Tentamenvoorbereiding methods in behavioural research
Hoofdstuk 1
Een achtergrond in onderzoeksmethoden zorgt voor kritisch nadenken over de methoden
die gebruikt zijn in onderzoek, en hierdoor kan je besluiten nemen over de conclusies die
genomen zijn. Onderzoek wordt gebruikt in allerlei vakgebieden. Onderzoek heeft invloed
binnen de politiek en besluitvorming, en onderbouwd programma’s. Het beantwoordt onze
nieuwsgierigheid. Mensen besluiten intuïtief en door anekdotes maar dit werkt niet door
onze eigen vooroordelen. Zo heb je illusoire correlatie, waar we geloven in een causale
relatie terwijl die er niet is. Mensen geloven vaak in personen met autoriteit.
Wetenschappelijk scepticisme betekent dat ideeën geëvalueerd moeten worden op basis
van logica en wetenschap. Empirisme verondersteld dat objectieve observaties nodig zijn om
vragen te beantwoorden. Rationalisme draait om het gebruik van de ratio. Inductie is het
omvormen van data naar theorie, bij deductie wordt er van een theorie nieuwe
voorspellingen gedaan over de data. Een onderzoek bestaat uit een beginfase, ontwerpfase,
uitvoeringsfase, analysefase en presentatiefase.
Data moet een centrale rol spelen, het onderbouwd theorieën. Wetenschappers werken
altijd samen, qua feedback en peer review. Wetenschap is vijandig, ideeën spreken elkaar
tegen en er wordt gestreden om de juiste. Goede ideeën zijn falsifieerbaar, het moet
worden aangetoond dat hij onwaar is wanner deze getest wordt met behulp van de
wetenschappelijke methode. Pseudowetenschap is het gebruiken van wetenschappelijke
termen en stellingen maken zonder wetenschappelijke basis. Vragen die je kan stellen: wat is
er gemeten? Hoe weten ze dat het ene voor het ander zorgde? Kunnen we de resultaten
generaliseren? Hebben andere onderzoeken dezelfde resultaten? Onderzoek is er voor het
beschrijven van gedrag, voorspellen van gedrag, oorzaken van gedrag te achterhalen en
gedrag te verklaren. Voor een causale relatie heb je nodig: temporal precedence, covariate
van oorzaak en gevolg en geen alternatieve verklaringen. Een zuiver experiment toont
causaliteit aan, hiervoor heb je nodig: manipulatie van onafhankelijke en randomisatie van
groepen (in principe is het hierna al zuiver). Verder zijn belangrijk: eliminatie storende
variabele, meten van afhankelijke en een vergelijking.
Basis onderzoek draait om het beantwoorden van fundamentele vragen over de aard van
gedrag. Toegepast onderzoek heeft te maken met praktische problemen en mogelijke
oplossingen. Een deel hiervan is programma evaluatie waarin er gekeken wordt naar
reformaties en innovaties in vooral overheidsinstellingen en de alternatieven.
Hoofdstuk 3
Na de tweede wereldoorlog ontstond de Neurenberg code, een lijst regels voor
experimenten. Hierna kwam de declaratie van Helsinki. Tegenwoordig zijn de meeste codes
gebaseerd op de Belmont report. De drie principes van Belmont zijn weldadigheid
(benificence: risico’s minimaal en wat beloningen), respect voor autonomie (deelnemers
mogen keuzes maken en moet genoeg info hebben) en gerechtigheid (eerlijke beloning en
selectie). De APA-ethiek code bevat beneficence and nonmaleficence (maximale beloning
minimale risico’s), fidelity and responsibility (onderzoeker moet zich goed gedragen),
integrity (geen fraude, geen misintrepretatie, eerlijk onderzoek), justice (gelijkheid en eerlijk
gedrag) en respect for people’s rights and dignity (mensen zijn waardevol, data is privé,
, mensen mogen keuzes maken en zijn geïnformeerd). Mogelijke risico’s zijn fysieke schade,
stress en angst, verlies van privacy en vertrouwelijke informatie.
Geïnformeerde toestemming draait om het kenbaar maken van de informatie die ervoor kan
zorgen dat mensen wel of juist niet mee willen doen aan het experiment. Hiervoor kan je
een formulier opstellen waarin staat wat het doel is, welke procedures er gebruikt worden,
risico’s en voordelen, compensatie, vertrouwelijkheid, vrijwilligheid en contact info. Let op
dat er makkelijke taal gebruikt wordt en geen kleine lettertjes erin staan. Ook moet je letten
op de autonomie van mensen, een keuze is niet volledig vrijwillig als er iets van autoriteit
meespeelt, of de deelnemers mentale achterstanden hebben. Alle informatie geven is niet
bevorderlijk voor je studie, en daarom bestaat debriefing. Hierin krijgen deelnemers uitleg
over de studie en de keuzes. Ook is het belangrijk dat mensen hetzelfde weggaan als ze zijn
gekomen (dus als mensen blij binnenkomen, ook blij weggaan en niet verdrietig). Bij
deceptie wordt er expres informatie verdraaid over de aard van de studie. In Amerika
bestaat het IRB, zij beoordelen studies. Onderzoek moet volgens hen systematisch zijn, en
voor het maken van nieuwe kennis. Er zijn verschillende soorten onderzoek met
beoordelingen. Expemt review of minimal risk betekent geen beoordeling omdat de risico’s
nihil zijn. Expedited review of minimal risk is vaak biologisch of medisch zoals bloedtesten,
lengtes, gewicht etc. Limited review of minimal risk hebben gevoelige data. Full review
betekent een groter risico en daardoor een grote beoordeling.
Fraude is het verzinnen van data. Plagiaat is het gebruiken van iemands werk en doen alsof
het werk van jou is. Dit wordt voorkomen door goede citatie. Woord voor woord plagiaat is
dus letterlijk kopiëren en plakken. Parafraseer plagiaat is niet letterlijk kopiëren maar wel de
inhoud overnemen.
Hoofdstuk 4
Een variabele is een kenmerk van een persoon of object dat minstens twee verschillende
waarden heeft. Deze variabelen moeten meetbaar worden/zijn voor het onderzoek. Een
operationele definitie is de betekenis van het concept in termen van de procedures die
gebruikt worden om het concept de meten of te manipuleren. Soms is dit een score van 0-5,
een cijfer, een plaatje etc. Positieve lineaire verbanden bevatten een toename van twee
variabelen. Bij een negatief lineair verband neemt een variabele toe en de ander af. In een
curve lineair verband is de vorm van de grafiek een (omgekeerde) U, er is dus een toename
en een afname met een maximum. Er kan ook geen verband zijn, er is dan een horizontale
lijn.
Validiteit is de zekerheid van de conclusies van het onderzoek. De construct validiteit draait
om de geldigheid van de theoretische interpretatie van het causale verband. Dit heeft te
maken met de correctheid van de operationele definitie. Interne validiteit betekent de
zekerheid waarmee kan worden gezegd dat het verschil tussen gemiddelden komt door het
causale verband. Hierbij heb je temporal precedence, covariation en geen storende
variabelen nodig. De externe validiteit is de generaliseerbaarheid van een onderzoek naar
andere personen of situaties. Deze is vrij hoog bij een veldexperiment. Bij de statistische
validiteit kijken we naar de zekerheid dat gemiddelden echt van elkaar verschillen, en niet
door toeval. Er zijn naast onderzoeksvaliditeiten ook nog testvaliditeiten: de
inhoudsvaliditeit kijkt naar of je test alles meet wat je zou willen meten, bij
