Sternocleidomastoïdeus:
Origo: manubrium sterni, clavicula
Insertie: proc. mastoideus en linea nucalis
superior
Functie: lateroflexie van het hoofd naar de
ipsilaterale zijde, rotatie van het hoofd naar de
contralaterale zijde.
Innervatie: n. accessorius, plexus cervicalis
Trapezius pars descendens:
Origo: os occiputale, procc. spinosi van alle
halswervels
Insertie: clavicula
Functie: trekt scapula naar boven en draait deze
naar buiten, neigt het hoofd naar de ipsilaterale
zijde en draait het naar de contralaterale zijde.
Innervatie: n. accesorius en plexus cervicalis
,Algemeen.
Wanneer je een spier op rek gaat brengen voer je 5x 30seconden
milde rek uit op deze spier.
Bij een spierkracht test houdt je de spier 30seconden vast.
Cervicothoracale overgang: C6- Th4 (waar de thoracale wervels nog
rotatie geven).
De rotatiemogelijkheid in de hoog cervicale wervelkolom wordt
bepaald door de anatomische vorm van deze wervels.
De knobbel die je op je achterhoofd voelt is de protuberantia
occipitalis externa. Om te kunnen differentiëren tussen C6-C7->
wanneer de nek in flexie is voel je twee duidelijke proc. spinosi. Om
C6 van C7 te kunnen scheiden palpeer je beide spinosi, daarna laat
je de patiënt een extensie van de nek maken. De wervel die
verdwijnt is C6, de wervel die je blijft voelen is C7.
De niveaus van Th1-Th7 vertonen meestal een rechtstreekse
verbinding van ribben en ribkraakbeen van dezelfde niveaus met
het sternum.
De niveaus Th8- Th12 vertonen meestal een onrechtstreekse
verbinding van de ribben met het sternum via het gezamenlijke
ribkraakbeen.
Er is geen verbinding meer met het sternum via ribkraakbeen voor
de zwevende ribben.
Toracaal is er doorgaans een relatief beperkte flexie en extensie ten
opzichte van de cervicale en lumbale wervelkolom. Er is een
toename van flexie en extensie in de toracolumbale overgang
(Th11- L1). Er is in de cervicale wervelkolom een beperkte
lateroflexie mogelijkheid in vergelijking met lumbaal.
De bewegingen kunnen door verschillende redenen worden geremd:
compressie van de ribben, costovertebrale ligamenten, rek van
buikspieren, torsie van het ribkraakbeen. Angulus inferior is
ongeveer gelijk aan Th8, wanneer je de ribbenboog af palpeert kom
je op Th 12 uit.
Wanneer een patiënt nekpijn ervaart hangt dit vaak samen met een
probleem in de coördinatie en het uithoudingsvermogen van de
diepe flexoren.
Vena subclavia:
Dit is de ondersleutelbeen ader, het is de ader die links en rechts
onder het sleutelbeen doorloopt. De vena subclavia ontvangt
zuurstof arm bloed vanuit de armen en schouders via de vena
axillaris en mondt samen met de vena jugularis uit in de vena
brachiocephalica, die weer uitmondt in de vena cava superior.
, In de linker en rechter angulus venosus mondt een aantal
lymfevaten uit. Het grootste lymfevat van het lichaam, de ductus
thoracicus, mondt uit ind e linker angulus venosus.
Arteria Subclavia:
Dit is de ondersleutelbeenslagader die de armen voor het grootste
deel van bloed verziet. Ter hoogte van de oksel heeft het de naam
arteria axillaris en als voortzetting in de bovenarm arteria brachialis.
De arteria subclavia ontspringt links rechtstreeks uit de aortaboog
en rechts via de truncus brachiocephalicus ook uit de aortaboog.
Vanuit het hart zal het bloed dus, vanaf de aortaklep via de aorta
ascendens, de aortaboog en voor de rechterkant detruncus
brachiocephalicus de armen bereiken.
Plexus Brachialis:
Ook wel armvlecht genoemd en is een knooppunt van zenuwvezels
die de arm bezenuwen. De plexus brachialis bestaat uit vezels van
de rami ventralis van de onderste cervicale en bovenste thoracale
ruggenmergsegmenten, specifiek C5 tot Th1. De plexus brachialis
loopt door de nek, de oksel en vervolgens door in de arm.
Hoog cervicale arthrokinematica.
De hoog cervicale arthrokinematica wordt gekenmerkt door
beenverbindingen met ventrale gewrichtsfacetten. Deze hebben
een afwijking qua afmeting, curvatuur en oriëntatie in vergelijking
met de rest.
C0-C1 en C1-C2 hebben een beenverbinding en hebben geen disci.
Op niveau C0-C1 is de rotatie erg beperkt of onmogelijk, de meest
voorkomende bewegingen op dit niveau zijn flexie en extensie.
Op niveau C1-C2 staat rotatie juist meer op de voorgrond, op dit
niveau is de lateroflexie beperkt.
Bewegingen hoog cervicaal worden gestuurd en geremd door
ligamenten die in deze regio voorkomen.
Flexie: Zowel op C0-C1 als op C1-C2 rolt het occiput naar ventraal
en de occipitale condylen naar dorsaal.
De flexie beweging op C0-C2 wordt beperkt door beenderig contact
tussen de ventrale rand van het foramen magnum, de dens van C2
en het membrana tectoria.
Extensie: Bij extensie voeren de occipitale condylen een
rolbeweging uit naar dorsaal, deze gaat samen met een schuif naar
ventraal.
Bij een extensie beweging worden de ventrale ligamenten op
spanning gebracht en de afstand tussen het occiput en de
processus spinosi van C2 verkleind.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mariellevandelaar. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.