Communicatie: Media-ethiek
1. Wat is ethiek?
De aandacht voor ethische vraagstukken en voor publicaties daarover is de laatste
tijd sterk toegenomen. Naast de gezondheidsethiek. De bio-ethiek en de
bedrijfsethiek mag ook de media-ethiek, in het bijzonder de beroepsethiek van
journalist en programmamaker, zich in de groeiende belangstelling verheugen.
Journalisten hebben een haat-liefdeverhouding met de ethiek. Journalistieke ethiek is
in tegenstelling tot de gezondheidsethiek slechts incidenteel in de actualiteit. Denk
bijvoorbeeld aan berichtgeving bij ontvoeringen en vliegtuigrampen. Buiten de kring
van journalisten en andere directe betrokkenen trekken journalistiek-ethische
kwesties, behoudens geruchtmakende incidenten, doorgaans weinig aandacht. Toch
is er op het terrein van de massamedia een stormachtige ontwikkeling gaande die
zich niet beperkt tot de media zelf, maar waarmee iedereen te maken heeft. Morele
kwesties zijn er ook volop in andere sectoren van de communicatiebranche en ook in
de reclamewereld.
Ethiek = een gedragswetenschap die zich bezighoudt met reflectie op de moraal.
Een reflectie op het geheel van waarden, normen en regels die in een bepaalde
sociale context het gedrag reguleren vanuit het gezichtspunt van wat wel en niet
behoort, wat wel en niet mag, wat juist is en wat onjuist is. Welk handelen is in de
gegeven situatie het meest verantwoordt?
Ethiek van journalisten en moraal van het zaken doen. Ethiek als wetenschap is
reflectie op de moraal. Moraal = het geheel van gedragsregels, normen en waarden
dat binnen een bepaalde gemeenschap als vanzelfsprekend wordt aanvaard en
nageleefd. In de ethiek worden morele vraagstukken zoveel mogelijk op een
wetenschappelijke wijze benaderd, dat wil zeggen rationeel en methodisch. Met
rationeel wordt bedoeld dat in de ethiek alleen beroep mogelijk is op natuurlijke
menselijke kernvermogens en dat het gaat om redelijke argumentatie. Wanneer
ethiek methodisch te werk gaat, wordt bedoeld dat de reflectie zich in een aantal
fasen voltrekt.
Allereerst is het zaak te zorgen voor terminologische helderheid en voor een
duidelijke probleembeschrijving. De ethiek als vak duikt daar op waar het
vanzelfsprekende ophoudt en de eensgezindheid verdwijnt. De behoefte naar ethiek
wordt groter naarmate zich meer morele dilemma’s voordoen en er geen sprake is
van overeenstemming. Waar sprake is van een moreel dilemma, zijn conflicterende
normen in het spel, het is dan zaak te onderzoeken waar het conflict precies schuilt.
Welke normen worden gehanteerd door handhavers van de oude situatie en welke
door de pleitbezorgers van veranderingen? Vervolgens dient te worden
geanalyseerd, wat in kaart werd gebracht. Hoe kijken betrokkenen ertegenaan? Etc.
Daarna worden de gehanteerde normen en achterliggende waarden kritisch getoetst.
Hier is uiteraard ook aan de orde aan welk criterium die toetsing plaatsvindt. In het
verlengde van deze kritische toetsing kan het formuleren van voorstellen liggen om
te komen tot een oplossing of minstens tot een zo groot mogelijke overeenstemming.
Het doel van de ethische reflectie is het tot stand brengen van een zo groot mogelijke
overeenstemming over morele richtlijnen, liefst op basis van gedeelde morele
,uitgangspunten. Morele regels hebben een dubbele functie: ze zijn oriëntatiepunten
voorafgaand aan het handelen en toetsingscriteria achteraf.
De termen ethiek en recht worden vaak ten onrechte als min of meer identieke
begrippen beschouwd. Bij beide gaat het immers om individuele en maatschappelijke
waarden en normen, om de onderlinge afweging tussen beide en fundamentele
beginselen. Bij recht kan een jurist zich echter niet tot waarden en normen beperken,
maar moet ook de rechtsregels in hun werking en toepassing bestuderen en verder
uitwerken. Ook moet hij het bestaande recht en de jurisprudentie betrekken in zijn
beschouwingen en zijn analyse van normen en waarden. Waar de ethiek de in de
samenleving heersende morele pluriformiteit als een gegeven beschouwd, met het
recht een voor allen geldend rechtssysteem creëren, dat reguleert waar nodig en
vrijheid biedt waar mogelijk. Het recht mag zich bij een verschil van ethische
opvattingen niet met één ethische visie identificeren. Een ander verschil is dat
ethische normen niet bindend zijn en dat het naleven ervan niet door sancties kan
worden afgedwongen. Rechtsregels tenderen vaak naar een minimum van
menswaardig handelen, de ethische norm kan vaak strenger zijn en het terrein van
het juridisch toelaatbare kan ruimer zijn dan het ethisch aanvaardbare. Bovendien
wordt niet alles door de overheid en het recht geregeld, de vrije ruimte biedt
mogelijkheid voor maatschappelijke zelfregulering en dus voor ethiek. Soms is wat
ethisch geboden is, juridisch niet toegestaan. Zo kan een wetsovertreding moreel
gewenst of zelfs geboden zijn. Soms worden moraal en ethiek als iets gezien voor in
de privésfeer en recht als iets voor in de publieke sfeer. In de ethiek schuilt zowel
een persoonlijke als een maatschappelijke component, terwijl het recht alleen en
maatschappelijke component bevat: de rechten en plichten van burgers in hun
onderlinge betrekkingen en in de verhouding met de overheid.
In de beroepsethiek is de deductieve benadering verdrongen door de inductieve. De
wijze waarop collega’s soortgelijke kwesties hebben opgelost wordt een
inspiratiebron, zonder tot regel verheven te worden. Ook in de beroepsethiek is een
individualiserings- en privatiseringsproces aan de gang: het is van primair belang dat
ik tevreden ben met een bepaalde handelswijze: niet of anderen dat zijn. Slechts een
beperkt aantal beroepen houdt er een uitgewerkte beroepsethiek en een
gedragscode op na. Het gaat dan om speciale beroepen (professies) die een vitale
en door de samenleving belangrijke geachte waarde (gezondheid bijvoorbeeld)
behartigen. In veel gevallen beschikt een beroepsorganisatie over de mogelijkheid tot
tuchtrechtspraak. Qua journalistiek spreekt Wentink tot semiprofessionalisme.
Journalistieke beroepen zijn geen professies in de traditionele zin van het woord,
maar wel beroepen die bezig zijn zich te professionaliseren. De mate van
professionalisering hangt nauw samen met de professionalisering in de branche.
, 2. Media-ethiek of communicatie-ethiek?
Media-ethiek houdt zich bezig met de reflectie op het functioneren van de
massamedia, meer in het bijzonder op de probleemsituaties die samenhangen met
de informatievoorziening door middel van de massamedia. We zouden ook van
communicatie-ethiek kunnen spreken, althans als ‘communicatie’ wordt afgebakend
zoals communicatiewetenschappers dat doen. Journalisten, programmamakers en
producenten bij radio en televisie hebben in elk geval één eigenschap
gemeenschappelijk, hoe uiteenlopend hun werk en hun intenties ook zijn: ze
verspreiden dagelijks hun boodschappen via de media naar een groot publiek. We
hanteren de term ‘massa-ethiek’ om aan te geven dat het verspreiden van
boodschappen via de massamedia centraal staat.
Tot het domein van de ‘media-ethiek’ behoort allereerst de beroepsethiek van diverse
categorieën zenders (journalist, communicatieprofessional, programmamaker).
Hoewel het hoofdaccent zal blijven liggen bij de zenders, zou een omvattende
media-ethiek oog moeten hebben voor de taken en verantwoordelijkheden van
zender en ontvanger als ook voor de ethische aspecten van mediastructuren en –
systemen. De ontvangersethiek is in ons land vooral door Van der Meiden en de Meij
aan de orde gesteld. Van der Meiden schreed over publieksvrijheid die meer zou
moeten inhouden dan het opzeggen van een abonnement of het omdraaien van de
knop. Ook de Meij wees op het gegeven dat de ontvanger zich ontwikkeld heeft ‘van
object of doelwit van de uitingsvrijheid tot een zelfstandig subject binnen de
communicatievrijheid, of zelfs tot drager van een eigen zelfstandig grondrecht.’
Inmiddels kan echter gesteld worden dat de aandacht door een ethiek van
mediaconsumenten volledig is weggeëbd.
Het bestaan van een journalistieke ethiek wordt niet door iedereen erkend. In kringen
van journalisten roept het begrip wel associaties op met een te verheven en
pretentieuze vakopvatting, als zouden journalisten er een meer ontwikkeld en een
hoger besef op nahouden dan andere bevolkingsgroepen. Daarom laten zij niet na te
benadrukken dat zij juridisch en moreel dezelfde speelruimte hebben als alle andere
inwoners van dit land. Het algemeen normbesef en ieders verantwoordelijkheid voor
de wet. Een journalist onderscheid zich alleen van zijn medeburgers door zijn
vakmatigheid. Omdat burgers in een grote mate afhankelijk zijn van de media, kan
gesteld worden dat journalisten een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben,
die inhoud dat ze integer, betrouwbaar en zorgvuldig moeten handelen. Omdat de
journalistiek wordt beoefend vanuit de grondwettelijk aan alle burgers gegarandeerde
vrijheid van meningsuiting en dus geen beroepsgroep is met duidelijk omschreven
opleidingseisen en een beschermde beroepstitel, behoort de journalistiek niet tot de
zogeheten professies.
Na WOII werd het principe van ‘social responsibility of the press’ onwikkeld in
Amerika. Daar bestond een zeer liberaal persklimaat. In een vrije markteconomie zou
de waarheid in een ‘free market place of ideas and information’ als vanzelf komen
bovendrijven. In beginsel zou iedereen een krant kunnen uitgeven volgens zijn eigen
opvattingen en nieuwscriteria. In de praktijk bleek persvrijheid echter in toenemende
mate een ondernemersvrijheid te worden. De zeggenschap over de pers lag in de