Samenvatting Marketing & Recht reader
Hoorcollege 1
Tekst 1
Men kan recht omschrijven als een verzameling normen die de ordening van een
bepaalde samenleving tot doel heeft. Godsdienstige, zedelijke en
fatsoensnormen zijn voorbeelden van andersoortige normen. Zo is het preventief
en repressief toezicht op de naleving van rechtsnormen duidelijker
gestructureerd dan dat van de andersoortige normen. Rechtsnormen zijn gericht
op het creëren van orde, het beschermen van personen of belangen.
Rechtsnormen dragen bij aan het vinden van een balans tussen vrijheden van
personen. Recht is nauw verweven met de begrippen macht en moraal. De
moraal zou boven het recht staan, het recht staat in dienst van de algemeen
heersende moraal. Het is onmogelijk voor de wetgever om alle mogelijke
geschilpunten vooraf te overzien en daarvoor regels te stellen. In bepaalde
gevallen laat de wetgever de regelgeving dan ook bewust vaag.
Recht laat zich op verschillende manieren ordenen, onder andere naar
rechtsbron, de werking van rechtsnormen en de aard van het betrokken belang.
Recht komt voort uit internationale verdragen die de Nederlandse overheid heeft
ondertekend, uit nationale wetten, uit jurisprudentie en uit gewoonte.
De nationale wetgever – de Kroon (Koning en Ministers) en de Staten Generaal –
draagt zorg voor de vastlegging van normen in formele wetten. Maar niet alle
regelgeving wordt vastgelegd in formele wetten; we kennen ook materiële
wetten. Het verschil tussen formele en materiële wetgeving is vooral gelegen in
de totstandkoming ervan.
Een rechtsbron van geheel andere orde is de jurisprudentie: het geheel van
rechterlijke beslissingen waarbij regelgeving wordt getoetst en geïnterpreteerd.
Jurisprudentie geeft richting aan de manier waarop de regelgeving voor
toekomstige situaties moet worden geïnterpreteerd en toegepast. Wat hiërarchie
betreft in het stelsel van rechtsbronnen volgt de jurisprudentie op de wet. Zoals
gezegd interpreteert de rechter de wet bij het formuleren van een uitspraak. Van
een lagere orde is gewoonterecht. Deze rechtsbron heeft aan betekenis ingeboet
in onze moderne maatschappij, waarin aan de codificatie van normen veel belang
wordt gehecht.
We onderscheiden in het Nederlandse rechtssysteem dwingend recht en regelend
ofwel aanvullend recht. Hoewel in Nederland het principe van contractsvrijheid
geldt, mag een overeenkomst geen clausules bevatten die strijdig zijn met de
regels die dwingendrechtelijk van aard zijn. Aanvullend recht heeft een geringere
bindende werking. Als partijen omtrent bepaalde aangelegenheden niets
afspreken, geldt het aanvullend recht. Worden er in een overeenkomst clausules
opgenomen die ‘strijdig’ zijn met het aanvullend recht, dan gelden de in de
overeenkomst opgenomen clausules.
Ordening naar de aard van het betrokken belang
Is het algemeen belang of de algemene regelgeving in het geding, dan spreekt
men van publiekrecht. Een Rechtssubject is een natuurlijk persoon en
rechtspersoon. De rechtsverhoudingen tussen partijen onderling vormen het
privaatrecht. Dit recht regelt primair de bijzondere belangen tussen
rechtssubjecten. Bij het publiekrecht staan de belangen van de gemeenschap
centraal, bij het privaatrecht staat het individuele belang centraal. Tot het
publiekrecht wordt onder meer het milieurecht gerekend; tot het privaatrechter
,onder meer het recht in huur- en arbeidsaangelegenheden. Voor een belangrijk
deel bestaat het publiekrecht uit het staatsrecht en het bestuursrecht. Het
staatsrecht omvat de belangrijkste regels van de nationale ordeningen van het
overheidsapparaat en die van de verhoudingen tussen de overheid en burgers in
nationaal verband. Het bestuursrecht of administratief recht omvat een groot
aantal publiekrechtelijke regels die gericht zijn op de ordening van bijzondere
aspecten van de relatie tussen de overheid en de samenleving. Het staatsrecht
bestaat voornamelijk uit de Grondwet, de wetten die in de Grondwet worden
genoemd en uit een aantal andere wettelijke regelingen. Daarnaast is er nog het
strafrecht. Het strafrecht kan men verdelen in materieel strafrecht en formeel
strafrecht. Strafbare feiten en de daarmee verbonden sancties worden
gedefinieerd in het materieel strafrecht. Het formeel strafrecht wordt ook wel
strafprocesrecht genoemd en geeft aan op welke wijze het materieel strafrecht
wordt gehandhaafd. Het strafrecht onderscheidt twee soorten strafbare feiten:
misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn ernstiger van aard dan
overtredingen. Overtredingen worden door een politierechter behandeld, in
tegenstelling tot misdrijven, die worden beoordeeld door een rechtbank.
Sancties, onder te verdelen in onder andere gevangenisstraf, een geldboete of
hechtenis, zijn ingrijpend. Wetten gaan boven gewoonterecht.
Het burgerlijk procesrecht – het formele privaatrecht – beschrijft de rechtsregels
die met de procesgang te maken hebben wanneer er sprake is van
privaatrechtelijke geschillen, geschillen tussen rechtssubjecten onderling. Het
bewijsrecht maakt deel uit van het burgerlijk procesrecht. Het Nederlandse
rechtssysteem kent daarnaast nog het administratief procesrecht en het
strafprocesrecht. Het administratief procesrecht is voor een belangrijk deel
geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Hierin staan de voorschriften met
betrekking tot geschillen met organen van openbaar bestuur.
De volgende vormen van rechtspraak worden onderscheiden: strafrechtspraak,
burgerlijke rechtspraak (ook civiele rechtspraak genoemd) en administratieve
rechtspraak.
In Nederland zijn er drie lagen van burgerlijke rechtspraak: de rechtbanken, de
gerechtshoven en de Hoge Raad.
De Nederlandse rechtspraak kenmerk zich door de volgende punten:
- de rechtelijke macht is onafhankelijk en alleen onderworpen aan de regels
van de wet.
- Er wordt recht gedaan door rechtsgeleerde rechter en de leden van de
rechtelijke macht bezitten dan ook een academische juridische graad.
- De Nederlandse rechtspraak is over het algemeen collegiale rechtspraak:
er wordt recht gesproken door een uit meerdere rechters bestaand
rechterscollege.
- In beginsel kunnen geschillen in twee instanties worden berecht: in eerste
aanleg en in hoger beroep.
- Een uitspraak van de Hoge Raad noemt men een arrest
- De hiervoor geschetse lagen in de rechtspraak illustreren de absolute
bevoegdheid van rechters. We kennen daarnaast ook de relatieve
bevoegdheid. Nederland is ingedeeld in arrondissementen. Niet iedere
rechter is bevoegd, maar wel de rechter in het arrondissement waarin de
gedaagde woonachtig is. Deze regel is een voorbeeld van relatieve
bevoegdheid.
, Het Nederlandse recht wordt in steeds belangrijkere mate beïnvloed door het
recht van de Europese Unie (EU), voorheen de Europese Economische
Gemeenschap (EEG), opgericht door zestien Lid Staten. De taak van de EU is als
volgt bepaald: ‘het bevorderen van een harmonische en evenwichtige
ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een
duurzame en niet-inflatoire groei met inachtneming van het milieu, een hoge
graad van convergentie van de economische prestaties, een hoog niveau van
werkgelegenheid en van sociale bescherming, een verbetering van de
levensstandaard en van de kwaliteiten van het bestaan, de economische en
sociale samenhang en de solidariteit tussen de Lid-Staten.’
Ter vervulling van de taken van de EU zijn 5 instellingen opgericht:
Europees Parlement (EP): de leden worden voor een periode van 5 jaar
gekozen door de bevolking van de Lid Staten. Ze hebben een adviserende
bevoegdheid aan de Raad, controlerende tegenover de Commissie en
budgettaire bevoegdheid.
Raad: de regeringen van de Lid Staten vaardigen elk 1 vertegenwoordiger
af. De raad wordt gezien als de wetgever van de EU en heeft daarnaast ook
verdragsluitende en budgettaire bevoegdheden.
Commissie: bestaat uit 20 leden. Deze handelen niet in het belang van
hun eigen Lid Staat, maar in het belang van de EU. De Commissie ziet toe
op de naleving van de Europese regelgeving door de Lid Staten en
ondernemingen, en daarnaast heeft zij vrij ruime beslissingsbevoegdheden
en de bevoegdheid om verdragen met derde landen of andere
internationale organisaties te sluiten.
Hof van Justitie: de leden zijn onafhankelijke rechtsgeleerden. Zij zijn
voor een periode van 6 jaar. Het hof heeft de bevoegdheid om geschillen
te beslechten, prejudiciële beslissingen te doen ter uitlegging van het
Europese recht aan de rechterlijke instanties van de Lid Staten en
bindende adviezen te geven.
Rekenkamer: twaalf onafhankelijke leden. De Rekenkamer verricht de
controle van de rekeningen in de EU.
Het recht van de EU is in de eerste plaats neergelegd in de verdragen waarbij de
Europese Gemeenschappen zijn opgericht, met inbegrip van de verdragen en
besluiten waardoor de oprichtingsverdragen zijn gewijzigd of aangevuld. Dit
wordt het primaire recht genoemd. Daarnaast is er het secundaire recht: de
besluiten die de Raad en de Commissie hebben genomen ter uitvoering van de
verdragen. Een verordening heeft een algemene strekking, is verbinden in alle
onderdelen en rechtstreeks van toepassing in alle Lid Staten. Een richtlijn moet
altijd in de nationale wetgevingen worden omgezet, is alleen ten aanzien van het
resultaat verbindend en op welke manier dit resultaat wordt bereikt, is aan de Lid
Staten zelf. Een beschikking is evenals een verordening verbindend in haar
onderdelen, maar is gericht aan een of meer Lid Staten en/of een of meer
(groepen van) particulieren. Aanbevelingen of adviezen zijn niet verbindend en
kunnen zowel algemeen als individueel zijn. Een aantal bekende richtlijnen zijn:
- softwarerichtlijn
- databankrichtlijn
- auteursrechtrichtlijn
- E-commercerichtlijn
- Richtlijn op afstand gesloten overeenkomsten
- Richtlijn elektronische handtekening
- Richtlijn bescherming persoonsgegevens
- Aanbestedingsrichtlijnen