Bijna volledige samenvatting van Portaal. Alleen hoofdstuk 11 mist. Goed te gebruiken voor de kennisbasistoets van Nederlands en de toetsen van taallab op de Marnix Academie. Ook geschikt voor driejarige pabostudenten.
Hoofdstuk 1 – taalonderwijs
1.1 - waarom taalonderwijs
Taal speelt een cruciale rol in ons leven. Het zorgt voor expressie en contact; 2 primaire menselijke
behoeften (jezelf kunnen uiten en jezelf verbinden met anderen). Taal maakt ontwikkeling mogelijk
en via taal leren we onszelf kennen en de maatschappij waarin we leven. Taal is verbonden met onze
persoonlijkheid en identiteit.
1.1.1 - kernfuncties
Functies van onderwijs volgens Biesta
Kwalificatie: het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen
kwalificeren voor het leven in onze maatschappij en het uitoefenen van een beroep.
Socialisatie: het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met eigen
tradities, gewoonten, regels en praktijken. Socialisatie is het proces waarbij iemand
(on)bewust cultuurkenmerken van een groep overneemt.
Subjectivering: de vorming van een persoon.
1.1.2 - kernfuncties en taalonderwijs
We geven taalonderwijs op de basisschool in de 1e plaats om kinderen beter te leren spreken en
luisteren, schrijven en lezen. Kinderen vergroten de kennis van de wereld door middel van taal en
kwalificeren zich zo om in onze complexe, multiculturele samenleving te leven. Taal is een belangrijk
element van onze cultuur. Hierdoor verschillen wij van andere levenssoorten. Ook leren leerlingen
zichzelf kennen en uitdrukken door taal.
1.2 - visies
1.2.1 - visies op leren
Constructivisme: stelt de interactie tussen de lerende en de leeromgeving centraal -> leren is een
actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat in interactie met anderen.
Emancipatorische ideologie: kinderen moeten hun gedachten, ideeën en meningen goed leren
verwoorden -> communicatie en expressie gingen een belangrijkere rol spelen in het onderwijs.
1.2.2 - visies op taalonderwijs
Traditioneel taalonderwijs
o Taal wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur.
o De nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden en daarbinnen op vormaspecten.
o Grammatica is belangrijk, dit leidt tot betere taalbeheersing.
o Systematisch leren van de schrijfwijze van woorden.
o Nadruk ligt op de techniek van lezen.
o Weinig aandacht voor spreken en luisteren.
o De leerkracht heeft de rol van overdrager van de leerstof.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
o Leerlingen leren taal door taal te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. (thematisch)
o Leerkracht is vooral begeleider.
o Leerlingen oefenen vakonderdelen die niet in een thema worden geplaatst. de leraar
stuurt het onderwijsproces. (cursorisch)
Taal bij alle vakken
o Taal is meer dan alleen materie die geleerd moet worden.
,Taaltheorie Portaal 3
o Taal gebruik je voor het leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van
nieuwe inzichten.
Communicatief taalonderwijs
o Leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren.
o Aandacht gericht op totstandkoming van de communicatie en het overbrengen van
de bedoelingen.
o Accent ligt op leren spreken, luisteren, lezen en schrijven vanuit de gedachte: zender
-> boodschap -> ontvanger
Whole-languagebenadering
o Het is voor leerlingen onnatuurlijk om taal op te delen in domeinen die apart worden
aangeleerd. Taal wordt als geheel aangeboden.
o Grote waarde voor wat leerlingen te vertellen hebben en hoe ze dat zowel
mondeling als schriftelijk het best kunnen doen.
o Uitgangspunt: elke leerling heeft iets te vertellen, ook leerlingen die niks meemaken
o Taalgebruiker staat centraal
Strategisch taalonderwijs
o Leerlingen moeten voor het uitvoeren van communicatieve taken strategieën leren
beheersen
Taakgericht taalonderwijs
o Leerlingen leren niet een taal om er mee taken uit te voeren, maar ze leren taal door
taken uit te voeren.
o Vertrekpunt is de inhoud.
o Door interactie met anderen worden leerlingen taalvaardiger
Interactief taalonderwijs
o Betekenisvol leren: kinderen leren het best in contexten die voor hen belangrijk zijn.
o Sociaal leren: leerlingen leren in samenspraak en samenwerking met anderen.
o Strategisch leren: leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde
taalproblemen op een efficiënte wijze op te lossen.
1.3 – inhouden en doelen
1.3.1 – inhouden
Inhouden van het vak Nederlands:
Vaardigheden -> spreken, luisteren, schrijven, lezen
Woordenschat -> zonder woorden geen taal
Jeugdliteratuur -> (luister)boeken en digitale media
Taalbeschouwing -> nadenken over de taal en het gebruik van de taal. Door reflectie gaan
leerlingen beter spreken, luisteren, lezen en schrijven. Onder taalbeschouwing verstaan we
ook het reflecteren op de functies van taal:
Communicatieve functie -> hoe spreek ik mensen aan?
Conceptualiserende functie -> welke synoniemen zijn er voor een woord?
Expressieve functie -> hoe kan ik de tekst spannender maken?
1.3.2 – doelen
De kerndoelen van het basisonderwijs -> Eisen die betrekking hebben op de
onderwijsinhoud. Ze zeggen iets over het aanbod dat de school moet realiseren
Tussendoelen bij de kerndoelen
,Taaltheorie Portaal 3
Het Referentiekader taal en rekenen -> hierin staat beschreven wat leerlingen op
verschillende momenten in hun schoolloopbaan op het gebied van taal en rekenen moeten
kennen en kunnen
Leerstoflijnen
Doelen uit de methode of zelfgekozen doelen
Groeps- en individuele doelen
1.4 – didactiek van taalonderwijs
1.4.1 – inhoud en didactiek
Incidenteel leren: het leren vindt spontaan of onbedoeld plaats.
Intentioneel leren: een kind kiest er bewust voor om iets te leren
Instructieve leersituatie: waarbij leerlingen via directe instructie iets wordt geleerd en ze via
oefeningen moeten inoefenen wat er aan de orde kwam.
Constructieve leersituatie: waarbij de leerkracht ingaat op de leervragen van de leerlingen en hen
via zogenoemde ankers taalactiviteiten laat uitvoeren. Ankers zijn rijke, probleem-georiënteerde
contexten die functioneren als gemeenschappelijke kennisbron en die uitdagen om nieuwe
problemen te verkennen. Een andere vorm van een constructieve leersituatie is het gebruik van een
routine -> terugkerende, vaststaande en herkenbare leersituaties die aanzetten tot communicatie en
daardoor leiden tot betekenisvolle taalactiviteiten.
1.6 – uitgangspunten
Een leerkracht die gericht is op de vorm van taal zorgt dat leerlingen weinig fouten maken in hun
taalgebruik. Een goede spelling is erg belangrijk. Een leerkracht die inhoud van taal het belangrijkst
vindt, geeft zijn leerlingen andere feedback.
1.6.1 – uitgangspunten portaal
Onderwijs beweegt zich altijd tussen de 2 uitersten van begeleiden en sturen. De leerkracht in het 1 e
uiterste laat de leerlingen bijvoorbeeld zelf onderzoeken. Deze leerkracht is vooral een begeleider.
De leerlingen krijgen de gelegenheid om te leren en soms weet de leerkracht niet precies waar hij zal
uitkomen. Aan het andere uiterste bevindt zich de leerkracht die precies van tevoren heeft bepaald
wat de leerlingen tijdens een les moeten leren. Hij weet ook hoe dat moet gaan gebeuren. Aan het
eind van de les weet hij of de doelstelling is bereikt; de leerlingen kunnen aangeven wat ze hebben
geleerd.
Uitgangspunten goed taalonderwijs:
1. Goed taalonderwijs is bedoeld voor iedereen en kindgericht -> gericht op wat leerlingen al
wel kunnen en niet op de deficiënties.
2. Goed taalonderwijs sprankelt -> laat leerlingen betrokken zijn bij het onderwerp. Zoek een
goede balans tussen leerzaam en aantrekkelijk.
3. Goed taalonderwijs is doel én middel.
4. Goed taalonderwijs heeft een balans van aandacht voor deelvaardigheden en voor het
geheel.
5. Goed taalonderwijs is doelgericht.
6. Goed taalonderwijs is betekenisvol en functioneel.
7. Goed taalonderwijs is taalontwikkelend.
8. Goed taalonderwijs is gericht op bedoeling, proces en effect.
9. Goed taalonderwijs is interactief.
, Taaltheorie Portaal 3
Hoofdstuk 2 – taal
2.1.1 – de 4 domeinen van taal
Het draait bij taal om 4 vaardigheden; luisteren, spreken, lezen en schrijven. Deze vaardigheden
kunnen we goed uit elkaar houden met behulp van:
Het onderscheidt tussen gesproken- en geschreven taal -> gesproken taal (luisteren en
spreken) kun je horen en uitspreken. Geschreven taal (lezen en schrijven) kun je horen en
opschrijven.
Het onderscheidt tussen receptieve en productieve Productief Receptief
processen.
Mondeling Spreken luisteren
o Receptief proces -> betekenis geven aan klanken en
tekens (ontvangend) schriftelijk Schrijven lezen
o Productief proces -> zelf klanken en tekens
produceren, dit doe je als je schrijft en spreekt.
2.1.2 – geletterdheid
Geletterdheid: de vaardigheid in het lezen en schrijven.
Ontluikende geletterdheid: voor kinderen van 0-4 jaar, die geleidelijk ontdekken dat er
geschreven taal bestaat.
Beginnende geletterdheid: voor kinderen van groep 1, 2 en 3, die het alfabetisch schrift en
het verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken. Kinderen leren (eenvoudige)
woorden te verklanken, hechten er een betekenis aan en schrijven hun eerste woorden.
Gevorderde geletterdheid: voor kinderen van groep 4 tot en met groep 8. Kinderen leren
steeds sneller woorden herkennen en lezen steeds gemakkelijker, ook moeilijkere teksten;
het proces verloopt geautomatiseerd. Kinderen ontwikkelen hun eigen smaak en kunnen
steeds beter hun gedachten en gevoelens omzetten in geschreven taal.
Geletterdheid is meer dan alleen de vaardigheid in het lezen en schrijven. Geletterdheid is in zijn
algemeen kunnen omgaan met informatie die niet alleen in teksten aanwezig is, maar ook visueel is,
of teksten die een combinatie zijn van tekst en visuele informatie.
2.1.3 – omschrijvingen van taal
Taal: een complex systeem van tekens en regels waarmee mensen betekenissen met elkaar
uitwisselen met verschillende functies.
Taal heeft verschillende functies
o Communicatieve functie -> je kunt via taal contact onderhouden met anderen.
o Conceptualiserende functie -> greep krijgen over hoe de wereld in elkaar steekt.
o Expressieve functie -> je kunt jezelf uitdrukken.
Taal heeft een betekenis
Taal heeft een systeem -> in de taal worden klanken en tekens tot woorden, zinnen en
teksten gecombineerd volgens bepaalde regels.
2.2.1 – taal is een communicatiemiddel
Functies van taal:
Middel tot communicatie
Middel op greep te krijgen op de werkelijkheid
Middel tot expressie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nienkevanooyen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.