Leerdoel kennislijn OP1
Lesweek 1
College 1
- De kenmerken van gezondheid en gezondheidsvaardigheden zijn door verschillende mensen
omschreven
Iedereen kan voor zichzelf zorgen, maar daarvoor moet je wel iets kunnen
Relateert gezondheid en gezondheidsgedrag aan adaptie en coping
The ability to adapt and to selfmanage, in the face of social, physical and emotional
challenges
- Midden 20e eeuw:
Deels gebaseerd op de werkelijkheid
Deels gebaseerd op bestaande theorieën
Beïnvloed door sociaal-culturele en sociaaleconomische opvattingen
NU
Ontwikkeling één set samenhangende termen:
o Verpleegkundige gegevens
o Verpleegkundige diagnoses
o Verpleegkundig zorgresultaten
o Verpleegkundige interventies
Versterkt wetenschappelijke fundament
Eén verpleegkundige discipline
Verpleegkundige zijn op veel plaatsen in de zorg beschikbaar
Goed samenwerken met andere disciplines
- Deze mensen kwamen er achter dat dingen moesten veranderen om de zorg te verbeteren
en dit hebben ze dan ook gedaan
- De theorieën hebben ervoor gezorgd dat het verplegen vandaag zo is
- Verpleegkundige interventies, verpleegkundige diagnose, verpleegkundig zorgresultaat
- De rol van de verpleegkundige is om de bovenstaande uit te voeren
E-college 1
- Anatomie houdt zich bezig met de structuur van cellen, weefsels en organismen. Fysiologie
houdt zich bezig met het bestuderen van het mechanisme.
- De bouw van een lichaamsdeel of orgaan hangt samen met de functie ervan.
- De anatomische houding:
De lichaamsvlakken en doorsneden: sagittaal vlak, transversaal vlak en frontaal vlak
Plaatsaanduidingen: ventraal en dorsaal, lateraal en mediaal, internus en externus,
anterior en superior, sinstra en dextra, proximaal en distaal
Richting aanduidingen: antieflexie en retroflexie, exorotatie en endorotatie, adductie
en abductie, supinatie en pronatie
Indeling in hoofd, romp en ledematen: borstholte, buikholte en bekkenholte
Bouwelementen: viscerale blad(binnenblad) en pariëtale blad(buitenblad)
- Cel:
De algemene bouw van een menselijke cel: geen celwand, hieruit worden weefsels
gevormd
, De bouw en functie van celmembraan: Zorgen dat er geen stoffen de cel onnodig in
of uit gaan
De bouw en functie van de celkern: bevat het DNA
De bouw en functie van het cytoplasma en de organellen: ribosomen,
endoplasmatisch reticulum, Golgi-complex, mitochondriën en lysosomen:
eiwitsynthese, deze organellen zorgen ervoor dat er een eiwit wordt geproduceerd.
Stofwisseling: chemische reacties in het lichaam waarbij stoffen worden omgezet in
andere stoffen
Homeostase en het belang daarvan: het op peil houden van het autonome deel van
het zenuwstelsel
Transport van stoffen over het celmembraan (diffusie, osmose, actief transport): bij
diffusie verplaatst de opgeloste stof van een plek met veel opgeloste stoffen naar
een plek met weinig opgeloste stoffen, bij osmose verplaats het water van een plek
met een hoge concentratie opgeloste stoffen naar een plek met een lage
concentratie opgeloste stoffen door een semipermeabel membraan en bij actief
transport gaat een eiwit door de celmembraan heen en hierbij komt ATP vrij
Het proces van eiwitsynthese: m-RNA wordt gemaakt in de celkern, wordt
uitgevoerd door het ER, ribosomen lezen m-RNA af en koppelen de aminozuren tot
eiwitten en dan is het een eiwit
Celdifferentiatie: van normale cellen worden specifieke cellen gemaakt.
- Weefsels:
Dekweefsel: aaneengesloten oppervlakkige laag cellen in de huid of slijmvliezen
Steunweefsel: bv. kraakbeen, geeft vorm aan bv. oren en neus
Spierweefsel: bevat langgerekte cellen met eiwitten die in elkaar schuiven bij
contractie. Glad spierweefsel, dwarsgestreept spierweefsel en hartspierweefsel
Zenuwweefsel: bestaat uit netwerken van langwerpige neuronen, die prikkels
ontvangen, geleiden en overdragen
Werkgroep 1B/2B
Zelfmanagement: de individuele capaciteit van de patiënt om met zijn
gezondheidsprobleem, de symptomen en de lichamelijke en psychosociale
consequenties van zijn gezondheidsprobleem, om te gaan en zich
leefstijlveranderingen eigen te maken die inherent zijn aan het hebben van het
gezondheidsprobleem
Zelfredzaamheid: Dat je in staat ben voor jezelf te kunnen zorgen
Adaptief vermogen: Op een zo rationeel mogelijk wijze kunnen reageren op
(verwachte) veranderende omstandigheden
- Gezondheidspsychologie: houdt zich bezig met de manier waarop psychische, sociale en
biologische factoren de lichamelijke (on)gezondheid beïnvloeden via gedrag, cognities en
emoties
- Volgens de psychologische visie is een persoon gezond als hij zelf gestelde doelen in het
leven kan behalen en in zijn geestelijke behoefte voorzien
- Volgens de sociale visie is een persoon gezond als hij zijn sociale rollen binnen een
maatschappij kan vervullen binnen bepaalde waarden en normen
- Relatie diversiteit en gezondheid: Dat je je zo aan kunt passen dat het goed is voor je
gezondheid