BOS Hoorcollege 1: Kwalitatief onderzoek
Voordat je onderzoek doet, moet je weten waar je het over hebt. Eventueel moeilijke
begrippen opzoeken.
Maar hoe betrouwbaar is zo’n bron eigenlijk?
In wetenschappelijk onderzoek stellen we deze vraag altijd.
Zeker weten dat we betrouwbare informatie gebruiken.
Voor wetenschappelijk onderzoek kunnen niet vertrouwen op onze intuïtief en ervaring,
omdat het (waarschijnlijk) subjectief is en onze ervaring is waarschijnlijk ook te beperkt.
Autoriteit: informatie van een professor die te maken heeft met het onderwerp is al een stuk
betrouwbaarder, maar alleen als hij zijn conclusies haalt uit wetenschappelijk onderzoek.
Dan pas is het een betrouwbare bron van informatie.
Waarom is informatie uit wetenschappelijk onderzoek nou zo betrouwbaar? Dat komt omdat
het bepaalde kenmerken heeft.
Vijf kenmerken van wetenschappelijk onderzoek:
Theorievormend: eerder onderzoek is gebruikt als basispunt. We bouwen dan
verder aan die kennis. Elk wetenschappelijk onderzoek levert weer vragen op.
Systematisch: wetenschappers volgen bepaalde stappen om antwoord te vinden op
de onderzoeksvraag. Op die manier vinden we antwoord op de onderzoeksvraag.
Controleerbaar: onderzoekers controleren elkaar, werken samen. Dat zorgt dat
onderzoek dat niet goed is uitgevoerd kan worden herkent en herstelt.
Empirisch: de uitkomsten zijn gebaseerd op waarnemingen. We kijken, zien, ruiken,
horen etc. Op basis daarvan formuleren we onze conclusies.
Controleerbaar: andere mensen kunnen het onderzoek in principe helemaal
herhalen. Daarvoor moeten alle keuzes helder gecommuniceerd worden.
Probabilistisch: we moeten ons realiseren dat conclusies gebaseerd zijn op een
bepaald moment, op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd. Conclusies blijven
dus niet eeuwig geldig en betrouwbaar.
Vijf kenmerken van wetenschappelijk onderzoek (Grasple)
Systematisch: Onderzoek gaat volgens een vast patroon wat van tevoren is
vastgesteld (het volgt de empirische cyclus).
Theorievormend: Wetenschappelijk onderzoek leidt tot extra theoretische kennis.
Theoretische kennis geeft verklaringen die verder gaan dan alleen de paar
observaties die in één specifieke setting zijn gedaan. Hiervoor wordt zoveel mogelijk
eerder wetenschappelijk onderzoek gebruikt.
Empirisch: Er wordt in het onderzoek gebruik gemaakt van systematische
waarnemingen.
Controleerbaar: Andere mensen kunnen het onderzoek in principe helemaal
herhalen. Daarvoor moeten alle keuzes helder gecommuniceerd worden.
Probabilistisch: Resultaten uit onderzoek kunnen nooit alle gevallen volledig
verklaren. Op een andere plek, plaats en tijd zullen de resultaten mogelijk anders
zijn.
1
,De theorie-data cyclus (zie foto in boek)
1. Idee/theorie: vaak weten we nog weinig over een onderwerp en bestaande resultaten
kunnen we gebruiken als uitgangspunt.
2. Onderzoeksvragen
3. Onderzoeksontwerp: op basis van de onderzoeksvragen kiezen we een onderwerp.
4. Hypothesen: verwachtingen voor het onderzoek.
5. Dataverzameling
6. Data analyseren
7. Ondersteuning vinden voor de theorie die we al hadden. Vinden we die niet dan
moeten we het onderzoeksonderwerp aanpassen.
Je weet iets nooit zeker. Daarom vind je ondersteuning.
Theorie in sociale wetenschappen
Theorie is de verzameling van wat al onderzocht is in datgene waarin we
geïnteresseerd zijn.
Het heeft niet veel zin om een onderzoeksvraag te beantwoorden waar al een
antwoord op is.
Kenmerken van een (goede) theorie
The best theories are supported by data from studies, are:
Falsifieerbaar: gaan over onderwerpen die we kunnen onderzoeken en zouden
kunnen aantonen dat onze hypothese niet klopt.
Spaarzaam (parsimonious): we hebben voorkeur voor een meer simpelere theorie.
Theorie die simpelere in elkaar zit. Maar spaarzame theorieën zijn niet op alle
onderzoeksgroepen van situaties van toepassing. Een theorie zou soms iets
complexer gemaakt moeten worden.
Kenmerken van goede theorie (Grasple)
Spaarzaam: Een theorie moet zo simpel mogelijk zijn om de data goed te
beschrijven.
Falsificeerbaar: Het is in principe mogelijk om resultaten te vinden die de theorie
weerleggen.
Onderzoeksvragen
In wetenschappelijk onderzoek zijn er verschillende soorten onderzoeksvragen:
Fundamenteel (basic): lossen een kennisprobleem op. Zijn theoretische
onderzoeksvragen. Om ervoor te zorgen dat we meer kennis krijgen.
Is not intended to address a specific, practical problem; the goal is to enhance the
general body of knowledge.
Toegepast (applied): waarmee we een praktijkprobleem willen oplossen.
Is done with a practical problem in mind; the researchers conduct their work in a
particular real-world context.
Translationeel (translational): is de brug tussen fundamenteel en toegepast
onderzoek.
Is the use of lessons from basic research to develop and test applications to health
care, psychotherapy, or other forms of treatment and intervention. It represents a
dynamic bridge from basic to applied research.
Kennisprobleem = dat we iets niet weten.
Praktijkprobleem = dat we iets zien in de praktijk wat we graag willen veranderen.
2
,“Wat gebeurt er in de hersenen van kinderen met dyslexie?” = fundamenteel
De vraag zelf gaat over een kennisprobleem.
Wanneer er een begeleidingstraject wordt ontwikkeld, dan noemen we dat translationeel
onderzoek.
Wanneer de effectiviteit van het begeleidingstraject wordt onderzocht, noemen we dat
toegepast onderzoek.
Translationeel: begint met kennis en kijken hoe we dat in de praktijk gaan toepassen door
middel van methodes/
Onderzoeksontwerp
De onderzoeksvraag leidt tot een onderzoeksontwerp
Wat voor soort empirische gegevens worden verzameld?
Kwalitatieve of kwantitatieve gegevens?
Bij wie worden empirische gegevens verzameld?
Kwalitatieve gegevens
Onderzoek bij kleine groepen;
Levert gegevens op in tekst;
Vaak beantwoorden we daarmee een hele open onderzoeksvraag.
Kwantitatieve gegevens
Onderzoek bij grote groepen;
De gegeven worden omgezet in getallen;
We beantwoorden er een specifieke onderzoeksvraag mee.
We bepalen hier hoe het onderzoek eruit ziet. Welke richting gaan we op?
Als de data geanalyseerd is, dan willen we dat delen met andere onderzoekers.
Publiceren vaak door middel van een wetenschappelijk artikel.
Producer
Zij onderzoeken bepaalde thema’s. They may want to write their results and present them at
research meetings.
Documenting the behavior of dolphins, observing children in a school setting etc.
Consumer
Reading about research so they can later apply it to their work, hobbies, relationships or
personal growth.
Teachers, police officers, family therapists, guidance counselor etc.
Psychologists in both roles require a curiosity about behavior, emotion and cognition.
Research producers and consumers also share a commitment to the practice of empiricism,
to answer psychological questions with direct, formal, observations and to communicate with
others about what they have learned.
Understanding research methods enables you to ask appropriate questions so you can
evaluate information correctly.
Evidence-based treatments
Therapies that are supported by research
Interrogating information
3
, A consumer of research needs to know how to ask the right questions, determine the
answers, and evaluate a study on the basis of those answers.
A well-intentioned program that seems to make sense might actually be doing harm. We
always need empirical evidence to test the efficacy of our interventions.
How scientists approach their work
1. They act as empiricists in their investigations, meaning that they systematically
observe the world.
2. They test theories through research and in turn revise their theories based on the
resulting data.
3. They take an empirical approach to both applied research, which directly targets real-
world problems, and basic research, which intended to contribute to the general body
of knowledge.
4. They go further: once they have discovered an effect, scientists plan further research
to test why, when or for whom the effect works.
5. Psychologist make their work public: they submit their results to journals for review
and respond to the opinions of other scientists.
Empiricism
Empirical method or empirical research, involves using evidence from the senses (sight,
hearing, touch) or from instruments that assist the senses (such as thermometers, timers,
photographs and questionnaires) as the basic for conclusions.
Empiricists aim to be systematic, rigorous and to make their work independently
verifiable by other observers or scientists.
You must strive to interpret the data you collect in an objective way: you must guard
against common biases.
They train themselves to test their intuition with systematic, empirical observations.
They strive to ask questions objectively and collect potentially disconfirming
evidence.
In the theory data cycle, scientist collect data to test, change, or update their theories.
Your theory set you up to ask certain questions and not others.
Next, your questions led you to specific predictions, which you tested by collecting
data.
When you take systematic steps to solve a problem, you are participating in something
similar to what scientists do in the theory-data cycle.
Theory
Is a set of statements that describes general principles about how variables relate to one
another.
Hypothesis (or prediction)
is the specific outcome the researcher expects to observe in a study if the theory is accurate.
Notably, a single theory can lead to a large number of hypotheses, because a single study is
not sufficient to test the entire theory, it is intended to test only part of it. Most researchers
test their theories with a series of empirical studies, each designed to test an individual
hypothesis.
Data
Are a set of observations
4
