Samenvatting van de hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 (deels), 10, 11, 14, 16, 17, 18 en 19 uit Eriksen's boek Small Places, Large Issues (Antropologie)
H1. Introduction: Comparison and Context
Sociale en culturele antropologie interesseert zich in de hele menselijke
maatschappij en probeert de connecties tussen verschillende aspecten
van ons bestaan te begrijpen. Het gaat hier enerzijds over sociale en
culturele variatie in de wereld, maar anderzijds ook over de
overeenkomsten tussen sociale systemen en menselijke relaties.
Antropologen willen bovendien connecties binnen samenlevingen en
tussen samenlevingen begrijpen.
Het woord antropologie is een samensmelting van het Griekse
‘antropos’ en ‘logos’: mens en rede. Het kan vertaald worden als ‘kennis
over mensen’. Sociale antropologie is dan kennis over mensen in
samenlevingen. Het woord ‘cultuur’ komt van het Latijnse ‘colere’, wat
‘cultiveren’ betekent. Culturele antropologie is dan de kennis over
gecultiveerde mensen; het gaat dus over dié aspecten van de mens die
niet natuurlijk zijn. Er zijn wel 161 verschillende definities van cultuur
(Kluckhohn en Kroeber), het is dus een moeilijk begrip. Wij zien cultuur nu
voor het gemak als de mogelijkheden, noties en vormen van gedrag die
personen hebben verworven als leden van de maatschappij (Tylor en
Geertz). Cultuur draagt een ambiguïteit met zich mee: aan de ene kant is
elk mens equally cultural (een overeenkomst binnen de menselijkheid),
aan de andere kant hebben mensen verschillende mogelijkheden,
gewoontes, noties (mensen zijn verschillend door cultuur). De relatie
tussen cultuur en maatschappij kun je beschrijven als dat cultuur refereert
naar de verkregen, cognitieve en symbolische aspecten van het bestaan,
daar waar maatschappij naar de sociale organisatie van het menselijk
leven, de patronen van interactie en de machtsrelaties verwijst. Je kan
geen stempel op antropologisch onderzoek drukken, toch is het altijd:
comparatief, empirisch en met een globale focus (niet slechts één regio
belangrijker dan andere).
Het centrale probleem van antropologie is volgens Carrithers de diversiteit
van het menselijke sociale leven. Antropologisch onderzoek zoekt de
balans tussen overeenkomsten en verschillen, theoretische vragen hebben
daarom vaak gedraaid om de vraag universaliteit versus relativisme: in
hoeverre hebben alle culturen of mensen iets gemeen en in hoeverre is elk
van hun uniek? Dit komt goed naar voren in het probleem van
etnocentrisme.
Een cultuur moet begrepen worden vanuit haar eigen terminologie.
We moeten dus uitkijken voor een universele schaal waarop we alle
samenlevingen beoordelen. Etnocentrisme komt van het Griekse ‘ethnos’
(‘a people’). Het betekent andere mensen evalueren vanuit je eigen
,oogpunt en deze in je eigen termen beschrijven. Iemands eigen ‘ethnos’
wordt letterlijk centraal gezet, hierin worden anderen vaak gezien als
inferieur. Cultureel relativisme wordt vaak gezien als het
tegenovergestelde van etnocentrisme. Dit zegt dat culturen kwalitatief
verschillen en hun eigen logica hebben, hierdoor is het wetenschappelijk
absurd om ze te ‘ranken’ op een schaal. Je kunt niet zeggen dat de ene
cultuur beter is dan de andere. Je kunt cultureel relativisme en
etnocentrisme echter niet zien als simpel twee uitersten. Het bevat zélf
namelijk geen moreel principe.
H2. A Brief History of Anthropology
Antropologie is (zoals wij het nu kennen) opgekomen in de 20e eeuw maar
heeft voorlopers uit de geschiedenis, geografie, filosofie en reisverhalen
uit oudere tijden. Er is geen neutrale geschiedenis van antropologie, wat
volgt in dit stuk tekst is daarom een poging om een beschrijving te geven
van de ontwikkeling van het subject.
PROTO-ANTROPOLOGIE
De geschiedkundige Herodotus (Griekse tijd) schreef over ‘barbaarse’
mensen en vergeleek hun gebruiken met dat van de Athenenaren. De
Griekse Sofisten waren misschien wel de eerste filosofische relativisten (er
is geen absolute waarheid, alles is context-gebonden). De Grieken misten
echter óf theorie, óf empirische bewijzen.
De Tunesische intelectueel Ibn Khaldun (1332-1406: Muqaddimah)
observeerde de wet, educatie, politiek en economie. Hij ziet sociale
cohesie als de sleutel om historische verandering aan te tonen.
In Europa had je de Renaissance en de Europese exploitatie
van verre landen. Denk aan namen als de Montaigne (16e eeuw), Hobbes
(17e eeuw) en Giambattista Vico (18e eeuw): zij probeerden culturele
verschillen en globale culturele geschiedenis in kaart te brengen. In de
Verlichting zei Hume dat ervaring de enige betrouwbare vorm van kennis
is. De Duitse Herder zei dat ieder Volk zijn eigen Geist (ziel) had en daarom
het recht had om haar eigen gebruiken en waarden te behouden.
VICTORIAANSE ANTROPOLOGIE
Karakteristiek van deze 19e eeuwse antropologie is het geloof in sociale
evolutie. De eeuw werd dan ook gedomineerd door optimisme in
technologie en Europese kolonisatie (Kipling: the white man’s burden:
onze tak om de barbaren de civiliseren). Henry Maine (UK) en Lewis Henry
Morgan (US) presenteerden beiden evolutionistische modellen van variatie
en verandering. Maine (Ancient Law) maakt een onderscheid tussen status
en contract samenlevingen (later traditioneel-modern) of hoe Tönnies het
noemde: Gemeinschaft (community) versus Gesellschaft (society). Morgan
(Ancient Society) beschreef zeven niveaus (van barbaars tot civilisatie).
Ook zag hij verwantschap (kinship) als de sleutel naar het begrijpen van
een samenleving.
, Edward Tylor gaf de definitie aan cultuur die wij nog steeds
gebruiken. Zijn student James Frazer en hij waren evolutionisten. Zij
inspireerden Darwins Origin of Species. Omdat de wetenschappers meer
betrouwbare data wilden, gingen ze zelf op expedities. Het Oostenrijks-
Duitse Diffusionisme werd gezien als een alternatief én een aanvulling op
de evolutionistische denkwijze. Het is de theorie van de historische
verspreiding van culturele eigenschappen. De antropologie van vandaag
wordt vooral geassocieerd met e werken van Franz Boas (USA), A.R.
Radcliffe-Brown en Bronislav Malinowski (UK) en Marcel Mauss (FR).
BOAS AND CULTURAL RELATIVISM (1858-1942)
Boas bestudeerde Eskimo’s en de Kwakiutl indianen rond 1890. Hij zei dat
elke cultuur in in haar eigen termen begrepen moest worden en dat het
wetenschappelijk misleidend zou zijn om andere culturen volgens
westerse, etnografische termen te beoordelen. Hij promootte ook het
historisch particularisme: alle culturen hebben hun eigen unieke
geschiedenis en dit kan niet teruggedrongen worden tot slechts een
categorie in een universalistisch schema van ontwikkeling. In The Mind of
Primintive Man zei hij dat antropologie geëngageerd moest worden in het
belang van de bedreigde inheemse stammen. Een van Boas’ vrienden
Edward Sapir stelde de Sapir-Whorf hypothese op: een taal bepaald
cognitie.
THE TWO BRITISCH SCHOOLS: MALINOWSKI (1884-1942) EN RADCLIFFE-
BROWN
Malinowski wilde de lokale taal van zijn onderzoeksobject graag leren en
zich begeven in het alledaagse leven van de stammen. Hij zei dat alle
institutie uit een samenleving intrinsiek aan elkaar gebonden zijn en je
daarom een cultureel fenomeen in haar gehele context moet zien. Hij zei
ook dat aangeboren menselijke behoeftes de drijvende kracht achter de
ontwikkeling van sociale instituties zijn, zijn soort functionalisme wordt
daarom vaak bio-psychologisch functionalisme genoemd.
A.R Radcliffe-Brown (1881-1955) zei dat de meeste sociale en
culturele fenomenen gezien konden worden als functioneel in de zin dat ze
bijdragen aan het onderhoud van de algehele sociale structuur (Structure
and Function in Primitive Society). Malinowski en Radcliffe-Brown deelden
een sociologische bezorgdheid (anders dan de Amerikanen) en zagen
sociale instituties beiden als functioneel.
MAUSS (1872-1950)
De Fransen waren minder methodologisch puristisch dan de Britten en
meer filosofisch avontuurlijk dan de Amerikanen. Interbellum Franse
antropologie, o.l.v. Marcel Mauss, ontwikkelde een onderscheidende
Continentale smaak. Mauss geloofde in systematische vergelijking en in
het bestaan van terugkerende patronen in het sociale leven. Toch eindigt
hij vaak relativistisch met het benoemen van overeenkomsten en
verschillen tussen samenlevingen. Hij schreef The Gift.
STRUCTURALISM
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RoseFrost. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.