Samenvatting
Grand theories (19de en 20ste eeuw)= Een samenhangende sterk abstract en
algemeen(conceptioneel) richtinggegevende beschrijving van een omvangrijk fenomeen. (VP, minder
20ste eeuw). Sterk deductief karakter.
Adaptie model roy (jaren 60)
- Relateert gezondheid en gezondheidsgedrag aan adaptie(aanpassing) en coping.
- psychologische mechanismen die van invloed zijn op gezondheidsvaardigheid.
- Versterken adaptie+coping leidt tot beter gezondheidsgedrag en dus betere gezondheid.
Henderson
- Unieke functie van de verpleegkunde is: Het individu, ziek of gezond bij te staan bij het verrichten
van die bijdragen tot gezondheid of herstel. Zij onderscheid de 14 basisbehoeften (hedendaags
gordon)
Zelfzorg model Orem(1971)
- het idee dat een mens prima voor zichzelf kan zorgen.
- zorgen dat een patiënt onafhankelijk blijft.
Nu genoemd; gezondheidsvaardigheden, gezondheidsgedrag
Care = (niet gericht op genezing) VB thuiszorg, verpleeg-verzorging, woonzorg, hospice
Cure = (onderzoek, diagnose en behandeling gericht op genezing) VB ziekenhuis-, revalidatiezorg
Nulde lijn zelfzorg/mantelzorg, publieke zorg, ggd/consultatiebureau
Eerste lijn Basiszorg (veelal directe toegankelijkheid), generalistisch, monodisciplinair, zonder
opname. Poortwachter.
Anderhalve lijn generalistisch en specialistisch, multidisciplinair, samenwerking tussen BV fysio en
huisarts. Hierin vind de ontwikkeling van zorgketens plaats.
Tweede lijn somatische zorg(cure), verpl,verzorging, maatsch. Zorg(care), ggz, BV ziekenhuizen,
revalidatie.
Derde lijn topzorg, academische centra, wetenschappelijk onderzoek.
Niveuas en partijen zorg:
Macro gehele zorgsysteem, (inter) nationaal. (nationale overheid)
Meso Regionaal, managment/organisatie (gemeenten, zorgverzekeraar)
Micro lokaal, dienstverlening, klinisch (proffecionals, patienten)
ZVW = Zorg verzekeringswet
WLZ – Wet langdurige zorg (care)
WMO = Wet maatschappelijke ondersteuning (publieke gezondheidszorg)
JW = Jeugdwet (publieke gezondheidszorg)
AWBZ = Algemene wet bijzondere ziektekosten (voor meest kwetsbare patiënten)
Nature = (als invloed) erfelijkheid/DNA/karakter
Nurture = Welke invloeden van buitenaf hebben er voor gezocht hoe die gene nu is. (bijv doordat
iemand niet goed is gehecht)
Sociale omgeving/cultuur bepaalde denkwijzen die worden opgelegd, waar bepaalde normen en
waarden bij horen. Sterke invloed.
, Persoonlijkheid = Een geheel van alle psychologische processen en psychologisch kenmerken die ons
menselijk maken en er tegelijkertijd voor zorgen dat ieder mes uniek ik.
Temperament = Een begrip dat niet helemaal hetzelfde is als persoonlijkheid, het is een aspect
ervan. Temperament is de snelheid en intensiviteit van emotionele reacties én de overheersende
stemming die een persoon kenmerken.
Karakter: een begrip dat ook wijst op een aspect van de persoonlijkheid. Karakter(trekken) zijn
meervoudige, stabiele persoonlijkheidskenmerken die in verschillende omstandigheden bepalend
zijn voor de gedachten en gedrag van deze persoon.
Freud
Id = Het primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheidheid. Bevat de fundamentele drijfveren en
onderdrukte herinneringen.
Ego = Het bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid, dat is belast met het handhaven de vrede
tussen het superego en het id.
Superego = Deel van de persoonlijkheid dat normen en waarden bevat, inclusief morele attitudes die
zijn overgenomen van ouders en maatschappij; correspondeert in grote lijnen met het alledaagse
begrip ‘geweten’.
Ego/afweermechanisme = Voornamelijk onbewuste psychische strategie die gebruikt wordt om de
ervaring van een conflict of angst te verzachten.
Ontkenning ‘ik heb geen probleem’. Dankzij dit afweerweermechanisme kun je een lastige situatie
vermijden door eenvoudigweg te ontkennen dat die bestaat. Wordt vaak gebruikt door mensen die
een drank- of agressieprobleem hebben.
Rationalisatie Geeft een sociaal acceptabele reden voor zijn gedrag/daden waarvan hij/zij denkt
dat ze eigenlijk sociaal onacceptabel zijn. BV bij spieken of niet slagen voor examen zeggen dat
iedereen het doet of dat de examinering niet eerlijk was.
Reactieformatie In dit geval doe je het tegenovergestelde van je eigen oorspronkelijke onbewuste
verlangen. Ook wel overcompenseren. Bv wanneer je je (vroeger) aangetrokken voelde tot een
klasgenoot, gemeen of agressief teen hem zijn ipv toegegeven hem leuk te vingen.
Verschuiving Het verschuiven van de reactie van de werkelijke bron naar een veiliger persoon of
object. BV je baas die het bloed onder je nagels vandaan haalt, je woede afreageren tegen je vriend
of door tegen een muur te slaan
Regressie Het terugkeren naar een eerderen fase in het leven, het tonen van
onvolwassen/kinderlijk gedrag. BV wegkruipen, beginnen te huilen, met dingen gooien.
Sublimatie Het omzetten van onaanvaardbare driften/gedachten in een sociaal geaccepteerde
vorm. BV iemand die bepaalde seksuele energie opkropt een uitlaatklep zoeken in muziek, kunst of
geloof. Freud vermoedde dat sublimatie verantwoordelijk was voor een aantal belangrijke
ontwikkelingen in onze beschaving.
Projectie Een onaanvaardbare prikkel/gevoel toeschrijven aan iets of iemand anders. (op iemand
anders projecteren. Komt veel voor! BV wanneer je jezelf aangetrokken voelt tot iemand buiten je
relatie je partner beschuldigen van vreemdgaan.