Les 1:
Sociologie
Intersectionaliteit/kruispuntdenken= Het fenomeen dat "maatschappelijke ongelijkheid
zich voordoet langs verschillende assen, die elkaar snijden, de notie dat individuen in een
samenleving discriminatie en onderdrukking ondervinden op grond van een veelvoud van
factoren. Persoon is meer identiteiten, persoon dus als meerdere identiteiten zien(man, jong,
oud, christen)
- Geschiedenis: Door Kimberlé Crenshaw om te attenderen op de interactie tussen
twee soorten discriminatie waardoor zwarte vrouwen onvoldoende profiteerden van
anti-discriminatie- en positieve actiemaatregelen.
- Uit het oogpunt van genderdiscriminatie kon men namelijk aan de quota voldoen
door witte vrouwen in dienst te nemen. Uit het oogpunt van rassendiscriminatie
volstond het aannemen van zwarte mannen. Gevolg was de buitensluiting van
zwarte vrouwen omdat zij onzichtbaar waren voor een beleid dat zich baseerde op
twee onafhankelijke soorten discriminatiebestrijding. Door de kruising van de gender-
en ras onderdrukking te articuleren, creëerde Crenshaw de ruimte om van
rechtswege op te komen voor de positie van zwarte vrouwen. “Intersectionaliteit”
verschafte een pakkende naam aan een maatschappelijke probleemstelling en een
wetenschappelijke denkrichting die al jaren rondwaarde. Als zodanig markeert het
een belangrijk moment in het emancipatieproces van zwarte vrouwen. Uiteindelijk is
dat bekroond met een plaats in de VN-resolutie over vrouwenrechten
- 1997 in NL: Seminars die het Instituut voor Vrouw & Arbeid
- Ann Phoenix: (Re)constructing Gendered and ethnicised Identities
- Een volgende belangrijke gebeurtenis was het verschijnen van de bundel
Caleidoscopische visies in 2001, waarin Wekker en Lutz de term “kruispuntdenken”
introduceerden.
- Gevolgd door het themanummer Multiculturalisme & Feminisme van het Tijdschrift
voor Genderstudies. Datzelfde jaar introduceerde Boedjarath het begrip
“kruispuntdenken” in de interculturele geestelijke gezondheidszorg (GGz) en in 2003
heeft Van Mens-Verhulst voor Sociale Interventie een interplexe en intersectionele
opvatting van diversiteit uiteengezet onder de titel “Diversiteit als sleutel tot
vraagsturing in een gevarieerde samenleving”.
- Verschillende delen van je identiteit beïnvloeden elkaar.
- In een analyse van ongelijkheden gaat het nooit enkel over één van die stukjes
identiteit. De manier waarop je in de maatschappij staat is afhankelijk van alle stukjes
identiteit.
Diversiteit als sleutel tot vraagsturing in een gevarieerde samenleving. Geleidelijk
heeft het toepassingsgebied zich uitgebreid buiten de verwevenheid van gender en
etniciteit:
1. Tot andere categorieën van maatschappelijke ordening die dikwijls met
marginalisering, discriminatie, op- en uitsluiting gepaard gaan, zoals klasse, leeftijd
en seksuele voorkeur maar ook validiteit en levensbeschouwing.
2. Tot de bestudering van privilegiëring c.q. insluiting, met name in kritische witte
studies
3. Tot allerlei vormen van geweld met een micro-politieke achtergrond.
1
,Intersectionaliteit vergroot inclusie:
- Intersectioneel denken biedt concrete
handvatten om meer inclusief te
werken in de hulpverlening.
- De ‘andere vraag’ wordt gesteld
- Problemen worden meer in context
geplaatst
Elementen die uitsluiting bepalen:
- Relativiteit:uitsluiting kan alleen
worden beoordeeld door naar
iemands omstandigheden te kijken in
relatie tot anderen in een gegeven
situatie en gegeven tijd
- Tijdsperspectief: sociale uitsluiting
wordt niet alleen veroorzaakt door huidige omstandigheden, maar ook door het
ontbreken van toekomstperspectief
- “Mensen die hopen hun plek in de groep weer terug te winnen, vertonen positief
gedrag. Maar bij mensen die de hoop hebben opgegeven, kan uitsluiting leiden tot
passiviteit of juist tot agressie.”
Belang abstract denken:
- Abstract nadenken stelt je in staat om over de horizon van je eigen situatie heen te
kijken. Als je minder bent ingebed in je eigen situatie kun je beter aan de gevolgen
op de lange termijn denken. Het is van belang de abstracte slag te maken van de
eigen situatie naar het collectief.” Essentieel voor het maken van morele keuzes.
- Vluchtige drijfveren= Hangen samen met de situatie waarin iemand zich op dat
moment bevindt, en alle verleidingen die daarbij komen kijken.
- Stabiele drijfveren= Iemands normen en waarden, persoonlijkheid en culturele
achtergrond.
- Wie nooit op vluchtige prikkels ingaat, laat mooie kansen aan zich voorbijgaan. Maar
zoals bij veel morele vraagstukken botsen ook bij duurzaamheidskwesties de
stabiele drijfveren op de vluchtige: het eigenbelang op de korte termijn staats haaks
op het gemeenschappelijke belang op de lange termijn. 'Verleidingen maken het
dikwijls moeilijk om de lange termijn te laten prevaleren boven de korte termijn(Van
Houwelingen)
- Maar waarom kiezen sommige mensen eerder voor het duiveltje op hun schouder,
en andere eerder voor het engeltje? → Ligt in de mate waarin mensen zich laten
leiden door abstract denken. 'Abstract nadenken stelt je in staat om over de horizon
van je eigen situatie heen te kijken. Als je minder bent ingebed in je eigen situatie
kun je beter aan de gevolgen op de lange termijn denken. Je moet mensen ervan
doordringen dat het uiteindelijk niets oplost als iedereen zo redeneert. Het is van
belang de abstracte slag te maken van de eigen situatie naar het collectief.' Wie
abstraheert, handelt eerder naar de eigen normen en waarden.
- Loss aversion= De neiging van mensen om het voorkomen van verlies belangrijker
te vinden dat het verwerven van iets nieuws. Loss aversion-effect doet zich minder
sterk voor bij mensen die al geneigd zijn abstract te denken
- Door afstand te creëren kan je mensen beïnvloeden om abstract of concreet te gaan
nadenken. Een andere manier is mensen strikt onderscheid te laten maken tussen
middelen en doelen, en dan vervolgens weer tussen eigenbelang en collectieve
doelen. Middelen zijn concreet.
Het klassieke denken over maatschappelijk relevante ordeningsprincipes als sekse,
etniciteit, leeftijd, klasse, seksuele voorkeur en validiteit was – binnen de sociale en
medische wetenschappen en vroege vrouwenstudies – als vanzelfsprekend
gebaseerd op de volgende veronderstellingen:
- Verschilcategorieën zijn dichotoom en sluiten elkaar uit. Een of-of kwestie: je bent
man óf vrouw, autochtoon óf allochtoon, rijk óf arm, hetero óf homo, jong óf oud,
gezond óf ziek.
2
, - Verschilcategorieën zijn eendimensionaal bepaald: cultureel (symbolisch), sociaal,
interpersoonlijk, psychisch of biologisch.
- Verschilcategorieën zijn machtsneutraal: het maakt niet uit bij welke groep binnen de
verschilcategorie je hoort.
- Verschilcategorieën zijn onveranderlijk ofwel statisch: man blijft man, vrouw blijft
vrouw en een allochtoon wordt nooit een autochtoon.
- Verschilcategorieën zijn onafhankelijk van elkaar.
In het intersectionele denken zijn deze klassieke veronderstellingen verlaten.
- Men gaat er van uit dat maatschappelijke verschillen continu en gecombineerd
kunnen voorkomen. Dit maakt hybride mogelijk.
- onderscheidt men aan iedere maatschappelijke verschilcategorie meerdere lagen of
dimensies: naast een sociale (posities en netwerken) ook een culturele (normen,
waarden, beelden en symbolen), een interpersoonlijk (omgangsvormen en taalspel)
een psychische (cognities, emoties en gedragingen) en een biologische (anatomie,
hormonen, fysiologie en genen).
- Elke sociale categorie sociale ongelijkheid en machtsdynamiek impliceert (à la
Foucault) – waardoor mensen zich altijd in posities bevinden die in meer of mindere
mate geprivilegieerd en/of geminoriseerd zijn, onder andere in de vorm van al of niet
beschikbaar economisch, sociaal, cultureel en moreel kapitaal.
- Men houdt rekening met veranderingen die zich mettertijd per en tussen categorieën
kunnen voordoen, zowel binnen als tussen de lagen, in uiteenlopende tempi: de
beelden van vrouwen veranderen bijvoorbeeld langzamer dan hun maatschappelijke
positie en dat kan nog weer variëren voor oudere, allochtone en/of lesbische
vrouwen.
→ Het voornaamste inzicht – waaraan de intersectionele denkstijl haar naam ontleent – is
ten slotte dat de verschilcategorieën elkaar betekenen en beïnvloeden. In jargon wordt ook
gesproken van “assen” van verschil die “verweven” of “gelijktijdig werkzaam” zijn
Met intersectionaliteit kunnen 3 soorten onzichtbaarheid bestreden worden:
1. onterechte uitsluiting (onder-inclusie) als een probleem(interventie) voorbijgaat aan
belangrijke verschillen; bijvoorbeeld het bordeelverbod dat vrouwen van buiten
Europa in de kou laat staan
2. onterechte opsluiting (over-inclusie), als een probleem(interventie) één verschil
(bijvoorbeeld etniciteit) centraal stelt en niet op de leeftijds- en sekseverschillen
daarbinnen let, zoals in geval van suïcidepreventie.
3. onzichtbare hand waardoor een ongunstige positie normaal en natuurlijk lijkt,
bijvoorbeeld wanneer migrant-zijn samengaat met vrouw-zijn, een afhankelijke
verblijfstitel en een lage opleiding
→ Met name het inzicht dat insluiting ook opsluiting kan inhouden en dus niet per se gunstig
is, kan een eyeopener zijn
Binnen en tussen de lagen van een sociale categorie zijn wordingsprocessen gaande die in
hun onderlinge samenspel identiteitsconstructies voortbrengen. Via socialisatie- en
internaliseringsprocessen slaan sociale ervaringen – positieve en negatieve – neer op
psychisch niveau. Die gevoelens en overtuigingen manifesteren zich weer in de sociale
representaties van een persoon en worden ook overgedragen aan volgende generaties. Zo
kunnen zich verschil spiralen ontwikkelen die bestaande sociale categoriseringen en
3
, maatschappelijke ordeningen nog eens versterken. Maar ook het omgekeerde – demping
van verschillen – is mogelijk. Vernieuwend aan deze identiteitstheorie is, dat ze de
veronderstelling van permanente dynamiek combineert met de mogelijkheid van
meervoudige identiteiten, waarbij zowel toeschrijving als zelfdefiniëring van identiteiten is
geïmpliceerd en rekening wordt gehouden met variatie per context.
Wie gewapend is met een intersectionele bril, zal meer oog hebben voor mensen en
groepen met hybride identiteiten en posities – posities die op grond van de klassieke
veronderstellingen ongebruikelijke, tegenstrijdige of inconsistente combinaties
vertegenwoordigen.2 Zij of hij zal ook beter dan mensen met een klassieke oriëntatie in staat
zijn om onder de verschillen tussen mensen de overeenkomsten te ontdekken en
omgekeerd, onder de overeenkomsten de verschillen. Daarmee is z/hij geëquipeerd om in
routineuze processen van uit- en opsluiting de kansen te zoeken voor nieuwe verbindingen.
Verschillen aanhangers intersectionaliteit:
- Discussies over de universele relevantie van assen en algemene geldigheid van
intersectionaliteit. Daarin staat voor sommigen het belang van gender en etniciteit,
eventueel aangevuld met klasse, buiten kijf. Anderen vinden echter dat per probleem
en situatie moet worden bekeken welke assen van verschil van kracht zijn.
- Binnen het intersectioneel denken zowel positivisten als constructivisten zijn te
vinden. Volgens de laatsten zijn de categorieën sociale constructies die historisch en
situationeel zijn bepaald, dus vloeibaar
- . In Europa heeft het begrip intersectionaliteit een wat andere lading en functie
gekregen dan in de Verenigde Staten. Waar het in de V.S. vooral refereert aan een
politiek project waarmee zwarte vrouwen hun positie opeisen – in de samenleving en
in genderstudies – ligt in Europa veel minder nadruk op etniciteit als categorie en
gaat er veel meer aandacht naar de methodologische kant van het paradigma
Het Ei: Interventies op microniveau
Van de meerwaarde die intersectioneel denken kan hebben voor “de” praktijk geeft de
Annotated Bibliography Intersectionality: From Theory to Practice (De Merich, 2008) een
goede indruk. Daaruit blijkt dat de praktijken waarover uit het oogpunt van intersectionaliteit
wordt nagedacht, uiteenlopen van arbeidsvraagstukken en immigratiebeleid tot misdaad en
onderwijs, met gezondheidszorg als uitschieter. Er zijn vele disciplines bij betrokken. In de
eerste plaats vrouwen- en/of etnische studies, maar daarbinnen dan toch vaak nog een
specialisatie in politicologie, sociologie en geografie, ontwikkelingspsychologie of
epidemiologie. Daarbij blijkt dat intersectioneel denken tot op heden vooral is ingezet voor
probleemanalyses en er in het domein van de counseling nog maar weinig is gepubliceerd
over intersectioneel organiseren.
Probleemstelling:
- Intersectioneel denken heeft één duidelijk hulpmiddel voor probleemanalyse
opgeleverd en dat is de “andere vraag” (Wekker & Lutz). Het is een
gedachtenexperiment, geleid door de vraag: Hoe zou dit verhaal er uit zien en hoe
zou ik het begrijpen als deze persoon andere etnische kenmerken en een andere
leeftijd zou hebben? Een man zou zijn in plaats van een vrouw? Een hogere of juist
lagere opleiding had genoten? Zo kunnen belangrijke – nog niet onderkende –
overeenkomsten en verschillen aan het licht komen. De andere(nde) vraag stimuleert
4