De kwestie Ironie:
- Ironie heeft een smorende werking
- Ironisch leven versus 'ultraoprecht'
- Cultureel contrast: twee levenshoudingen
- David Foster Wallace is de martelaar van de anti-ironie
- Discussie De Vries tegen Thomese ́ over ironie
- 'Generationeel trauma', ironie zou iets zijn van de vorige generatie volgens De Vries
- Ironie = iets zeggen, maar iets anders bedoelen (milde vorm van spot) versus een bredere
levenshouding: 'dat het mogelijk anders zit'
Ironie in bange dagen — P.F. Thomése
- Thomése doet een liefdeverklaring aan de ironie
- Ironie heeft nooit een sterke reputatie gekregen, doordat ironie in verband wordt gebracht met
“veinzerij, halfslachtigheid, oprechtheid, gebrek aan noodzaak en verantwoordelijkheidsbezef.
- In deze tijd van fundamentalisme, populisme en moralisme heeft de ironische geest het zwaar.
Het gaat nu namelijk vooral om de de doeners.
- De ironische geest appelleerde voor Thomése altijd naar iets hogers. Je moet eigenlijk een
soort van een muzikaal gehoor hebben om te horen of iets ironische gezegd werd. Er werd iets
gezegd, maar er werd ook wat anders gezegd.
- Wat het contrapunt voor de polyfone muziek is, dat is ironie voor de gesproken én geschreven
taal.
- Thomése is tegen de invoering van een ironieteken (‘pas op, er staat niet wat er staat’). Hij vind
dat er namelijk al genoeg duidelijkheid bestaat en het ten koste zou gaan van het fijnere werk.
Ironie probeert namelijk aan die duidelijkheid te morrelen.
- Hieruit volgt de paradox: “inzicht verwerven door waar nodig onduidelijkheid te verschaffen.
- Ironie komt volgens hem voort uit het besef dat het mogelijk ook helemaal anders zit.
- Tegen dit besef lopen de bestrijders van ironie aan, zij willen namelijk duidelijkheid en zien
ironie als ondermijning van de moraal.
- Grote bestrijder ironie: David Foster Wallace (1962-2008). Ironie werkt hem op de zenuwen,
doordat ironie gebaseerd is op “ik meen eigenlijk niet wat ik zeg”. Hieruit trekt hij de conclusie
dat ironie als culturele norm wil zeggen: “Dat het onmogelijk is om te mensen wat je zegt.”
- Wallace geeft de televisie de schuld van de institutionalisering van de ironie. Dit komt doordat
hetgeen wat wordt verteld niet in overeenstemming is met wat je ziet. Daardoor is de televisie
een soort gesloten systeem, waardoor televisie alleen nog maar over televisie gaat.
- Ironie is van een kritische houding ten opzichte van de gevestigde orde, iets geworden waar je
aan moet meedoen om erbij te horen.
- Wallace ziet het uitsluiten van bepaalde vragen als het bewijs dat ironie haar rebelse functie is
verloren. Hij wil ervan af, omdat ironie is nu de stem van een gevangene die is gaan genieten
van zijn kooi.
- Thomése genuanceerd tegen Wallace:
• Begrip voor verzet tegen geïnstitutionaliseerde ironie in massacultuur
• Onbegrip voor hoop versleten authenticiteitsjargon ('echt', 'puur', waar')
- Thomése heeft onbegrip voor die woorden, omdat er zoveel mee gezegd kan worden dat ze
uiteindelijk openbarsten en niks meer betekenen
- Hoe ethisch je je ook wilt opstellen, ook oprechtheid en authenticiteit zijn een kwestie van
vorm.
, - Een schrijver kan namelijk wel iets zonder ironie proberen te zeggen, maar hetzelfde als een
clown die zegt dat er echt brand is, kan het niet geloofwaardig genoeg zijn, waardoor hij niet
wordt geloofd.
- De ironicus, anders dan de moralist, is zich bewust van de rol die hij speelt
- "Telkens leidt de hartenkreet om meer 'waarheid' en 'oprechtheid' na verloop van tijd tot
clichés, platitudes en valse lucht."
- Hoogste woord moralist, laatste woord ironie
Nagekomen Correspondentie (1):
- Gesprek tussen Thomése en De Vries
- De Vries zet ironie weg als overleefde stijlvorm voor oudere generaties. Thomése is het hier niet
mee eens, omdat het volgens hem als sinds Socrates werkt als middel om onze relatie tot de
wereld te onderzoeken.
- De Vries z'n ironie is niet de ironie van Thomése. De Vries maakt zich druk over allerlei lifestyle
probleempjes van jonge mensen, definieert hij ironie als flauw trucje om niet te hoeven zeggen
wat je meent en stelt dat ironie wel eens de ziekte van deze tijd zou kunnen zijn. Hij vind dat we
op moeten houden met dubbele bodems, oprecht en eerlijk moeten wezen.
- Thomése vindt dat de Vries in zijn stuk heel erg pleit dat hij serieus wil worden genomen.
- Lifestyle de esthetische uitdrukking van een ethisch ideaal: perfecte leven. Niet: zo ben ik.
Maar: zo wil ik zijn. Lifestyle is dus ironie, omdat het een parodie is op een volmaakt leven.
- Thomése roept op tot relativering, waarop de Vries antwoord “die relativering zit in ons
DNA, die relativering vergeten we echt geen seconde hoor. We weten zo goed wie we
zijn dat we bijna niet meer durven te bedenken wie we zouden willen zijn.
- Die esthetisering ziet Thomése terug in de kringen van de Vries. De voortdurende obsessie:
Hoe kom ik over?
- Met “Ik wil de wereld ernstig nemen” wordt eigenlijk bedoeld “Ik wil door de wereld ernstig
genomen worden”. Dit ernstig genomen worden is volgens Thomése juist het generationeel
probleem en dus niet de ironie.
- “De moderne mens is overbodig” -> reactie: ‘het verschil maken’, New Sincerity “die weer
oprecht durven zijn”.
- Bij die stroming zelfverklaarde oprechtelingen is het masker aan het gezicht vastgegroeid.
- Vergelijking tussen modernistische adoratie (het niet kunnen schelen wie je bent en geen
onderscheid maken tussen jou en de natuur) en het primitieve & het elementaire (authentiek
met stokjes vuur maken).
- Thomese ́ is bang voor mensen die geloven dat de rol die ze spelen echt is.
- ‘Final vocabulary' of (totalitaire) 'eindtaal' van R. Rorty. Taal die geen twijfel en tegenspraak
toestaat, anti-intellectueel, antidemocratisch en anti-elitair is.
- Ironie is essentieel voor een democratie, omdat het ironisch denken je taal laat herformuleren
en zorgt voor een open samenleving.
- Thomése stelt dus dat de jonge generatie weer iets totalitairs willen hebben, dus niet zoveel
ingewikkelde herschreven taal. Hij zegt er ook nog bij dat de jonge generatie met de totalitaire
taal de genocide verheerlijken en dat ze ‘harde veiligheidsmaatregelen’ eisen tegen terrorisme.
- Ironie is dus onmisbaar voor schrijvers en schrijvers zijn herschrijvers
- Thomése waarschuwt “blijf nadenken, pas op voor drijfzand managersretoriek”.
- De Vries vindt dat we niet moeten zitten wachten, tot de wereld vergaat, dat we
beter in de tussentijds iets van betekenis kunnen verzinnen en dus niet aan ironie
doen.