Hoorcollege 1 – psychologie
Maatschappelijke problemen discriminatie (Trump, moslims), armoede, milieu
Waarom helpen we anderen? voor eigen belang of echt voor de anderen
Mensen die in dezelfde situatie zitten kunnen een hele andere ervaring hebben hoe kun je
jezelf in iemand anders inleven en de situatie beter begrijpen
H1:
Wat is psychologie? wetenschappelijke studie van de geest (mentale processen) en het
gedrag van de mens doel: algemene uitspraken formuleren over psychische processen
het is belangrijk om objectief en controleerbaar bewijs te hebben maar dit is heel lastig
Wat is sociale psychologie wetenschappelijk onderzoek naar hoe mensen over elkaar
denken, elkaar beïnvloeden, en relaties met elkaar vormen dit gaat over ‘normale’ mensen
en dus niet over mensen die hulp nodig hebben.
Mensen worden beïnvloed door de werkelijke (expliciete) of ingebeelde (impliciete)
aanwezigheid van anderen. Ingebeeld bv. als je denkt aan je moeder waarvoor je
nog een cadeau moet kopen
Sociale psychologie uit 4 delen: sociale gedachten, sociale beïnvloeding, sociale relaties en
groepen/identiteiten
Het belang van het perspectief – belangrijke perspectieven:
1. Sociaal cognitief
2. Evolutionair
3. Sociaal leren
4. Socio-Cultureel
Sociaal cognitief het theoretische perspectief wat zich richt op mentale processen –
aandacht, interpreteren en het onthouden van sociale ervaringen (Gestalt psychologie)
Waar je je aandacht op richt, dat is wat je vaak ziet of waarneemt – je perspectief kan dus
verklaren dat je een andere ervaring kan hebben denk aan de gezichten en de kandelaar
Evolutionair het theoretische perspectief dat sociaal gedrag verklaart vanuit fysieke en
psychologische kenmerken die over de eeuwen zijn aangepast om de kansen op overleven en
voortplanting te vergroten Darwin: natuurlijke selectie: het proces waarin belangrijke
eigenschappen die helpen bij overleving doorgegeven worden aan nageslacht guppen en
karper, door de jaren heen veranderde de huid bij fijn zand of grove kiezels om te verstoppen
voor de karper maar in de vijvers zonder karper gingen de guppen zich ook aanpassen
mannen hebben felle kleuren ontwikkeld om aantrekkelijker te worden
Verklaart waarom sommige vormen van menselijke gedrag universeel zijn:
- Bepaalde gewoontes zijn universeel tussen mensen: trouwen, roddelen, taboes: incest
- Mensen hebben veel overeenkomsten met andere dieren: gezichtsuitdrukkingen
Sociaal leren theoretisch perspectief dat zich richt op hoe leerervaringen in het verleden
gedrag kunnen voorspellen. Imitatie is de belangrijkste bron van leren, kinderen leren zo heel
veel. Door de opvoeding kan iemand ook religieus zijn. Imitatie gebeurt (ook) vaak via een
afstand, kinderen observeren vaak van een afstand en nemen dit op.
,Socio-Cultureel het theoretische perspectief dat zoekt naar oorzaken van sociaal gedrag in
de invloed van grotere sociale groepen wat zijn de normen en waarden in een cultuur. Dit
kan ook helpen om de verschillen tussen culturen te verklaren. Denk aan vragen zoals
Waarom mogen mannen in sommige landen met meerdere vrouwen trouwen?
En waarom is softdrugs in NL toegestaan?
Interactie tussen perspectieven
Het ene perspectief is niet meer ‘waar’ dan het andere, het is vaak een combinatie tussen de
perspectieven
H2: Onderzoeksmethodes
Replicatie crisis onderzoeken die opnieuw uitgevoerd zijn en daardoor de oude niet meer
kloppen. Er is vaak slecht onderzoek gedaan of onderzoeken zijn vervalst.
Het testen van theorieën
- Onderzoeksvraag: een vraag die je met wetenschappelijk onderzoek wilt beantwoorden.
Bv. verschilt selectiviteit bij het kiezen van een partner per geslacht?
- Theorie: een verzameling gerelateerde voorspellingen die bedoeld zijn om een bepaald
aspect van de wereld te verklaren
Bv. evolutietheorie
- Hypothese: een voorspelling over wat er gaat gebeuren in een bepaalde situatie, gebaseerd
op een theorie
Bv. vrouwen zijn selectiever dan mannen
- Studie: toetsen van de hypothese
Bv. hoe vaak accepteren ze een foto bij een datingapp dus onderzoek naar selectiviteit
van mannen versus vrouwen
Onderzoeksmethoden
Verschillende manieren om onderzoek te doen:
- Kwalitatief onderzoek
- Kwantitatief onderzoek
- correlationeel onderzoek
- experimenteel onderzoek
Correlationeel onderzoek onderzoekt de relatie tussen verschillende variabelen, zonder
hierbij en van de variabelen te beïnvloeden
Voorbeeld:
- Onderzoeksvraag: hebben extraverte mensen meer vrienden dan introverte mensen?
- Vragenlijst: extraversie en aantal vrienden
- Uitkomst: extraversie is positief gecorreleerd met aantal vrienden
Correlatie: score tussen -1 en 1 (1 is dan positief gecorreleerd)
Correlationeel onderzoek versus experimenteel onderzoek
Bij correlationeel kun je niet zeggen het een leidt tot het ander, dus GEEN uitspraken over
oorzaak en gevolg
Bij experimenteel onderzoek kun je hier wel uitspraken over doen, je beïnvloedt het ene
waardoor het leidt tot iets anders
,Experimenteel onderzoek onderzoek waarbij er een variabele beïnvloed wordt, en
proefpersonen willekeurig worden toegewezen aan condities
Voorbeeld:
- Onderzoeksvraag: Beïnvloedt temperatuur de mate van behulpzaamheid?
Experiment: deelnemers nemen plaats in (a) een koele ruimte, (b) een warme ruimte.
Onderzoeksleider laat een doosje pennen vallen: helpt de proefpersoon met opruimen?
Voordeel bij experimenteel onderzoek: er kan wel uitspraak gedaan worden over causaliteit
(oorzaak en gevolg)
Onafhankelijke variabele: de variabele die wordt beïnvloedt (gemanipuleerd) door de
onderzoeker, de onderzoeker veronderstelt dat dit de oorzaak is
Afhankelijke variabele: de variabele die wordt gemeten, de onderzoeker veronderstelt dat dit
het gevolg is
Belangrijk bij experimenteel onderzoek het toevoegen van controleconditie: een conditie
waarbij de onafhankelijke variabele niet beïnvloed is
3 groepen bij experiment: warme ruimte, koele ruimte en een ruimte op kamertemperatuur
(controleconditie). Wanneer de controleconditie meer op koud lijkt dan warm maakt
behulpzaam en wanneer controleconditie meer op warm lijkt dan koud maakt minder
behulpzaam. Wanneer de variabele er tussenin zit dan hoe warmer, hoe meer mensen
behulpzaam zijn
In elk onderzoek speelt ethiek een belangrijke rol, je moet ervoor zorgen dat deelnemers zich
niet naar voelen
- informed consent mensen op de hoogte brengen, wat houdt het onderzoek nu in?
- voorkom deceptie niet liegen tegen de proefpersonen
- bescherm deelnemers tegen pijn en ongemak bv. niet super lang in -20 zetten
- vertrouwelijkheid
- debriefing achteraf informeren
Hoorcollege 2 – psychologie
Generatie selfie; enige generatie die niet weet hoe het is om op te groeien zonder internet.
Erg individualistisch. Geen bewijs dat social media gebruik ons narcistischer maakt,
en ook weinig onderzoek over het effect van social media op mensen.
Mensen hebben van nature een obsessie met zichzelf.
Self-reference effect; informatie over jezelf extreem goed onthouden. Dus als iemand
iets vertelt over jou, of een mening over je heeft, dan onthoud je dat erg sterk.
Cocktail-party effect; Dat je altijd alert wordt als je jouw naam noemt, ook al ben je niet
gefocust op het gesprek waarin je naam wordt genoemd. Dit gebeurt ook als je namen hoort
van mensen die erg belangrijk voor je zijn.
^ Worden verklaard door het sociaal-cognitieve perspectief.
Illusies over onszelf
Spotlight effect; dat andere mensen heel erg op je letten, en al helemaal als je je niet
goed voelt/’bad hair day’ . Dit is dus helemaal niet het geval.
, Illusion of transparency; het gevoel dat mensen je gevoelens makkelijk kunnen aflezen,
bijvoorbeeld als je je slecht voelt.
Ontwikkeling van ons zelfconcept
Persoonlijke identiteit; hoe je denkt over jezelf
Relationele identiteit; hoe je denkt over jezelf in relatie tot anderen (vind je jezelf een
goede zus/vriendin/dochter) Dit gaat over 1 op 1 relaties.
Sociale identiteit; hoe je denkt over jezelf als lid van bepaalde groep (bv vrijwilligerswerk,
familie, vriendengroep, etc)
We hebben altijd verschillende rollen (bv door je werk, opleiding, familie, sport). Deze rollen
geven je informatie over wie je bent en wat er van je verwacht wordt binnen die rollen.
Mensen passen zich automatisch aan hun omgeving aan. Met de vraag; wat is relevant en
gepast gedrag?
Working self-concept; deel van je zelfkennis dat geactiveerd wordt in een bepaalde context.
Distinctiveness hypothese; We benadrukken wat ons uniek maakt in een bepaalde
context.
Ontwikkeling van ons zelfconcept
Feedback van anderen is belangrijk; wat zijn successen en waarin faal je?
Reflected self-appraisal; Kijken naar jezelf door de ogen van anderen. Denkend: Dit is
een onderdeel van mij wat anderen trots op mij maakt.
Sociale vergelijking; Jezelf beoordelen door je te vergelijken met anderen.
Opwaartse sociale vergelijking; leidt tot zelfverbetering. Je kijkt naar iemand die jou
inspireert of hoe je wil worden. Dit is vaak niet zo goed voor je zelfvertrouwen, creëert
hopeloos gevoel.
Neerwaartse sociale vergelijking; leidt tot zelfvertrouwen. Je kijkt naar iemand die het
‘slechter’ doet dan jij. Dit inspireert minder dan opwaartse sociale vergelijking.
Self-discrepancy theory; We hebben een bepaald beeld over wie we zijn, wie we willen
worden, en wie we moeten zijn.
Actual self
Ideal self - hoe je wil zijn
Ought self - hoe je denkt dat je zou moeten zijn in de ogen van anderen
Je kan jezelf het best stimuleren door doelen te stellen die in lijn liggen met je ideal self, en
niet met je ought self. Dus niet dingen doen omdat je denkt dat je ouders dat willen.
We hebben behoefte aan een goed of redelijk hoog niveau van zelfvertrouwen.
Reverse-coded items zijn belangrijk om consistentie te ontdekken binnen je data, of om te
zien of een survey niet scherpt wordt ingevuld door iemand.
Trait self-esteem; Zelfvertrouwen als een relatief stabiele karaktereigenschap
State self-esteem; De tijdelijke schommelingen in zelfvertrouwen
Waar komen schommelingen in zelfvertrouwen vandaan?
Context en situatie; zelfvertrouwen hangt af van succes in domeinen die belangrijk voor
je zijn.
Sociometer theory; Je zelfvertrouwen als graadmeter interpersoonlijke relaties.