Hoorcolleges blok 3.6
Formeel belastingrecht 2020-2021
INHOUDSOPGAVE
blz.
Week 1: Hoorcollege 1 2
Week 2: Hoorcollege 2 12
Week 3: Hoorcollege 3 20
Week 4: Hoorcollege 4 28
, WEEK 1
INDELING RECHTSGEBIED
Heffing:
Heel vaak denken mensen dat de inspecteur en de ontvanger hetzelfde zijn. Ondanks dat hun rol
wel sterk verweven kunnen zijn, is dit niet het geval. De inspecteur maakt de aanslag en stelt de
schuld vast. De ontvanger maakt deze aanslag vervolgens bekend en probeert het te incasseren.
Ook zijn het allebei bestuursorganen. Zie bijv. De Belastingdienst in de wereld van de toeslagen
en de inspecteur bij rijksbelastingen (de indirecte en directe belastingen). Er zijn minder dan 10
inspecteurs in Nederland. Dit komt omdat De Belastingdienst best raar is opgebouwd, de
landelijke directeuren van de segmenten zijn de inspecteur (denk aan de segmenten MKB, de
FIOD en Grote Ondernemingen, etc.). Al die mensen die eronder werken die werken namens de
inspecteur (volgens mandaat). Hierbij is de inspecteur dus bestuursorgaan.
De Awb is van toepassing. De algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vult aan en wijkt af
van de Awb. Dit is lex specialis en gaat dus ook voor. In de Awb staat een regeling over
bestuursrechtelijke dwangsommen, maar deze is alleen van toepassing als deze in een speciale
regelgeving wordt aangezet. Dit staat niet in de AWR.
Verder staan er heffingssystemen in de AWR en er staat specifieke informatieverplichtingen in,
welke afwijken van de Awb.
Invorderen:
De ontvanger is onderdeel van de Belastingdienst. Niet de Belastingdienst is het bestuursorgaan,
maar de ontvanger. Voor het invorderen hebben we de Invorderingswet, deze is leidend en
dominant en de Awb heeft daar een beperkte invloed.
De IW heeft een leidraad en die heeft enige verachtende regels, de Leidraad Invordering. Alle
toezeggingen die worden gedaan in het parlement op het gebied van invordering komen in deze
Leidraad en hier dient de ontvanger zich aan te houden. Denk hierbij aan betalingstermijnen
bevoegdheden, aansprakelijkheden en informatieverplichtingen.
OPTIMALE WET
Formeel recht:
Om de ultieme balans te vinden tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming:
- Rechtshandhaving: de inspecteur moet de mogelijkheid hebben om de materiele
belastingschuld in een formeel vorderingsrecht om te zetten (aanslag);
- Rechtsbescherming: de burger/ belastingplichtige te beschermen tegen de machtige
inspecteur/ ontvanger
Belang van de schatkist behoeft geen nadere toelichting. De maatschappij kan alleen bestaan
met een functionerend systeem van belastingheffing.
De importantie van voormeld belang rechtvaardigt een hardvochtige formele belastingwet. Toch
zal de belastingplichtige ruimte moeten krijgen zijn positie aan een onafhankelijke en onpartijdige
rechter voor te leggen.
Wet kent niet alleen een budgettaire functie. Aanvankelijk was de rol van de wet om de burger te
beschermen tegen de Koning. Functie is in toenemende mate om de inbreuk op het
eigendomsrecht te rechtvaardigen
RECHTSBESCHERMING
Een inspecteur mag alles vragen wat relevant kan zijn voor de belastingheffing. Best een ruime
bevoegdheid, deze wordt ingeperkt door de abbb’s en art. 8 EVRM. Het bestuursorgaan heeft
dus veel macht. Tot het moment van de beroepsfase heeft de inspecteur dus een grote
bevoegdheid om informatie te vergaren om zijn taak goed te kunnen uitoefenen.
2
,Hoe zit het met individuele rechtsbescherming? Die is er uiteraard als je kijkt naar de
rechtspraak: dit heeft een algemene preventieve werking, de inspecteur weet tot hoe ver hij kan
gaan met zijn macht (jurisprudentie).
Ook vanwege het complexe systeem van fiscaliteit is het belangrijk dat er rechtsbescherming is.
Functies rechtsbescherming:
- Rechtsvorming: met de jurisprudentie wordt recht gevormd
- Rechtszekerheid: jurisprudentie biedt zekerheid
- Overtuigingskracht: hiermee heb je ook gelijk overtuigingskracht
- Kwaliteitsbevordering: het bevordert de kwaliteit van de uitoefening van de inspecteur
De overheid is hier niet altijd enthousiast over, het kost tijd en geld. Ook zullen ze aangeven dat
het recht in goede handen is, (‘alles gaat toch goed?’). Dit soort argumenten worden uiteraard
gestraft. Als er geen controle is, dan zal de macht uiteindelijk de overhand nemen. Men zal dan
oneigenlijk gebruik maken van die bevoegdheden. Kijk ook naar de Toeslagenaffaire.
Hoeveel arresten worden er per jaar door de Hoge Raad gewezen? Gemiddeld per jaar 1.000,
waarvan 600 eigenlijk niet inhoudelijk worden gebruikt (voor de rechtsbescherming niet van
belang).
Het proces van rechtsbescherming duurt ong. 6 jaar (bezwaar tot aan cassatie), in dit tijdsbestek
kan de inspecteur geen aanslag opleggen (stel je voor er is sprake van een procedure over een
informatiebeschikking). Als hij dit wel doet, vervalt de informatiebeschikking van rechtswege. Dit
is natuurlijk gevaarlijk, want dan dreigt de termijnen voor het opleggen van aanslagen te
verlopen. Wat heeft de wetgever hiervoor bedacht? Gedurende de loop van de
informatiebeschikkingsprocedure, komt die tijdsduur bij de aanslagtermijn. Dit betekent wel dat
als je na de informatiebeschikking een aanslag krijgt, die procedure ook zo’n ong. 6 jaar duurt. Dit
is niet heel bevorderlijk voor de rechterlijke macht. Dus heeft de overheid gezegd: als er meer
rechtsbescherming komt, dan heeft dit onmiskenbaar tot gevolg dat dit hele lange procedures
met zich mee brengt.
Je hebt natuurlijk niet zomaar toegang tot de rechter, hiervoor heb je eerst een beslissing op
bezwaar nodig. Binnen 6 weken moet je dit bezwaar en beroep dan weer aantekenen. Denk
hierbij aan de ontvangsttheorie (art. 6:9 lid 1 Awb). Bij verzending via post is het niet langer dan
een week na afloop (lid 2 ).
Schorsende werking?
Stel je voor dat je een aanslag krijgt van de inspecteur, krijg je dan uitstel van betaling? Nee, dit
is niet automatisch (art. 6:16 Awb en art. 9 lid 12 IW). Het aanwenden van een rechtsmiddel zorgt
niet automatisch voor een schorsende werking. Hier zie je dus een verschil tussen de inspecteur
en de ontvanger: je bent met de inspecteur aan het discussiëren over de hoogte van de schuld
en de andere discussie is met de ontvanger. De ontvanger zal zeggen dat hij niks te maken heeft
met dat bezwaar, hij heeft gewoon een titel. En het aanwenden van een rechtsmiddel geeft
inderdaad geen schorsende werking.
Dan komen we aan bij de Leidraad Invordering, hoofdregel: als je bezwaar aantekent, krijg je wel
uitstel van betaling. Dit is dus een beleidsmatige gunst.
Als de belastingschuld hoog is of je hebt een verleden in de zin van belastingfraudeur, dan zal de
ontvanger graag zekerheid willen ontvangen. Hoe kan dit? Door middel van inzicht in je financiën
(dit blijkt – als het goed is – al deels uit je aangifte), recht van parate executie en een
bankgarantie. Dit kost natuurlijk wel geld, dus hoofdregel is dat je uitstel van betaling krijgt. Als de
schuld hoog is, dan zal de ontvanger ook zekerheid verlangt.
Wat nu als de belastingplichtige in de zaak in eerste aanleg gelijk krijgt, de inspecteur in hoger
beroep gaat. Dan val je weer terug op art. 6:16 Awb: geen schorsende werking. Dit zal dus
betekenen dat de schuld weg is en de ontvanger ook geen recht heeft op bijv. een bankgarantie
(indien de schuld hoog is en de ontvanger zekerheid verlangde). Dit vond de Fiscus geen fijne
3
, situatie: art. 27h lid 3 en 28 lid 7 AWR de regel gekomen dat hoger beroep en cassatie wél
schorsende werking heeft. Uiteraard in het voordeel van de inspecteur en ontvanger, want die
willen zeker stellen dat (als ze verliezen bij de rechtbank) alsnog hun zekerheidspositie niet
verloren gaat.
Afstand van rechtsmiddelen:
Dit moet uitdrukkelijk worden gedaan (BNB 1992/133): je hebt bezwaar aangetekend maar je
trekt dit in. Het moet ondubbelzinnig zijn (er moet geen discussie over mogelijk zijn) en dan staat
dit vast.
Ook in de procedure kan je een geschilpunt intrekken. Stel je voor dat je één geschilpunt intrekt
(box 3) en over een ander geschilpunt (box 1) geen gelijk krijgt. Je wilt dan graag in hoger
beroep. Kan je dan in hoger beroep alsnog dat ene geschilpunt wat je eerder hebt ingetrokken
(box 3) aanvoeren? Daar heeft de HR in BNB 2010/65 gezegd dat als je expliciet, ondubbelzinnig
intrekt bij de rechtbank, dan mag je daarmee niet bij het hof nog op in gaan.
In fiscale procedures kan het wel eens voorkomen dat je in hoger beroep juist meer
geschilpunten aanvoert, het aanvoeren van nieuwe punten is dus geen probleem, tenzij je
expliciet afstand hebt gedaan.
Intrekking bezwaar of beroep:
De intrekking moet schriftelijk gebeuren (art. 6:21 Awb).
Uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Geen grond voor aantastbaarheid van de intrekking.
Nieuw cassatieberoep is niet-ontvankelijk (HR BNB 2012/63).
Je kan ook wachten tot de verminderingsbeschikking.
Als de procedure wordt ingetrokken, doe je er wel goed aan om het kostenverzoek te handhaven
(art. 8:75a Awb). Als een inspecteur aangeeft dat hij wel bereid is om een streep door de aanslag
te zetten, dan kan je wel doorprocederen als je meent aanspraak te kunnen doen op het verhalen
van je kosten.
Bezwaar waartegen?
In de AWR kennen wij een gesloten systeem van rechtsmiddelen.
Dit is in de Awb anders: hierbij draait het om een besluit. Indien je een besluit hebt, dan is dat de
sleutel tot rechtsbescherming (art. 1:5 jo 1:3 Awb). Dit is een meer open norm.
In de AWR hebben we art. 26 AWR: een gesloten stelsel. We geven alleen toegang tot
rechtsbescherming als de wet bepaalt dat een bepaald besluit appellabel is. In plaats van een
open norm, kennen wij een meer gesloten systeem (‘voor bezwaar vatbaar’). In art. 26 AWR
staat de groep met besluit waartegen bezwaar en beroep open staat.
In art. 26 AWR staat echter wanneer je beroep kan aantekenen, maar in art. 7:1 Awb staat dat
degene die recht heeft beroep aan te tekenen ook het recht heeft om bezwaar aan te tekenen.
Er is slechts bezwaar mogelijk tegen (art. 26 lid 1 AWR):
- Belastingaanslag (art. 2 lid 3 onder e AWR): voorlopige aanslag (niet in IB en Vpb: art.
9.5 IB en 27 Vpb), definitieve aanslag, navorderingsaanslag, naheffingsaanslag
- Voor bezwaar vatbare beschikking (bijv. informatiebeschikking: art. 52a AWR of een
boetebeschikking, verliesvaststellingsbeschikking)
Vakstudienieuws 2021/12.9 ging over een casus waarbij de Nederlandse inspecteur aangeeft dat
de belastingplichtige in Nederland woont en de Zwitserse autoriteiten zeggen dat hij juist inwoner
is van Zwitserland. Degene wordt dubbel belast. Een manier is om te procederen, de andere
manier is een onderling overleg-procedure. Nederland kan op het verdrag met Zwitserland een
overleg hebben om samen te bepalen waar iemand woont, het kan dus niet zo zijn dat iemand
dubbel wordt belast. De Staatssecretaris (bevoegde autoriteit op basis van het verdrag) gaf aan
dat hij geen aanleiding zag om zo’n procedure te starten. Kan je dan tegen zo’n besluit bezwaar
en beroep aantekenen?
4