Kijk op spel
1.1 wat is drama?
Het doel van drama is het verwerven van inzicht in de functie en betekenis van het eigen dramatische product en dat van
anderen. Het werk van een kind is moeilijker te beoordelen dan bij een leervak.
1.1.1 kenmerkende eigenschappen van drama
Dramatische verbeelding
Dramatische verbeelding definiëren we hier als verbeelding ten dienste van een dramatisch product, het gaat hierbij
voornamelijk om innerlijke beelden. Verbeelden hangt heel sterk samen met fantasie en creativiteit.
Dramatische vormgeving
De wijze waarop het spel wordt gepresenteerd. Ook de vormgeving van theater kan belangrijk zijn binnen het verloop van
de les. In themalessen en bij productgerichte drama is het gebruikelijk om vormgevingsmiddelen in te zetten. Bij reguliere
dramalessen worden deze op eigen inzicht ingezet. Ook de werkvorm waarin en de manier waarop er gespeeld wordt is
belangrijk om in een context te zetten.
Dramatisch inzicht
Door het dramatisch inzicht te vergroten in wat het vak nu precies inhoudt, krijgt het kind meer aanknopingspunten om zijn
eigen functioneren binnen de dramales in te schatten, kijk op werkelijkheid te vernieuwen en zich verder te ontwikkelen.
Het is belangrijk om een goed dramatisch of theatraal inzicht te hebben. Het gaat daarbij om het begrijpen en waarderen
van andermans dramatisch product.
Discussie oproepen
Het is bij dramatisch inzicht niet zozeer van belang om de waarheid te achterhalen, maar om vraagtekens bij de waarheid te
durven zetten en vanuit een combinatie van kennis en gevoel tot interpretaties te komen. Een zuiver docerende houding
van de leerkracht stoot het proces om tot dramatisch inzicht te geraken in feite af. Het is belangrijk om door middel van
richtinggevende vragen discussie op te roepen en binnen die discussie aan meningsvorming te doen en tot nieuwe inzichten
te komen.
1.1.2 wat is drama in het basisonderwijs?
Drama als cultuurgoed
Door aan drama te doen en naar toneelvoorstellingen te gaan ontwikkelt het kind inzicht in de kunstvorm theater, maar
ook zijn eigen smaak. Ook door in de dramales te kijken naar elkaars werk creëer je hier randvoorwaarden voor.
Drama als didactisch hulpmiddel voor leerinhouden van andere vakken
Drama wordt binnen het basisonderwijs veelvuldig ingezet om meer begrip te ontwikkelen voor de meest uiteenlopende
ontwikkelgebieden. Drama wordt veel ingezet bij de taalontwikkeling.
Drama als pedagogisch middel
Drama wordt binnen het basisonderwijs ingezet als pedagogisch middel, waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Wanneer een pedagogische doelstelling wordt geformuleerd bij een dramales, ebben die als doel de juiste
randvoorwaarden te creëren om vakspecifiek verder te kunnen komen. Als het doel het bevorderen van de sociale
ontwikkeling is, wordt een sociale vaardigheidstraining en geen drama.
1.1.3 drama in schema’s
Procesgerichte didactiek model (PD-model)
In het PD-model zijn er 3 productcomponenten:
1. materie: materie betreft de speler zelf. Het lichaam met alle
uitdrukkingsvermogen. Het gaat erom wat de basis spelelementen tot
uitdrukking brengen en de materialen.
2. vorm: vorm betreft de basisbegrippen die van belang zijn voor de
vorm waarmee de betekenis van het spel wordt overgebracht. Het gaat
om speelstijlen en speltechnieken. Ook de dramatische lijn valt
hieronder.
3. betekenis: dat wat gespeeld wordt, moet betekenisvol zijn voor de
speler en publiek. De betekenis gaat om de inhoud van het spel.
Materie, vorm en betekenis kunnen elkaar ondersteunen en
versterken. In de ring om vorm, materie en betekenis staan zaken die
het proces betreffen. Tijdens de repetitiefase onderzoek je de toepassing van de
spelvorm en de aandachtspunten die door de leerkracht daarbij zijn opgegeven.
Het reflectieproces is het belangrijkste voor de drie gebieden. Reflecteren gaat
om jezelf, beschouwen van een ander en op je eigen keuzes en de maker. Het
begrip onderzoek is een belangrijk component en de drijvende kracht achter hoe
je leert bij drama.
MVB-model
In het midden van het MVB-model staat de C van creativiteit. Daarom heen staan
vorm, betekenis en materie. Daar omheen staan 5 componenten.
,1. presenteren: dit betreft de wijze waarop de speler op de spelvloer de boodschap overbrengt op het publiek
2. spelen: dit draait om het doen-alsof-spel, spelvaardigheden.
3. beschouwen: dit gaat om het kunnen nadenken over spel van anderen. Dit gaat om klasgenoten, maar ook om
professionals. Je leer kinderen praten en nadenken over de les of voorstelling.
4. ontwerpen en vormgeven: dit houdt in dat je iets kun omzetten in scènes en het kan vormgeven.
5. regisseren: vormgeven voor buitenstaanders en elkaar. Het houdt in dat iedereen op tijd is en alles goed gaat. Je geeft
aandacht aan speltechnieken, stimuleert kinderen en zorgt voor kwaliteit.
In de buitenste kring staan de basisbegrippen. Dit zijn productie, reflectie en receptie.
1.1.4 het procesgerichte karakter van drama
Drama wijkt af van anderen vakken doordat dit een procesgericht karakter heeft. Iedereen heeft een ander niveau bij
verschillende dramatechnieken. Drama is een momentopname van een groter leerproces en heeft daarom veel meer te
maken met actieve en receptieve kennis. Er zijn 3 fases voor procesgericht dramalessen:
1. aftastfast: in de eerste fase laat je de kinderen wennen aan het vak drama. Zorg ervoor dat er geen zware criteria vastligt
aan de les, omdat dit de speldrempel van kinderen kan verhogen.
2. kennismaken met spelcriteria: in de tweede fase laat je de groep kennis maken met de spelcriteria. Het is belangrijk om
na te bespreken van het werk en zorg voor evenwicht tussen positieve feedback en hetgeen waaraan kan worden gewerkt.
3. inzetten op perfect spel: in de derde fase gaat in wanneer jij en de kinderen beter willen worden in spel. Stel de
spelcriteria voorop, maar doe dit niet te vroeg.
Drama daagt ons uit om samen te werken, een opdracht uit te voeren, om kritisch en opbouwend met elkaar om te gaan,
om elkaar te respecteren. Je werkt dus op een natuurlijke manier aan je sociale vaardigheden.
1.1.5 hoe leer je bij drama?
Vygotsky’s opvatting dat je van elkaar leert wanneer je met elkaar leert, gaat op bij het vak drama. De sociaal
constructivistische leerstijl gaat erom dat er 2 aandachtspunten zijn voor speltechnieken. De eerste is praktisch, door te
oefenen krijgt het kind op ervaringsniveau begrip van de werkvorm en zijn positie hier tegenover. Het tweede is cognitief,
door te beschouwen ontstaat inzicht in het belang van kennis en vaardigheidsobjecten.
De werkvormspecfieke criteria zou je kleine kennis en vaardigheidsobjecten kunnen noemen. Er zijn ook grote kennis en
vaardigheidsobjecten. Dit gaat om inzichten en vaardigheden die werkvorm overstijgend zijn.
Als je alleen op praktisch niveau leert bij drama, ben je enkel bezig met ervaringen te faciliteren. Er is dan eerder sprake van
recreatie dan educatie. Leer je alleen op cognitief niveau dan zou je alleen een college geven over speltechnieken en doe je
er verder niets mee. Dit komt niet voor in het basisonderwijs.
1.2.1 de persoonlijkheid van de leerkracht
Leerkracht is een beroep waarbij de leerkracht professioneel aan informatieoverdracht doet. De persoonlijkheid van de
leerkracht is daarbij heel belangrijk om een goede indruk achter te laten. Op de pabo moet daarom aan persoonlijke
professionaliteit worden gewerkt. Drama is hierbij handig om te gebruiken, omdat je snel de leerkrachtvaardigheden leert
kennen. Doormiddel van drama laat je je zelfbeeld zien. Bij drama zet je dus je masker af, in plaats van op, omdat je je zelf
echt laat zien door een rol op je te nemen en deze op je eigen manier te vertolken. Door het masker af te zetten
confronteer je jezelf en je competenties.
1.2.2 drama op de pabo om non-verbaliteit te stimuleren
Je lichaam is je meest bepalende instrument als je voor een groep staat. non-verbale communicatie is vaak een
belangrijkere boodschapper als verbale communicatie. De non-verbale communicatie kan je gevoelens verraden. Als de
non-verbale communicatie niet overeenkomt met de verbale communicatie kan het de boodschap afzwakken, wanneer dit
wel overeenkomt, versterkt het de boodschap. Door met dramatisch spel bezig te zijn krijg je meer inzicht in het effect van
non-verbaliteit. Er zijn er ook die goed zijn in evenwichtig communiceren. Het gaat daarbij om hoe je voor de klas staat en
je jezelf beseft dat je de inhoud levendig moet maken om zo de kinderen bij de lessen te kunnen betrekken.
1.3 fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen
Bij het stimuleren van fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen kan drama een goede centrale plaats innemen. De leerkracht
moet dus ervoor zorgen dat deze 3 kernwoorden goed naar voren komen tijdens de opdrachten.
1.3.1 kernwoorden: fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen
Zowel op procesgericht als op productgericht niveau draait het bij drama veelal om de woorden fantasie, creativiteit en
zelfvertrouwen. De woorden zijn ook onderling met elkaar verbonden.
Fantasie
Een ander woord voor fantasie is verbeeldingskracht. Fantasie vereist vrijheid van denken, het staat los van de kaders en
invloeden van de omgeving. Drama stimuleert de fantasie door het kind zelf de bepalende factor in het spel te laten zijn.
Fantasie kan je stimuleren door vraagtekens te zetten bij de werkelijkheid. Keur vooral niets af, maar laat de fantasie de
weg gaan en durf hierin mee te gaan.
Creativiteit
Creativiteit heeft meerdere definities. 1 daarvan gaat erover dat creativiteit het scheppen is van nieuwe en/of
ongebruikelijke maar toepasbare oplossingen voor bestaande problemen. Ook is creativiteit het individueel of gezamenlijk
tot stand brengen van originele ideeën die van waarde zijn.
, Zelfvertrouwen
Onderzoek suggereert dat kinderen met zelfvertrouwen creatiever zijn. Om nieuwe dingen te kunnen creëren moet je niet
bang zijn om fouten te maken. En als je merkt dat je het kunt, krijg je weer meer zelfvertrouwen. In dit proces is positieve
bevestiging vanuit je omgeving heel belangrijk. Je kan kinderen op stage zowel op product- als procesgericht feedback
geven en helpen om verder te komen. Een belangrijke vorm van succes voor kinderen is wanneer zijn eigenheid mag
worden geuit en zich daarbij gewaardeerd voelt. Door interesse te tonen, vragen te stellen, verwachtingen te koesteren,
complimenten te geven en sociale veiligheid te creëren.
1.3.2 de rol van de leerkracht
Kinderen hebben vaak meer talenten dan zij gebruiken. Dit kan doordat ze niet geprikkeld worden door de omgeving om
deze te gebruiken of omdat het kind bang is om te falen of de leerkracht denk dat hij het niet kan. De leerkracht moet juist
een omgeving scheppen waarbij de juiste randvoorwaarden voor creativiteit en zelfvertrouwen naar voren komt. Het is
belangrijk om het kunnen van de klas hierbij niet te onderschatten.
1.4.1 geschiedenis van dramatisch spel binnen het onderwijs
In de 14de eeuw worden er door leerlingen van de Latijnse school al voorstellingen gegeven. In de 16 de eeuw wordt de
functie van drama verder uitgebreid. Hierbij werd ook cultuurhistorische kennis, kennis van de Latijnse taal en
spreekvaardigheid ontwikkeld. In de 17de en 18de eeuw treedt het schooltoneel naar buiten en krijgt het een steeds
belangrijkere rol in de maatschappij. Tijdens de barok in de 18de eeuw wordt er van alles toegevoegd aan de voorstellingen.
In de 19de en 20ste eeuw verdwijnt het schooltoneel niet helemaal, maar het is wel minder van belang op scholen. In het
laatste decennium van de 20ste eeuw komt er weer meer aandacht voor schooltoneel.
1.4.2 het vak drama vanaf 1956
Drama heeft veel verschillende namen gehad. De namen weerspiegelen de origine van het vak. De nadruk lag op het
voordragen van gedichten, verhalen en enkele toneelteksten. Creativiteit is tegenwoordig minder belangrijk, maar het
voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid is onveranderd. Wanda Reumer kwam met de term:
“expressie door woord en gebaar,” in 1956. Deze staat voor wat wij dagelijks drama noemen. In 1971 startte de afdeling
Toneel de opleiding regisseur/dramatische vorming, vanaf toen heette drama, dramatische vorming. Vanaf 1979 heet
drama, drama.
Wat betekent dit alles voor de pabo?
Drama is een redelijk nieuw kunstvak. Sinds 1984 staat het pas in wet op het basisonderwijs. Hierdoor werd drama ook een
vak op de pabo. Drama kreeg de status ondersteunende vak, zoals logopedie en schrijven. Sommige bijzondere scholen
vinden het wereldlijke karakter van drama een bedreiging. Er zijn leerkrachten die angst hebben voor de vrije lessituatie
van drama. in de jaren 90 komt drama ook als middel voor kunst- en cultuurinzicht. In 1993 werd het een keuzevak en vanaf
1998 wordt het ook gegeven in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Ook voor drama zijn er kerndoelen opgesteld.
2.4 drama binnen het basisonderwijs: opbouw qua leeftijd
De leerlijn van drama is afgestemd op de leeftijd van de kinderen, om zo rekening te houden met de verschillende
ontwikkelingen die bij deze leeftijd naar voren komen.
2.4.1 drama bij groep 1 en 2
Bij het kleuteronderwijs voor drama ligt het doel vooral bij het aanvullen van andere vakken doormiddel van drama. Er zijn
2 begeleidingsaspecten voor kleuters bij dramaonderwijs.
Kennismaking
De doelen van drama aan kleuters zijn niet vastgesteld. Er zijn een aantal specifieke doelen die gebruikt kunnen worden bij
dramaonderwijs voor kleuters, dit zijn:
1. kennismaken met spelvaardigheden: een kleuter kan spelenderwijs kennis maken met spelvaardigheden. Doe dit vooral
door complimenten te geven, wanneer de kleuter spelvaardigheden vertoont.
2. kennismaken met spelvormen: er zijn veel verschillende spelvormen die ingezet kunnen worden bij drama. Deze kunnen
ook bij het kleuteronderwijs voor drama worden ingezet.
3. ter verrijking van het onderwijs: drama is een onderzoeksmiddel en gebruik drama daar dan ook voor.
Als je het laatste in kunt zetten, kan je drama vak doorbrekend inzetten. Als je een les geeft waarbij taalverwerving
belangrijk is, sta je stil bij woorden die bij het thema horen. Als je een les geeft op sociaal gebied, leg het accent dat hier ook
op. De leerkracht bepaald waarover er geleerd wordt, waardoor drama heel erg lijkt op het sociaal-constructivisme. De
consequentie is wel dat je de lesstructuur moet kennen en moet weten op welk gebied je het accent legt.
Begeleidingsaspect: mede eigenaarschap
De consequentie van dat je niet zozeer een les uitvoert/reproduceert als wel met de kinderen onderwerpen onderzoekt,
betekent ook dat zij invloed moeten kunnen uitoefenen op de lesinhoud. Wanneer je kleuters mede-eigenaar van jouw les
maakt, verbinden ze zich er met veel plezier aan. Je leert zelf ook inzien waar de groep staat en wat hun belevingswereld is.
Didactische tips voor drama aan kleuters
Om te zorgen voor mede-eigenaarschap voor de dramalessen, zijn er 5 tips:
1. denkbeeldig omkleden: doe alsof je omkleed wanneer je de rol aanneemt. Dit stimuleert de inleving en het beeld van de
kinderen die zij hebben.