Hoofdstuk 3
Sectie 1 Cellen en Weefsels
De plasmamembraan: de structuur en functies van membranen zijn van fundamenteel belang voor
overleving van de cellen intracellulaire milieu reguleren
Structuur:
Plasmamembraan twee lagen fosfolipiden met daarin eiwitten en suikers.
Fosfolipiden kop (elektrisch geladen, hydrofiel) en staart (geen lading, hydrofoob)
Membraaneiwitten vormen kanalen die het transport voor bv. Elektrolyten en vetafstotende
stoffen
Mitochondriën Produceert energie (ATP) door afbraak van energierijke stoffen, zoals suikers
(energiecentrale van de cel).
Ribosomen = minuscule granula (korrels) kot op twee manieren voor
Vrij in het cytoplasma
- Eiwitsynthese voor cel zelf
Gebonden aan membranen van endoplasmatisch reticulum
- Eiwitsynthese voor buiten de cel
- ‘Ruw’ endoplasmatisch reticulum
Endoplasmatisch reticulum (ER) : Grote reeks geschakelde vliezige kanaaltjes in het cytoplasma.
Synthese van lipiden, eiwitverwerking, enzymenopslag en ontgifting (ruw- (beslagen met ribosomen)
en glad-endoplasmatisch reticulum).
Golgi complex (apparaat) Dicht opgevouwen platte membraneuze zakjes. Verwerkt en verpakt
lipiden en eiwitten voor gebruik in de cel of export.
Lysosomen Membraneuze blaasjes. Voor afbraak en hergebruik van oude, ongewenste stoffen
zoals DNA, RNA, Koolhydraten en eiwitten (bolle blaasjes).
Cytoskelet uitgebreid netwerk van minuscule eiwitvezels. Bied structuur, stevigheid en vorm aan
de cel en geleid stoffen die door de cel vervoerd moeten worden.
Microfilliamenten Kleine vezels gemaakt van actine steun en vorm
Microtubuli grote stevige eiwitten die de structuur van de cel ondersteunen en interne beweging
begleiden organellen , chromosomen tijdens de celdeling
Centrosoom Zorgt voor ordening van de Microtubuli binnen de cel Centriolen (kleine clusters
van microtubuli) en belangrijke rol celdeling
Microvilli Kleine, vingervormige uitstulpingen (die microfilamenten bevatten) van de uitwendige
celmembraan van een epitheelcel. vergroting van het celoppervlak waardoor absorptie van
extracellulaire stoffen een beter verloop heeft.
Cilia microscopisch kleine trilhaartjes met Microtubuli die aan vrijliggende opp. Van bep. Cellen
ligt voortbeweging deeltjes
, Flagella enkelvoudige lange zweepachtige uitstulpingen / haren met microtubuli die de staartjes
van spermacellen vormen
Mitose cel proces waarbij 1 cel zicht deelt/kopieert naar 2 precies exacte kopieën (voor groei en
reparatie). Bij deze celdeling of kerndeling ontstaan twee dochtercellen. Normaal gesproken blijft
het aantal chromosomen in de cellen na de deling gelijk Mitose vindt plaats in al onze
lichaamscellen behalve in de geslachtscellen
Mitose kent 5 fases:
1. Interfase
2. Profase
3. Metafase
4. Anafase
5. telofase
1. Interfase (periode tussen 2 celdelingen) DNA rolt zich op Zichtbaar onder
lichtmicroscoop Chromosoom bestaat uit een centromeer en twee zuster-chromatiden
Kernmembraan verdwijnt
2. Profase DNA rolt zich opCelkern verdwijnt Spoellischamen aan uiteinde cel word
zichtbaar
3. Metafase Chromosomen gaan naar midden van cel Metavlak Trekdraden vanuit
spoellichaam Hechten zich aan centromeren
4. Anafase Zuster-chromatiden niet meer verbonden Trekdraden halen chromatiden naar
eigen spoellichaam Beide helften hebben dezelfde aantal chromosomen (46)
5. Telofase Spoellischamen verdwijnen Nieuwe kern word gevormd Chromosomen
ontvouwen
Epitheelweefsel in veel organen van het lichaam Epitheelcellen kunnen zich sterk
differentiëren en zo zeer uiteenlopende taken vervullen. Bedekt het lichaam en bekleedt
lichaamsholten, holle organen en verschillende kanalen hierin zorgt het voor de aanmaak van vele
voor het lichaam noodzakelijke producten. FUNCTIE secretie, adsorptie, bescherming etc.
Eenlagig epitheel een cellaag, dun, glad, soort vliesje opname en uitscheiding.
- Plaveiselepitheel/plaatepitheel eenlagig plat dekweefsel, voering voor bv. hart,
lymfevaten etc.
- Kubisch epitheel eenlagig kubusvormig dekweefsel die dicht opeen passen, afgifte van
bepaalde producten zoals slijm of klierproducten
- Cilindrisch eptheel eenlagig op een basale membraan, buisvormig, opnemen van stoffen,
evt. bewerken en transporteren van die stoffen,
Meerlagig epitheel meerdere cellagen op elkaar, onderste laag is kubisch, naar boven toe worden
de cellen steeds platter beschermende en stof afscheidende functie.
Verhoornend plaveiselepitheel meerlagig de buitenste laag verhoornt.
Niet-verhoornend plaveiselepitheel meerlagig de bovenste cellen verhoornen niet, het
afscheiden van slijm
Overgangsepitheel meerlagig peervormige cellen maakt uitzetten van de urineblaas mogelijk.
Bindweefsel vormt een bechermend structureel raamwerk voor andere weefseltypen