Casusbeschrijvingen Argumenteren K3
Casus 2
Hans van Veen en Marjan Spoelman zijn drie jaar geleden na een ongehuwde relatie van acht jaar uit
elkaar gegaan. Uit deze relatie is hun dochter Christa geboren, die inmiddels tien jaar oud is. Hans
heeft Christa bij de geboorte erkend. Met betrekking tot het ouderlijk gezag heeft het paar echter
niets geregeld. Hans en Marjan waren er niet van op de hoogte dat dit enige meerwaarde zou
hebben boven de erkenning.
Toen Hans en Marjan uit elkaar gingen, is Christa bij Marjan blijven wonen. Sinds die tijd is Christa
twee weekenden per maand bij haar vader op bezoek gegaan. En verder zagen vader en dochter
elkaar regelmatig door de week, omdat Hans optrad als hockeycoach van het team waarin Christa
speelde en er twee keer per week werd getraind. Ook heeft Hans maandelijks een bedrag aan Marjan
betaald voor de kosten van verzorging en opvoeding. Deze afspraken zijn aanvankelijk trouw
nagekomen, ook al zijn de afspraken nooit op papier gezet.
De laatste maanden is de relatie tussen Hans en Marjan echter bekoeld. De reden hiervoor is dat
Marjan een nieuwe partner heeft gevonden in de persoon van Lambert Kok. Lambert woont in
Terneuzen en heeft daar een eigen bedrijfje dat goed loopt.
Toen Marjan aan Hans liet weten dat ze van plan is om samen met Christa te gaan verhuizen naar
Terneuzen, sloegen bij Hans de stoppen door. Hij is erg boos geworden in het bijzijn van Marjan en
Christa en is van mening dat zijn dochter niet zomaar bij hem kan worden weggehouden.
De laatste vijf weken heeft Hans zijn dochter niet meer gezien. Christa is op stel en sprong van
hockey afgegaan en de bezoekjes in de weekenden zijn van de baan.
Marjan heeft laten weten dat Christa erg is geschrokken van de woedeaanval van Hans en dat zij tijd
nodig heeft om aan de nieuwe situatie te wennen. Als ze goed en wel verhuisd zijn, verwacht ze dat
het contact tussen Christa en Hans wel weer op gang zal komen. Nu heeft Christa echter tijd nodig en
Hans moet wat meer geduld hebben.
Hans heeft al een aantal malen in een weekend bij Marjan op de stoep gestaan, maar trof telkens
een dichte deur. Het lijkt erop dat Marjan en Christa nu al in de weekends bij Lambert in Terneuzen
verblijven. Voor Hans is de maat vol en hij heeft zich tot een advocaat gewend.
Student A treedt op namens Hans en verzoekt aan de rechter om het vaststellen van een
omgangsregeling en een informatieregeling. Hij/zij specificeert hoe deze regelingen er uit moeten
zien en wil ook graag dat er voorzieningen worden getroffen, als Marjan zich niet aan de regeling
houdt. Verder vraagt hij/zij zich af of het mogelijk is dat Hans alsnog met het gezag over Christa
wordt belast, zodat hij in juridisch opzicht beslissingen kan nemen over de opvoeding van Christa.
Het juiste juridische kader hiervoor wordt geschetst.
Student B treedt op namens Marjan en meent dat een tijdelijke ontzegging van het contact tussen
Hans en Christa op zijn plaats is. Christa heeft tijd nodig om aan het vooruitzicht van een
aanstaande verhuizing te wennen en als er nu door haar vader aan haar wordt getrokken, werkt
dat alleen maar averechts. Tevens vindt hij/zij het geen goed idee dat Hans na al die jaren alsnog
met het gezamenlijk gezag wordt belast. Zeker na een verhuizing ligt dit niet voor de hand, omdat
Hans dan over elk wissewasje met betrekking tot de opvoeding zal gaan touwtrekken.
, Geachte rechter/edelachtbare,
Mijn naam is mevrouw ……. Vandaag sta ik hier als vertegenwoordiger van mijn client van
Veen. Stelt u zich eens voor u bent vader van een dochter die inmiddels al weer 10 jaar is. U
heeft alles van dichtbij meegemaakt, haar eerste stapjes, eerste woorden en eerste
ontwikkelingen. Als ouder zijnde is het prachtig om dit soort keerpunten mee te maken. Mijn
client wil dan ook graag de volgende ontwikkelingen van zijn dochter meemaken. Dit zal
helaas lastig worden, als ex-vrouw van de client zal verhuizen. Helaas is de communicatie
tussen mijn client en de wederpartij verslechterd door het feit dat de wederpartij naar
Terneuzen wilt verhuizen. Daarom verzoek ik u, als vertegenwoordiger van mijn client, een
omgangsregeling/informatieregeling vast te stellen en daarbij mijn client met het gezag op
zijn dochter te belasten.
Geachte edelachtbare, ik zal u eerst uitleggen waarom een omgangsregeling op zijn plek
zou zijn en daarna zal ik u ook uitleggen waarom mijn client gezag dient te krijgen over zijn
dochter.
Argument 1:
Ten eerste is de verhuizing niet noodzakelijk, omdat de ex- vrouw van mijn client ook haar
best zou kunnen doen om ervoor te zorgen dat haar nieuwe geliefde in de buurt komt wonen.
Op deze manier bevordert zij de banden niet tussen mijn client en zijn dochter, terwijl
wederpartij dit wel verplicht is ogv art. 1:247 lid 3 BW.
Argument 2:
Daarnaast is mijn client van mening dat er niet goed nagedacht is over alternatieven en
maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor Christa en mijn client te compenseren.
Door de verhuizing zullen mijn client en Christa veel minder of amper contact met elkaar
hebben. Mijn client wilt niets liever dan betrokken vader zijn en dat kan alleen als hij zijn
dochter regelmatig kan zien. U kunt zich wel voorstellen toch dat mijn client bijvoorbeeld ook
bij ouderavonden en hockeywedstrijden van zijn dochter aanwezig wil zijn. Mijn client was
voorheen trainer bij de hockeyclub van zijn dochter en zag haar dus ook tijdens de training.
Er is dus echt sprake van een sterke band, want zeg nou eerlijk elk kind heeft een vader en
een moeder nodig.
Argument 3:
Ten derde dient mijn client de omgangsregeling te krijgen, omdat hij voldoet aan alle
voorwaarden van art. 1:377a BW . Volgens lid 1 van art. 1:377a BW is de ouder die niet met
het gezag belast is verplicht tot omgang met het kind en heeft hij het recht daartoe. Lid 2
zegt vervolgens dat er sprake dient te zijn van een nauwe betrekking tussen het kind en de
ouder, daar is zeker sprake van, Client was er namelijk bij toen zijn dochter geboren werd
heeft haar ook erkend, daarnaast zagen ze elkaar voorheen niet alleen om de 2 weekenden,
maar ook op de hockey, client was trainer. Van de uitzonderingen in lid 3 is geen sprake. Op
basis van lid 3 sub a zou de omgang afgekeurd worden, als deze ernstig nadeel oplevert
voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind. Daar is geen sprake van, omdat
nergens uit de casus blijkt dat mijn client een slechte verstandhouding had met zijn kind.
Volgens sub b van lid 3 wordt het ook afgekeurd, als de ouder ongeschikt is of niet in staat is
tot omgang, dat is hier ook niet het geval, mijn client heeft de tijd en ruimte om zijn kind te
kunnen zien en heeft geen last van kwaaltjes, zit bijvoorbeeld niet aan de drugs etc. die de
omgang zouden kunnen belemmeren. Vervolgens staat er in sub c dat het tevens geweigerd
kan worden, als het kind dat 12 jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen
omgang met zijn ouder heeft doen blijken. Daar is dus ook geen sprake van, omdat kind
onder de 12 is en zij geen bezwaar heeft. Tot slot kan het volgens sub d geweigerd worden,
als omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Mijn voorstel is dus om de
omgangsregeling vorm te geven als hoe de afspraken eerst waren mondeling, dus dat het
kind 1 weekend per 14 dagen bij mijn client verblijft. Hier komt bij dat moeder dochter brengt