100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting met examentermen Marketingplanning €5,89
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting met examentermen Marketingplanning

1 beoordeling
 56 keer bekeken  2 keer verkocht

Deze samenvatting is geschreven naar de examentermen van de examen termen van Stichting Praktijk Leren (SPL).

Voorbeeld 3 van de 19  pagina's

  • Ja
  • 26 september 2021
  • 19
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (1)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: joudybustani0 • 1 jaar geleden

avatar-seller
Srodenburg
Examen Marketingplanning
htt ps://www.youtube.com/watch?v=jCDEJub5mbs



Markt en marktomgeving
1.1: De kandidaat bepaalt voor een gegeven marktsituatie van
welke markt(vorm) sprake is:
Kopersmarkt: Een abstracte markt waarop de kopers meer macht hebben dan de verkopers, het
aanbod groter is dan de vraag.

Verkopersmarkt: Een abstracte markt waarop de verkopers de machtigste partij zijn, de vraag is
groter is dan het aanbod.

Monopolie: Een marktvorm met één aanbieder
Kenmerken monopolie -> geen concurrentie:
- Eén aanbieder
- Homogeen product
- Prijsvorming ondoorzichtig
- Toetreding bijna onmogelijk


Oligopolie: Marktvorm met weinig aanbieders (oligo betekent weinig). Toetreding tot een markt
waar oligopolie heerst, is erg moeilijk. Als er weinig aanbieders op een markt zijn, krijgen die de
neiging om vooral niet op de prijs te concurreren. De reclamebudgetten zijn vaak ook een stuk groter
dan bij andere marktvormen.

Monopolistische concurrentie: Als er veel aanbieders zijn (bijv. kledingmarkt). Ze hoeven niet
allemaal dezelfde prijs te vragen.

Volledige concurrentie: Marktvorm met veel aanbieders van een homogeen product. Op deze
markten wordt de prijs bepaald door het evenwicht tussen vraag en aanbod. Kopers en verkopers
hebben een volledig overzicht van vraag een aanbod. Als een aanbieder een te hoge prijst vraagt,
koopt niemand bij hem. De klanten gaan dan naar de concurrent.

1.2: De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welke
vorm van marketing sprake is
Consumentenmarketing: Het creëren van materialen die direct op de doelgroep en klantbehoeften
zijn gericht. Deze producten worden verkocht aan particulieren, in plaats van bedrijven.

Detaillistenmarketing: Marketingactiviteiten die zijn gericht op detaillisten.

Business to business marketing (B2B): De verkoop van een product of dienst van een bedrijf aan een
ander bedrijf.

Handelsmarketing: Marketing van handelsbedrijven.
Er is een onderscheid tussen: groothandelsmarketing & detailhandelsmarketing.

Detailhandelsmarketing: Marketingactiviteiten van de detaillist gericht op de consument.

Dienstenmarketing: De marketing van dienstverlenende organisaties (= een organisatie die iets met
mensen doet).

,Business to consumer (B2C): Bedrijven
verkopen hun diensten en producten
direct aan de klant.

Consumer to consumer (C2C):
Consumenten verkopen producten of
diensten aan andere consumenten.

Consumer to business (C2B):
Consumenten verkopen diensten aan
bedrijven.

not-for-profitmarketing -> Non-profit
marketing = marketing door non-profitorganisaties.
Verkopen geen product of dienst, maar zichzelf. Ze hebben andere doelstellingen, zoals het werven
van leden, het binnenhalen van contributies of het vergroten van de ‘awareness’ rond een
onderwerp.

1.3: De kandidaat bepaalt voor een gegeven organisatie
van welke concurrentiepositie sprake is:
Marktleider: De onderneming met het grootste marktaandeel op een bepaalde abstracte markt.

Marktvolger: Onderneming die in grote lijnen het beleid van de marktleider volgt.

Marktnicher: Onderneming die een ontwijkstrategie volgt door zicht alleen op één bepaalde
doelgroep te richten. Een ander woord hiervoor in nichemarketing.

Marktuitdager: Onderneming die probeert om marktleider te worden met een aanvalsstrategie.

1.4: De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welk
concurrentieniveau sprake is:
Merkconcurrentie (ofwel bedrijfsconcurrentie) is concurrentie tussen bedrijven die een vergelijkbaar
product aanbieden. Bijvoorbeeld Nissan concurreert met Opel en Volkswagen op de markt voor
personenauto’s.

Productvormconcurrentie is concurrentie tussen bedrijven die producten met dezelfde productvorm
aanbieden. Een productvorm is een vorm die een product uit een bepaalde doelgroep kan
aannemen. Bijvoorbeeld auto’s. Daarin heb je personenauto’s, stadsauto’s, sportwagens, etc.

Behoeften concurrentie is concurrentie om de portemonnee van consumenten. Concurrentie tussen
allerlei bedrijven en bedrijfstakken. Als mensen ineens veel meer gaan besteden aan
geluidsapparatuur houden ze minder geld over voor bijvoorbeeld zonvakantie.

Generieke concurrentie is concurrentie binnen een hele productklasse. Het is concurrentie tussen
bedrijven die producten uit een vergelijkbare behoefte categorie aanbieden. Bijvoorbeeld:
aanbieders van auto’s zitten in de productklasse vervoer. Daarin hebben ze ook concurrentie van het
OV, de luchtvaart en aanbieders van fietsen en motorfietsen.

, 1.5: De kandidaat beschrijft of herkent vraagbegrippen
Initiële vraag: De vraag van klanten die een goed of dienst voor de eerste keer kopen.

Additionele vraag: Een tweede (of meerdere) aanschaf van het product dat je al bezit.

Bij duurzame gebruiksgoederen spreek je van de vervangingsvraag: klanten die hun versleten wagen
vervangen. Bij verbruiksgoederen spreek je van herhalingsvraag: opnieuw benzine, opnieuw een
pakje kauwgom.

Potentiële vraag: Het extra aantal dat boven op de actuele vraag verkocht zou kunnen worden onder
ideale omstandigheden met perfecte marketing.

Finalevraag: de vraag van eindgebruikers. (Kan dus gelijk zijn aan de primaire vraag).

Afgeleide vraag: Vraag van industrie en tussenhandel naar onderdelen of producten, doordat de
consument om het eindproduct vraagt. Zonder vraag naar auto’s hebben autofabrikanten geen vraag
naar autoradio’s.

Primaire vraag: De vraag naar een productgroep.

Secundaire vraag: De vraag naar een bepaald merkt (of de vraag naar een bepaalde productvorm. Je
wilt bijvoorbeeld alleen broeken van Levi’s).

Generieke vraag: Het ontstaan van een vraag door behoefte. Bijvoorbeeld: ik heb dorst (behoefte), ik
wil drinken.

1.6: De kandidaat beschrijft of herkent marktbegrippen zoals
Relatief Marktaandeel
Een relatief marktaandeel is het eigen marktaandeel gedeeld door het marktaandeel van de grootste
concurrent. Hoe groter het marktaandeel, hoe meer afzet en hoe meer geld in het laadje: links van
de BCG-matrix is de kasstroom groot.

C4-Index
Een eenvoudige manier om zicht te krijgen op de concentratiegraad is de C4-index. Daarbij tel je de
marktaandelen van de vier grootste aanbieders op de markt bij elkaar op. Hoe hoger deze index, hoe
hoger de concentratiegraad op de markt. Als de C4-index rond de 24% ligt is het een markt met veel
aanbieders, dus een monopolistische concurrentie. Ligt de C4-index rond de 65% heeft de markt
weinig aanbieders en is het dus een oligopolie.

Distributiespreiding (ongewogen distributie)
De distributiespreiding heeft altijd betrekking op het aantal winkels (verkooppunten) De distributie-
spreiding is het aantal verkooppunten van een bepaald merk, gedeeld door het totaal mogelijke
aantal verkooppunten. Het totaal mogelijke aantal verkooppunten wordt gelijkgesteld aan het totale
aantal verkooppunten dat de betreffende productsoort verkoopt. Andere termen die gebruikt
worden om de distributiespreiding aan te geven, zijn “ongewogen distributie” en “numerieke
distributie”.

Marktbereik (gewogen distributie)
Het marktbereik (gewogen distributie) is de totaal omzet in de productsoort van verkooppunten die
het productsoort van de verkooppunten die het product van de aanbieder verkopen, als percentage
van de totale omzet in de productsoort.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Srodenburg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53068 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,89  2x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd