Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 5.1 Invloed van voeding op je gezondheid
Energie
Als je graag in vorm wilt blijven, dan ga je erop letten of je voedsel voldoende energie en
bouwstenen bevat voor je spieren. Het energiedeel uit je voedsel is afkomstig van
koolhydraten, vetten, en eiwitten, drie groepen organische stoffen.
Zetmeel en suikers behoren tot de groep koolhydraten. Vetten zitten in plantaardige oliën en
in dierlijke producten zoals boter en spek. Eiwitten komen voor in vlees, eieren, kaas en ook
een aantal plantaardige producten.
De energie uit de brandstoffen komt vrij in de cellen door dissimilatie. Dat is stapsgewijze
afbraak van de vetten, koolhydraten en eiwitten. De meeste energie komt vrij wanneer er in
de cel genoeg zuurstof beschikbaar is. Dan leveren de mitochondriën een bijdrage aan de
dissimilatie.
Een deel van de energie komt bij de dissimilatie vrij in de vorm van warmte. De overige
energie slaan cellen op in moleculen ATP. Dit ATP geeft zijn energie af waar en wanneer
nodig: aan spiervezels bijvoorbeeld voor het samentrekken en in andere cellen aan de
ribosomen voor het maken van eiwitten.
Spieren opbouwen
Door hard te trainen en gezond te eten neemt je gewicht toe, maar je vetgehalte daalt. Je
krijgt zwaardere en sterkere spieren waardoor het gewicht toeneemt.
Voor de aanmaak van extra spiervezels zijn bouwstoffen nodig. Die krijg je vooral binnen met
de eiwitten die je eet.
Eiwitten zijn niet de enige bouwstoffen voor het lichaam, water is ook een belangrijke
bouwstof. Je lichaamsgewicht bestaat voor 63% uit water. Om dat op pijl te houden moet je
goed drinken. Je moet er dus goed voor zorgen dat je genoeg mineralen binnenkrijgt,
calcium is één van de belangrijkste want die zorgt voor sterke botten.
Opslag van reservestoffen
Vetten en koolhydraten kun je in je lichaam opslaan, eiwitten niet. Het overschot aan
eiwittengebruik je als brandstof of zet je om in vetten.
Het overschot aan koolhydraten bewaar je in je spier- en
levercellen in de vorm van glycogeen. Glycogeen is een vertakt
molecuul opgebouwd uit aan elkaar gekoppelde
glucosemoleculen. De glycogeenvoorraden zijn niet zo groot,
voldoende voor ongeveer 20 minuten sport. Met de koolhydraten
uit je voedsel vul je die voorraden elke dag aan.
De voorraad vetten zit vooral onder de huid, in het merg van de
holle beenderen en rond de organen. Vetten worden als brandstof
en bouwstof gebruikt, er worden bijvoorbeeld hormonen van
gemaakt. De vetreserves leveren zowel in rust als tijdens
inspanning een bijdrage aan de energiebehoefte.
, Bij sporters is zowel tijdens het trainen als in de rust hun energieverbruik hoog, ook in de
rust gebruiken de cellen energie. Die energie is afkomstig van de ruststofwisseling.
Je gebuikt in rust energie voor bijvoorbeeld je hartslag, het bewegen van je darmen, de
werking van je nieren en de ademhaling. Door de hoge
ruststofwisseling kan je veel eten zonder aan te komen, bij
een lage ruststofwisseling kom je juist snel aan.
Functies van de voedingsstoffen
Vetten zijn belangrijke brandstoffen, maar zijn ook handig
als bouwstof voor membranen en sommige hormonen.
Eiwitten zijn zowel een brandstof als een bouwstofvier (spier)cellen en enzymen, stoffen die
chemische reacties sneller laten gaan.
Koolhydraten zijn een brandstof voor je cellen.
Water vormt het grootste bestanddeel van je bloed, lymfe, weefselvloeistof en grondplasma
van je cellen. Het dient als bouwstof en als transportmiddel. Het is ook een oplosmiddel,
warmtebuffer en koelvloeistof.
Vitaminen, mineralen en voedingsvezels dragen als beschermende stoffen bij om ziektes te
voorkomen. Vitaminen zijn organische stoffen, ze spelen diverse rollen bij de stofwisseling.
De hoeveelheid mineralen en organische stoffen is belangrijk voor de osmotische waarde
van lichaamsvloeistoffen.
Mineralen hebben verschillende functies bijvoorbeeld als bouwstof (calcium, fosfor), bij de
werking van zenuwcellen (natrium, kalium) of onderdeel van enzymen en hormonen (koper
en jood). Van een aantal mineralen heb je maar een kleine hoeveelheid van nodig, dat zijn
spoorelementen. Voedingsvezels stimuleren een goed transport van voedsel door de
darmen.
Hoofdstuk 5.2 De energie in je voedsel
ATP: Oplaadbaar energiemolecuul
Je gebruikt altijd energie. De bron van energie voor je cellen is ATP (Adenosine
TriPhosphate). Dat is een molecuul met drie (tri) fosfaatgroepen.