Belangrijke begrippen en rijtjes MvMA
STOKES: how to do media & cultural studies
2 algemene paradigma’s binnen mediastudies (+ methodes): Sociale wetenschappen (empirisch,
aantallen, massacommunicatie en kwantitatief: inhoudsanalyse, enquête, economische
productieanalyse) en Geesteswetenschappen (interpretatief, betekenis, Cultural Studies en
kwalitatief: tekstanalyse, participerende observatie, interview, etnografisch onderzoek,
productieanalyse).
Stokes kijkt het liefst naar dit paradigma via twee dimensies: objectief<>interpretatief en
instrumenteel<>abstract.
Triangulation: als twee of meerdere methoden tegelijk mogelijk zijn
ESLAESSER EN BUCKLAND: studying contemporary American Film
Onderzoek moet verdeeld worden binnen filmstudies in drie delen: theorie (theorie biedt
specifieke waarden om naar een film te kijken; declaratieve kennis), methoden (procedurele
kennis) en analyse (kijken hoe een film betekenis creëert)
5 stages van het overtuigen van iemand (a.d.h.v. Aristoteles): inventio, dispositio, elocutio, actio
en memoria
LONG EN WALL: Media studies: texts, production contexts
Reden van de populariteit van mediastudies:
- glamour
- iedereen weet er wel iets van, het is alledaags
PRAMAGGIORE EN WALLIS: cinema as industry: economics/technology
Verticale integratie: als grote productiebedrijven ook distributie en vertoning in handen hebben.
Dit kreeg een tegenslag door Paramount Decree in 1948: Majors moesten theaters afstaan. Om
hun macht toch te behouden gingen de Majors investeren in onafhankelijke films.
Horizontale integratie: bedrijven breiden zich uit in de entertainmentindustrie: Merchandise en
Games.
4 trends met betrekking tot arbeidspraktijken in hedendaags Hollywood:
- Outsourcing: het van buitenaf aannemen van mensen voor bv licht en geluid.
, - Cash-break zero deals: percentage van de winst is het salaris van de ster.
- Runaway productions: filmen buiten de VS: lagere productiekosten.
- Centralization: productie van ideeën gecentraliseerd doordat de Majors grotendeels de
scriptschrijvers beheersen.
High concept film: aantrekkingskracht van sterren en genres worden gecomimbineerd met een
simpel scenario, je kunt het zien als een soort succesformule
GOMERY: economic film history
Filmwereld bestaat uit 3 sectoren: productie, distributie en vertoning.
twee benaderingen vanuit economisch perspectief:
Marxistische: er is een basis van economische krachten (infrastructuur) en hierop staat
de superstructuur. enkele bedrijven domineren de industrie en winst gaan naar elite: zij
buit het proletariaat en de bronnen uit.
Industriële theorie. Kijkt enkel naar een set bedrijven of instituties. Sociologie en
ideologie blijven buiten beschouwing. Schema: Performance < Conduct < Market
structuur < Basic conditions
COSTERA MEIJER: the colour of soap opera
Nadruk op productie: productie is een proces van onderhandeling waardoor tekstuele
betekenissen ontstaan.
Productieonderzoek: Betreft het bestuderen van kaders, praktijken en factoren die
mediaproducties mogelijk maken of beïnvloeden en de betekenis ervan mede bepalen. Doen we
omdat productionele kaders de schakels vormen tussen het beeld en de werkelijkheid.
- Palette repertoire: kijken of acteurs samen wel een goede combinatie van uiterlijkheden
en innerlijkheden vormen.
- Equal representation repertoire: soaps moeten een reële weergave van de samenleving zijn
- Availability repertoire: beschikbaarheid van goede (gekleurde) acteurs
- Dramatic potential repertoire: ongewone combinaties, bijvoorbeeld een moslimmeisje dat
met een blanke jongen trouwt, of een donkere vrouw die dokter wordt.
- Credibility repertoire: geloofwaardigheid is belangrijk
- Responsibility repertoire: zwart personage draagt volle burden of representation.
CREEBER: analysing television: issues and methods in textual analysis
3 stages van de ontwikkeling van tekstuele analyse:
, 1. The Classical Tradition (Leavis): Literary Studies. Bekritiseerd omdat Leavis zijn eigen
vooroordelen projecteerde en versterkte door de analyse. Hij prees hoge cultuur en haalde
populaire cultuur naar beneden.
2. Structuralisme (Barthes, Saussure, Eco). Meer rigoureuze en semiwetenschappelijke
aanpak bij de tekst. Alle teksten worden begrepen als een systeem van tekens. Trok drie
opvattingen in twijfel:
- notie van kwaliteit: tekst is niet goed of slecht, maar hoe werkt een tekst?
- Notie van canon: snobistisch
- Notie van autoritaire intentie: intentie van de auteur ontdekken geeft de échte betekenis.
3. Poststructuralisme (Hall): meervoudigheid van betekenis: tekst is een product van
interpretatie.
intentional fallacy: de intentie van de auteur is irrelevant:het gaan enkel en alleen om de tekst
zelf.
Canon: de productie van een lijst van belangrijke of memorabele teksten
Verschillende aanpakken op televisie (Hartley)
- Semiotische analyse vanuit Saussure/Barthes’ talige structuralisme
- Analyse van visuele beelden vanuit kunstkritiek en filmstudie
- Culturele analyse vanuit Birmingham Cultural Studies
- Sociaal-structurele analyse vanuit Marxisitsche sociologie
- Feministische kritiek
- Geschiedkundig onderzoek naar populaire mediavormen
semiotiek, narratologie, genre theorie, ideologische analyse, theorie van
hegemonie/subjectiviteit/vertoog, psychoanalytische theorie en inhoudsanalyse zijn methoden
voor tekstanalyse.
SEITER: Semiotics, Structuralism and television
Semiotiek: de studie van alles dat gebruikt kan worden voor communicatie: woorden beelden etc.
Structuralisme: ieder element in een cultureel systeem ontleent zijn betekenis aan relaties met
andere elementen in het systeem: binaire opposities: Levi Strauss. uitkomst is vaak een
beschrijving van een wereldbeeld/ideologie.
Kleinste eenheid van betekenis is het teken (sign), deze bestaat uit de signifier (betekenaar, object
zelf, materiële vorm) en de signified (betekende, concept dat gerepresenteerd wordt). Relatie is
arbitrair.
Referents: de echte objecten waarnaar taal verwijst. Sommige tekens hebben geen ‘echte’
objecten, zoals ‘vrijheid’ of ‘liefde’: abstracties. Bij het beschrijven van een teken, heb je altijd
een ander teken (interpretant) nodig: niets bestaat buiten taal.
Pierce maakt een onderscheid tussen Icoon (gelijkenis met het getoonde, bijv: kaart van