt gesorteerd op basis van classes: een set objecten die als gelijken worden behandeld omdat
ze bepaalde kenmerken delen. Kinderen van drie jaar kunnen bepaalde dingen al sorteren maar pas
rond later worden ze hier beter in. Ze sorteren eerst nog op een kenmerk bijvoorbeeld kleur of vorm,
maar niet allebei tegelijk en houden zich aan een losse regel. Als ze 4 jaar zijn kunnen ze ook tussen
twee regels wisselen.
2. Seriation: dingen sorteren in een logische volgorde zoals klein naar groot
Sorteren van objecten in een rij van lang naar kort is nog lastig rond de kleutertijd (langste en kortste
is duidelijk maar alles ertussen lastig). Rond de 6 a 7 jaar kunnen ze dit wel. Kinderen leggen vaak
eerst een random rij aan lengtes neer en arrangeren deze hierna tot het goed ligt. Dit werkt voor 4
verschillende lengtes maar is lastiger zodra er meer lengtes gesorteerd moeten worden.
3. Transitive inference: de relatie tussen twee objecten begrijpen door te kijken naar hun
relatie met een derde object.
Kleuters hebben hier nog moeite mee maar kunnen het via training wel aanleren. Voorbeeld: Mikey
is groter dan Kevin en Dean is kleiner dan Kevin betekent dat Mikey de langste is.
Onderscheid maken tussen appearence en reality
Voorbeeld: een kat wordt een masker van een hond opgezet waarna de kinderen moeten zeggen
welk dier het is, wat het dier graag eet etc. Kinderen van 3-4 jaar zagen dit dier nu als een hond
terwijl kinderen van 5 en 6 jaar begrepen dat het een kat bleef. Eerst hebben ze er dus nog moeite
mee maar rond de 5-6 jaar begrijpen ze dat hoe iets eruit lijkt te zien niet altijd de realiteit is.
Aandacht en geheugen kleuters
Sensory register: informatie komt binnen (1 sec) en wordt, wanneer zich ervan bewust,
doorgestuurd.
Short- term/working memory: heeft een gelimiteerde capaciteit en slaap informatie kort op (10-20
sec).
Long- term memory: ontvangt sommige informatie van het werkgeheugen en slaat dit langer op. De
capaciteit is erg groot.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roosjulien. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.