Inhoudsopgave:
Verpleegkundige zorgverlening Pagina 2 – 8
Verpleegtechnische vaardigheden Pagina 8 – 18
Geneeskunde Pagina 18 – 51
Communicatie en Samenwerking Pagina 51 – 66
Gedragsleer Pagina 67- 76
,Verpleegkundige zorgverlening
Les 1
Leerdoelen:
- Vitale functies beoordelen
- Diverse meetinstrumenten toepassen met betrekking tot het meten van vitale functies
Ademhaling bewaken
Je observeert de ademhaling, zodat je de normale waarden of afwijkingen kunt vaststellen. Dit heet
ook wel observeren van de kwaliteiten van de ademhaling.
Vier kwaliteiten van ademhaling:
1) Frequentie, hoe groot is het aantal in-en uitademingen per minuut
2) De diepte, is er sprake van een oppervlakkige of diepe ademhaling
3) De regelmaat, is de ademhaling regelmatig
4) De ademhalingspatronen, is er een steeds terugkerend patroon in de ademhaling
Een langzame ademhaling zonder benauwdheid heeft geen verdere betekenis. Een snelle
ademhaling zonder benauwdheid komt voor:
- Bij opwinding
- Bij een hogere temperatuur
- Als diep ademhalen pijnlijk is, zoals bij een gebroken rib of bij en longvliesontsteking
Normale ademfrequentie:
- Volwassenen tussen de 9 en 14 per minuut
- Tieners tussen de 12 en 20 per minuut
- Kinderen van 2 tot 12 tussen 20 en 30 keer per minuut
- Zuigelingen tussen de 30 en 50 keer per minuut
Begrip Definitie
Apneu Afwezigheid van ademhaling
Dyspneu Benauwdheid. De zorgvrager heeft moeite met
de ademhaling en maakt een benauwde indruk.
Hij is kortademig.
Hyperventilatie Overademhaling. Dat wil zeggen dat de
zorgvrager langdurig te diep ademhaalt. Deze
manier van ademhalen komt voor bij
lichamelijke inspanningen en is soms ook het
gevolg van psychische factoren
Kussmaulademhaling Zeer diepe, ononderbroken en regelmatige
ademhaling die ontstaat bij een zorgvrager met
een ernstig ontregelde diabetes
Cheyne-stokesademhaling De diepte van de ademhaling neemt eerst toe,
neemt daarna af en stopt dan even. Dit komt
voor bij een verminderde pompfunctie van het
hart bij slagaderverkalking in de hersenen en bij
stervende zorgvragers
Regelmatige ademhaling met af en toe een
2
, Zuchtende ademhaling zucht. Dit is bij kinderen normaal. Deze manier
van ademhalen komt ook voor bij volwassenen
met een hersenvliesontsteking en een
hersenbeschadiging
Gasping Happende ademhaling. Diepe inademing
waarbij alle hulpademhalingsspieren worden
aangespannen. Het hoofd achterover wordt
geworpen, de onderkaak naar beneden zakt en
de mond open staat. De uitademing gebeurt
volledig passief/ de ademhalingsfrequentie is
vijfmaal per minuut. Dit komt voor bij stervende
mensen en bij mensen die na een
ademhalingsstilstand weer spontaan gaan
ademen
Actactische ademhaling Volledig onregelmatige ademhaling wat betreft
de diepte en frequentie. Deze manier van
ademhaling kan voorkomen bij
slaapmiddelvergiftiging, bij het ontwaken uit
narcose en bij een hersentumor
Geluid bij ademhaling:
Onder normale omstandigheden kan je zacht geruis horen. Wanneer de luchtwegen ergens
vernauwd zijn, hoor je een gepiep en gefluit. Dit heet een stridor. Zit de vernauwing hoog en ontstaat
het geluid bij het inademen dan is het een inspiratoire stridor, is het bij en uitademen en zit de
vernauwing lager dan is het een expiratoire stridor. Als er te veel slijm in de luchtwegen zit dat niet
goed opgehoest kan worden, is dit te horen als reutelen. Hoesten is het krachtig uitademen bij een
plotseling geopende stemspleet. Het ontstaat wanneer de wand van de grote luchtwegen geprikkeld
wordt door slijm of wanneer iets in het verkeerde keelgat schiet. Bij de hik ontstaat er ook een
geluid. Het is een plotselinge samentrekking van het middenrif waarbij de stemspleet zich plotseling
sluit. Het kan wijzen op irritatie van het middenrif of van de zenuw die naar het middenrif loopt.
Geur van de ademlucht:
Normaal is de uitgeademde lucht geurloos. De uitademingslucht kan gaan ruiken bij slechte
gebitsverzorging of bij infecties van de bovenste luchtwegen. Als iemand onaangenaam uit de mond
ruikt noem je dit foetor ex ore. Ook bij verschillende vergiftigingen en stofwisselingsstoornissen kan
de ademlucht gaan ruiken, bijv. alcoholvergiftiging, niervergiftiging, levercirrose en bij pussende
processen in de longen. Bij pussende processen kan je het al ruiken voordat je de kamer in komt. Bij
ontregelde diabetes kun je acetongeur ruiken.
Huidskleur:
Wordt bepaald door de doorbloeding van de huid en de hoeveelheid pigment in de huid. Bi een
goede zuurstofvoorziening schemert het helderrode, zuurstofrijke bloed door de huid en heeft die
een roze kleur. Bij slechte zuurstofvoorziening is de kleur donkerder en schemert daardoor blauw
door de huid. Blauwe verkleuring van de huid en slijmvliezen noem je cyanose. Bij iemand met
bloedarmoede is cyanose pas zichtbaar bij een zeer ernstig zuurstofgebrek.
Centrale cyanose: zuurstofarm bloed door het hart in de aorta gepompt. Dit zie je aan de lippen,
tong, nagelbed en oren.
Perifere cyanose: veel zuurstof uit het bloed gehaald omdat het bloed traag door de weefsels
stroomt. Vooral de vingers, tenen en neuspunt worden blauw. Bij donkere mensen kun je het het
beste zien bij de nagels en de lippen.
3
, Ademhalingswaarden bepalen:
Kan gedaan worden door het opnemen, laat niet merken dat je het telt, want dan kunnen alle
kwaliteiten van de ademhaling veranderen (snelheid, geur niet!). Zelfs de kleur van de huid kan
veranderen bijv. als iemand schrikt, daarom tel je de ademhaling in combinatie met het tellen van de
pols, je houdt deze vast op de borst van de zorgvrager, zodat je ook de in en uitademing voelt. Als de
zorgvrager gespannen is, tel je eerst de pols. Als hij voldoende ontspannen is dan tel je de frequentie
van de inademing. Je telt het een halve minuut en dan de waarde x2
Hulpmiddelen:
- Een polsteller
- Een secondewijzer op een horloge
- Een secondewijzer van een klok
- Een stopwatch
Circulatie bewaken:
De circulatie zorgt ervoor dat de weefsels van zuurstof en voedingsstoffen worden voorzien en dat
afvalstoffen en koolzuur worden afgevoerd. Gebeurt dat niet, dan kunnen er ernstige stoornissen
ontstaan. Als het lichaam moeite heeft om alle weefsels van voldoende zuurstof en voedingsstoffen
te voorzien, kan er shock ontstaan. Minder belangrijke weefsels, zoals de huid en darmen, krijgen
dan minder bloed. Je observeert de pompfunctie, bewaakt de circulatie door de waarden van de
polsslag te bepalen en de bloeddruk op te nemen.
4 kwaliteiten van de pols:
1) De frequentie van de pols; hoeveel slagen per minuut
2) De regelmaat van de pols; is de pols regelmatig
3) De gelijkmatigheid van de pols; zijn de polsslagen gelijk gevuld
4) De kracht van de pols; is de pols al of niet heftig
Bij een volwassenen ligt de pols tussen de 60 en de 100. Bij ouderen ong. 60 en bij pasgeborene 120
per minuut. Een frequentie van meer dan 100 slagen per minuut heet tachycardie. Bij een frequentie
van minder dan 50 slagen per minuut spreek je van een bradycardie. Als slagen regelmatig zijn is de
pols regulair. Bij onregelmatige slagen spreek je van een irregulaire pols. De pols kan langzamer zijn
tijdens inademing en sneller tijdens uitademing. Bij een irregulaire pols zal het hart niet elke keer
evenveel bloed uitpompen en voelen de verschillende hartslagen bij de pols dus verschillend aan
(inequale pols). Is de vulling van de pols gelijk dan is het een equale pols.
Als de waarde afwijkt, meet je nog een keer. Vraag de zorgvrager om zich te ontspannen. Blijft de
waarde afwijkend dan vraag je welke activiteiten hij heeft ondernomen. Je noteert je waarden en
bevindingen van het gesprek en geeft deze mondeling door aan de arts.
Doordat het hart een bepaalde hoeveelheid bloed in de aorta pompt, ontstaat er een drukgolf, deze
kan je voelen. Het voelen gebeurt op plaatsen waar vlak onder de huid een grote
slagader loopt.
1. Arteria radialis: pols, wordt het meest gebruikt
2. Arteria temporalis: slaap
3. Arteria femoralis: lies
4. Arteria brachialis: arm bij de elleboog
5. Arteria carotis: hals
4