,Inhoudsopgave
Week 1 – Ontwikkelingspsychologie inleiding en cognitieve ontwikkeling: denken en taal..............................5
Kan beschrijven hoe de ontwikkelingspsychologie zich vanuit historisch perspectief ontwikkeld heeft.............5
Kan beschrijven waar de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig houdt, inclusief de verschillende
ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen, en weet waarom kennis van dit gebied relevant is voor een
verpleegkundige...................................................................................................................................................5
Begrijpt de invloed van onderdeel uitmaken van een cohort op de ontwikkeling...............................................6
..............................................................................................................................................................................6
Begrijpt de visie óp en de belangrijkste uitgangspunten ván het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget....7
Kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen assimilatie en accommodatie
omschrijven en met voorbeelden concretiseren...................................................................................................7
Kent de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget, inclusief de verschillende
begrippen per stadium en deze begrippen illustreren aan de hand van voorbeelden.........................................7
Week 2: Sociaal emotionele ontwikkeling en hechting...................................................................................9
Begrijpt hoe de sociaal-emotionele ontwikkeling reeds in de babytijd wordt waargenomen in termen van
emoties uiten, emoties beleven en emoties begrijpen; en kent de verwante kenmerken/begrippen zoals
vreemdenangst, social referencing, zelfbesef en theory of mind (ToM)..............................................................9
Weet welke belangrijke theorieën er over hechting bestaan: ontwikkeling van hechting, vormen/kwaliteit van
hechting, de rol van opvoeders en het belang van hechting..............................................................................11
Kent de opzet en resultaten van bekende experimentele onderzoeken (Bowlby, Harlow, Spitz, Ainsworth) met
betrekking tot hechting......................................................................................................................................12
Begrijpt de psychodynamische visie op hechting van Mahler beschreven in het objectrelatiemodel, en begrijpt
het belang van ‘holding’ bij het separatie-individuatieproces...........................................................................13
Kan sociale en emotionele kenmerken verwoorden van veilig/onveilig gehechte kinderen die geobserveerd
zouden kunnen worden in de verpleegkundige praktijk.....................................................................................15
Week 3: Morele ontwikkeling en psychosociale ontwikkeling.......................................................................15
Begrijpt de verschillende psychologische perspectieven op de morele – of gewetensontwikkeling..................15
Begrijpt de theorie van Kohlberg op de (stadia van) morele ontwikkeling evenals de kritiekpunten op deze
zienswijze............................................................................................................................................................16
Weet welke vier aspecten aan moraal en geweten worden onderscheiden, onder andere schuld/schaamte. 17
Weet welke problemen tijdens gewetenvorming kunnen ontstaan wanneer een geweten te zwak of te streng
is..........................................................................................................................................................................17
Kent de psychosociale ontwikkelingsfasen van Erikson en begrijpt het belang van het goed oplossen van
crises...................................................................................................................................................................18
Weet de theorie van Erikson en Marcia over identiteitsontwikkeling en welk gedrag kenmerkend is bij de
verschillende identiteitsvormen..........................................................................................................................19
Denkt na over wat de werkwijze van een verpleegkundige in een bepaalde casus zegt over het morele niveau
van functioneren.................................................................................................................................................20
Leerdoelen week 4....................................................................................................................................... 21
Kan de huidige kinder- en jeugdpsychiatrie begrijpen in het licht van historische zienswijzen en
ontwikkelingen...................................................................................................................................................21
Kan zorgvragers/doelgroepen in de kinder- en jeugdpsychiatrie karakteriseren..............................................21
, Weet de verschillen tussen algemene psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie............................................22
Kan beschrijven hoe het diagnostisch proces voor kinderen en jeugdigen is georganiseerd en begrijpt dat
psychiatrische problematiek meervoudig en multidimensioneel is....................................................................23
Begrijpt dat de aard van de stoornis van invloed is op het behandel- /begeleidingsdoel en op de vorm van
behandeling/begeleiding....................................................................................................................................23
Kan verklaren hoe de ontwikkeling verstoord kan raken, bijv. door de invloed van kwetsbaar ouderschap....24
Weet wat kenmerkend is aan kinderen met aandachtstekort- en gedragsstoornissen en hoe dit effectief
behandeld kan worden.......................................................................................................................................24
Weet welke verpleegkundige interventies toegepast kunnen worden bij cliënten met een aandachtstekort -
en gedragsstoornissen........................................................................................................................................27
Week 5: Autismespectrumstoornis............................................................................................................... 29
Kan beschrijven wat (volgens de DSM-5) de diagnostische kenmerken zijn van kinderen en volwassenen met
een autismespectrumstoornis............................................................................................................................29
Weet de subtypen (volgens de DSM-4!) van de autistische stoornissen en kan de kenmerken omschrijven....29
Kan de belangrijkste oorzaken en verklaringsmodellen van autisme omschrijven............................................30
Begrijpt het begrip levensloopbegeleiding in relatie tot ASS en begrijpt het belang van een integrale
benadering ten aanzien van begeleiding bij de belangrijke levensdomeinen onderwijs en werk.....................31
Begrijpt factoren die van invloed zijn op het toenemend aantal ASS-diagnosen..............................................31
Weet welke begeleidings- en behandelvaardigheden een hulpverlener/verpleegkundige moet hebben in
relatie tot personen met ASS..............................................................................................................................32
Kan aangeven welke verschillende verpleegkundige interventies toegepast kunnen worden bij cliënten met
autisme / autistisch gedrag................................................................................................................................32
Week 6: Verstandelijke beperking bij kinderen/jongeren.............................................................................33
Kan de invloed beschrijven van de verstandelijke beperking op verschillende ontwikkelingsgebieden
(cognitieve, sociaalemotionele, zintuigelijke, motorische, taal)........................................................................33
Kan uitleggen wat kenmerkend probleemgedrag is bij mensen met een verstandelijke beperking en hoe dit
gedrag systematisch in kaart kan worden gebracht volgens de 4 punten van Heijkoop...................................34
Kent belangrijke oorzaken van en visies op probleemgedrag bij verstandelijk beperkten................................34
Weet welke (psychiatrische) problematiek kan spelen bij mensen met een verstandelijke beperking, wat
hiervan de mogelijke oorzaken zijn en tot welke ‘probleemgedragingen’ dit kan leiden..................................35
Begrijpt hoe de visie op probleemgedrag bij verstandelijk beperkten in relatie staat tot het oplossen ervan en
welke professionals/partijen bij dit proces van ‘begrijpen en oplossen’ ingeschakeld kunnen worden............36
Kent het model van Heijkoop (‘de persoon’ genaamd) om probleemgedrag bij verstandelijk beperkten op te
lossen..................................................................................................................................................................37
Kent verschillende (verpleegkundige) interventies/methoden, waaronder Gentle teaching, die gebruikt
worden bij het beheersen/oplossen van probleemgedrag bij verstandelijk beperkten.....................................38
Week 7: Sociologie....................................................................................................................................... 38
Weet welke historische zienswijzen er zijn geweest op mensen met psychiatrische problemen of mensen een
verstandelijke beperking....................................................................................................................................38
Weet wat kenmerkend is aan het medische model en welke invloed dit model heeft gehad op
(verpleegkundige) zorgverlening aan volwassenen en jeugdigen met psychiatrische stoornissen of met een
verstandelijke beperking, zowel in als buiten de instelling (thuis- / gezinszorg)...............................................39
Begrijpt het verband tussen het medische model en de intramuralisering van de (gehandicapten)zorg.........39
, Kan uitleggen welke kritische kanttekeningen bij het medisch model zijn geplaatst en welke alternatieve
visies op psychiatrische stoornissen of verstandelijke beperking hieruit zijn voortgevloeid evenals de visies op
de (verpleegkundige) zorg voor deze cliëntgroepen..........................................................................................39
Begrijpt welke maatschappelijke ontwikkelingen het medisch model of intramuralisering in de hand heeft
gewerkt en welke gevolgen dit heeft gehad voor kwetsbare doelgroepen wat betreft hun interactie mét en de
participatie ín de samenleving]..........................................................................................................................40
Begrijpt om welke redenen er een extramuraliserende trend waarneembaar is in Nederland.........................40
Begrijpt de wijze waarop professionele zorg en ondersteuning aan kwetsbare groepen georganiseerd is in
zorgwetten zoals WLZ en WMO.........................................................................................................................41
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veran. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.