Hoofdstuk 8 is niet behandeld bij het vak Sociaal Emotionele Ontwikkeling in Opvang en Onderwijs. Daarom is dat het enige hoofdstuk dat ontbreekt in de samenvatting.
The Child at school: Interactions with peers and
teachers
Hoofdstuk 1: Een introductie op het kind op school.
Inleiding: Gebaseerd op het sociaal leven van de kinderen. Gekeken naar
gedrag tijdens de pauze’s op school. Hierbij gaat het om de interactie
tussen kinderen.
Het doel is om een algemeen perspectief te bieden op interacties (dus
geen onderscheid te maken in interactie met de leerkracht en met het
kind) en ook op verschillende typen interacties. Draait vooral om de social-
nature en de sociale interactie tussen mensen en niet de sociaal-
emotionele ontwikkeling.
Kinderen die tijdens de pauze of op andere momenten veel interacteren
met een vriend, ontwikkelen zich beter dan de kinderen die weinig
vrienden hebben en dus interacteren met kinderen die niet hun vrienden
zijn.
Twee manieren om naar ontwikkeling te kijken:
- Vygotsky/Piaget: zien het kind als een onaf/incomplete
volwassene. Continu proces tot het worden van een volwassene. Het
gedrag van kinderen wordt hierbij ook vergeleken met het gedrag
van ouders. Infancy en early childhood worden gezien als kritische
periode volgens deze ontwikkelingstheorie.
- Bateson/Kagan: Ziet elke ontwikkelingsvorm samen met een
bepaalde tijd. (fasen). Hierbij wordt bijvoorbeeld egocentrisch
gedrag niet gezien als onvolwassen gedrag, maar meer een
aanpassing van het kind aan de behoeften die hij in die periode
nodig heeft, daar gedraagt hij zich naar. Dit kan per kind verschillen,
zijn individuele behoeften zijn hierbij van belang (het ene kind is
eerder in een bepaald stadium dan de ander of slaat misschien wel
een stadium over). Ook hier wordt er gekeken naar kritische en
sensitieve perioden. Kritisch: het moet binnen deze periode, anders
zal de bepaalde gedraging zich niet ontwikkelen. Sensitief: meer
optimale periode om het te ontwikkelen.
Homotypische continuïteit: zelfde soort gedrag wordt getoond over de
tijd. (kind vertoond erg actief gedrag vanaf peutertijd tot groep 8). (dit
komt minder vaak voor in de eerste 10 levensjaren).
Heterotypische continuïteit: de letterlijke gedragingen zijn
verschillend, maar het hoort thuis onder dezelfde categorie. (iemand vindt
het leuk om spreekbeurten te geven of de beurt te krijgen in de klas, op
latere leeftijd gaat hij presenteren in een theater).
,Hoofdstuk 8: Interaction in the classroom – Teacher-pupil
interactions
3 functies van interacties van leerkrachten:
1. Executive: leiderschap aan de leerlingen geven.
2. Interactive: face-to-face instructie met de leerlingen
3. Organizational: werken met ouders, collega’s en anderen.
Descriptief onderzoek op lesgeven
Uit meerder onderzoeken komt naar voren dat de meeste tijd in de klas
wordt gespendeerd aan individueel werk. Maar het grootste deel van
contact met de leerkracht is niet individueel. (Of uitleg aan de hele groep
en wanneer de leerkracht individueel gaat begrijpen, krijgt maar een klein
deel van de klas hulp). Het contact dat ze wel met de leerkracht hebben is
vooral zakelijk.
Onderzoek naar de effecten van lesgeven
Hier wordt gekeken wat de verschillen in interactie van leerkrachten met
hun leerlingen voor invloed heeft op de onderwijsprogressie bij de
leerlingen. Dus lesgeven is de onafhankelijke variabele en
onderwijsprogressie van leerlingen de afhankelijke variabele.
Proces-product onderzoek: onderzoek van effect van het proces (wat
de leerkracht daadwerkelijk doet) op het product (de vooruitgang van
leerlingen op schoolgebied).
Eerder onderzoek gaf 4 variabelen aan:
1. Presage/voorspellende variabelen: de opgedane ervaringen,
vaardigheden en trainingen die de leerkracht heeft gehad,
intelligentie en motivatie.
2. Context variabelen: sociale klasse, houdingen, mogelijkheden voor
leerlingen, school/klas contexten als klassengrootte.
3. Proces variabelen: Kind en leerkracht gedrag.
4. Product variabelen: aangeboden schoolvakken.
Uit verschillende onderzoeken komen deze ‘fundamentele functies van
instructies’
Checken van gemaakte werk van voorgaande dagen (opnieuw
uitleggen wanneer nodig).
Nieuwe inhouden/vaardigheden aanbieden.
Begeleiden van de praktijken van studenten (checken of zij het
begrijpen).
Feedback geven en corrigeren (opnieuw uitleggen wanneer nodig).
Aanmoedigen van zelfstandig werken van leerlingen.
, Uitvoeren van wekelijkse/maandelijkse beoordelingen.
3 algemene conclusies van gedrag van leerkrachten komen naar voren:
1. Leerkrachten maken het verschil. De ene krijgt meer prestatie uit de
leerlingen dan de ander.
2. De omgeving is ook van belang. Dus leerkrachten die een rijke
leeromgeving creëren, vergroten de tijd voor activiteiten om beter te
worden op een bepaald gebied en hechten er meer waarde aan dat
de leerlingen progressie boeken.
3. Goede leerkrachten besteden veel tijd aan actieve instructie voor de
leerlingen. De instructie is vaak interactief: meer contact tussen
leerkracht-leerling en minder ‘zitwerk’.
Active teaching: veel interactie tussen leerkracht en leerlingen over het
onderwerp dat zij moeten leren (dus niet over gedrag o.i.d.). Hierbij
worden veel vragen gesteld en er wordt feedback gegeven en minder als
lectuur.
Direct instruction: expliciete stapsgewijze instructie. (uitleg, voordoen,
samen oefenen, vragen stellen, zelf oefenen).
Effectieve leerkracht vaardigheden:
- Structureren van leerling-ervaringen.
- Aanbieden in kleine stapjes, maar wel met vlot tempo.
- Gedetailleerde en overvloedige instructie, uitleg en voorbeelden.
- Stel vragen en laat de kinderen zelf uitvoeren.
- Geef feedback en correcties (vooral wanneer nieuwe stof wordt
geleerd).
- Een leerling-succes ratio van 80% behalen.
- Verdeel grote opdrachten in kleine delen en kijk het na.
- Extra werk bieden.
Het is van algemeen belang dat er veel contact is tussen leerkracht en
leerling. Het gaat fout wanneer leerlingen voor te lange tijd individueel
moeten werken. Hier gaan de schoolresultaten minder van vooruit.
Op welke basis zou de effectiviteit van lesgeven worden beoordeeld?
Biggs en Moore onderscheiden 3 factoren:
1. Overdracht van kennis
2. Effectieve instrumentatie van leerkracht-vaardigheden
3. Facilitatie van leren (kwalitatieve, instructionele en kwantitatieve
factoren)
Wat zou het niveau moeten zijn waarop we kijken naar verschillen tussen
leerkrachten?
Het lesgeven is te complex om leerkrachten in te delen binnen stijlen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Mel94. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.