College 1 IPV
kinderen
ontwikkelingspsychologie
Prenatale periode Conceptie-geboorte
Baby en peutertijd Geboorte tot 2
Peuter en kleutertijd 2-6 jaar
Schoolkind 6-12 jaar
Puberteit en adolescentie 12-20
Ontwikkelingsleer studie van systematische veranderingen in het menselijke functioneren,
gedurende de indiciduele levensloop.
je hebt fysiek (leren lopen, fietsen, rennen), cognitief (taal, denken), psychosociaal en sociaal (hoe ga
je met andere kinderen om).
vragen bij ontwikkelingen is het nature/ nurture (nurture het product van de opvoeding, nature
hoe het natuurlijk gaat). Ook heb je universeel/specifiek (universeel: voor iedereen hetzelfde,
specifiek: is er verschil bijv. tussen man en vrouw). En als laatste continu/discontinu (continu: de hele
tijd of discontinu in stappen).
Theoriën
Operant leren (skinner) belonen/ straffen door omgeving. Zo leren kinderen ook volgens
skinner
Cognitieve ontwikkelingstheorie (piaget) hij zegt 4 fases.
1. Sensomotorische fase ontwikkelen door aan te raken door te voelen en spullen in de
mond te stoppen.
2. Pre operationeel rond 2 jaar tot 7, leren tekenen, fantasie, taal, spel. Heel veel spelen.
3. Concreet operationeel 7 tot 11 of 12, kunnen dingen vanuit andere perspectieven zien.
4. Formeel operationeel 12 jaar en ouder, kunnen nadenken over het denken, denkt na
over plannen.
Piaget
Piaget geloofde dat mentale structuren, die hij schema’s noemde, de fundamentele bouwstenen zijn
van de manier waarop we dingen zien. Volgens piaget ligt adaptatie ten grondslag aan de groei van
de schema’s. adaptatie (verandering) bestaat uit twee aparte processen: assimilatie en
accommodatie.
assimilatie: iets “nieuws” plaatsen binnen wat we al weten en begrijpen van de wereld zoals die ons
bekend is.
accommodatie: veranderingen in bestaande manier van denken in reactie op nieuwe stimuli of
gebeurtenissen. Het aanpassen van het schema naar een betere opdeling.
Egocentrisme: kinderen van een bepaalde leeftijd kunnen nog niet voorstellen hoe iemand anders de
wereld ervaart.
conserveren: kinderen vinden het moeilijk om in te beelden dat bij voorbeeld een hoog smal glas en
een klein breed glas even veel drinken zit. Het smalle glas is hoger dus zit meer.
informatieverwerking heb je aandacht (kinderen tussen 2-3 hebben enkele minuten aandacht),
geheugen en taal nodig. Ze hebben nog geen vaardigheden om alles te verwoorden. Taal leren ze
volgens skinner door beloning, imiteren. Taalontwikkeling heb je twee belangrijke delen in je
hersenen, gebied van broca (gramatica en taalproductie) en gebied van wernicke (betekeins taal).
zelfbewustzijn begint ongeveer vanaf de 1,5 jaar, ze ontwikkelen steeds meer een eigen persoon.
Kind en ziekte beleving: ze beleven een ziekte anders, bijv. peuters: externe oorzaak, kleuters:
magisch denken, jong schoolgaand kind: schuldgevoelens.