Familie- en gezondheidsrecht januari 2015
Werkgroepopdrachten
Opdracht 1. G
Bouchra is per ongeluk zwanger geraakt en wil een abortus. Haar ouders mogen niets van de
zwangerschap te weten komen. Over drie maanden wordt zij 16 jaar. Bouchra bespreekt het probleem
met haar huisarts. De huisarts twijfelt of hij Bouchra mag behandelen buiten haar ouders om.
Wat zou u de huisarts juridisch adviseren?
Omdat Bouchra in de leeftijdscategorie van 12 t/m 15 jaar zit, heeft zij krachtens de
Wgbo toestemming van haar ouders nodig voor het verrichtingen ter uitvoering van de
behandelingsovereenkomst, zie art. 7:450 lid 2 BW. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar
geldt dus een dubbel toestemmingsvereiste: zowel beide ouders als het kind zelf moeten
toestemming geven. Hier zijn twee uitzonderingen op: als het gaat om een verrichting om
kennelijk ernstig nadeel (voor de medische gezondheid van de patiënt) te voorkomen of
als het kind blijft wensen dat de behandeling wordt uitgevoerd, wanneer de ouders
weigeren.
De uitzondering om een verrichting om kennelijk ernstig nadeel te voorkomen gaat niet
op, dit moet om ernstiger nadeel gaan. Als het kind blijft wensen dat de behandeling
wordt uitgevoerd, impliceert dat de ouders weigeren. De ouders moeten dus worden
betrokken. Deze uitzonderingen zorgen niet dat de ouders niet betrokken worden.
Het uitgangspunt van de Wgbo is dat geen informatieverstrekking aan anderen dan de
patiënt zelf mag plaatvinden zonder toestemming van de patiënt, art. 7:457 lid 1 BW.
Deze geheimhoudingsplicht geldt echter niet voor de wettelijke vertegenwoordigers, art.
7:457 lid 3 BW. Hier kan een uitzondering op gemaakt worden op grond van goed
hulpverlenerschap, art. 7: 457 lid 3 BW. Wanneer de hulpverlener door de inlichtingen
over de patiënt de zorg van een goed hulpverlener niet in acht neemt, laat hij de
informatieverstrekking achterwege.
Er zal moeten gekeken worden naar hoe wenselijk het is dat dit meisje van 15 een
abortus krijgt, zonder dat haar ouders daarvan op de hoogte worden gesteld. Het is voor
de arts belangrijk om zijn patiënt te helpen. De arts heeft een verplichting de zorg van
een goed hulpverlener in acht te nemen. Wanneer er blijkt dat het informeren van
Bouchra’s ouders veel problemen voor haar met zich meebrengen, is het voor de arts
mogelijk, op grond van goed hulpverlenerschap, Bouchra alsnog te behandelen.
Zie ook nog art. 7:454 BW: dossiervorming.
Opdracht 2.
Na echtscheiding is het gezag over het kind aan de moeder toegewezen. De juridische vader eist
inzage in een rapport dat door een kinder- en jeugdpsychiater is opgesteld met betrekking tot het kind.
De kinder- en jeugdpsychiater stelt dat het de verantwoordelijkheid van de moeder is om de vader te
informeren over belangrijke zaken in het leven van het kind, dus ook over de inhoud van de
rapportage. Een collega beweert evenwel dat hij wel verplicht is de vader te informeren.
Wie heeft hier gelijk? De kinder- en jeugdpsychiater, zijn collega, beiden, of geen van beiden?
De hoofdregel is dat ouders na een echtscheiding beiden het gezag houden. Maar de
rechter kan bij de echtscheiding het gezag aan een van de ouders toewijzen. Art. 1:377b
BW verplicht de moeder om de vader in te lichten over het kind, dit is geen recht van
inzage. Het recht van inzage heeft alleen de moeder.
De ouder die dan niet meer met het gezag is belast, heeft dan geen zeggenschap meer
over de behandeling. Maar art. 1:377c BW bepaalt dat de niet met gezag belaste ouder
desgevraagd wel het recht heeft om informatie over ‘belangrijke feiten en
omstandigheden die de persoon van het kind of diens opvoeding betreffen’. Dit recht op
,informatie betreft alleen de feitelijke en globale informatie. De arts kan beslissen de niet-
gezagsdragende ouder informatie te onthouden.
In dit geval gaat het om een rapport van een jeugdpsychiater. Dit kunnen we wel
kwalificeren als belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of
diens opvoeding betreffen. De jeugdpsychiater dient in beginsel de globale en feitelijke
relatie te verstekken aan de vader wanneer hij hier om vraagt. Hij heeft dus niet expliciet
recht op inzage van het rapport.
Alle twee hebben ze wel een beetje gelijk.
Opdracht 3.
Een 17-jarige jongen komt samen met zijn moeder naar het spreekuur van de huisarts.
a. Mag de moeder bij het gesprek met de huisarts aanwezig zijn?
Art. 7:459 lid 1 BW: de patiënt moet ermee instemmen dat anderen bij het gesprek zijn.
Art. 7:447 BW: gaat over informatie verstrekken, vanaf 16 ben je handelingsbekwaam bij
een behandelingsovereenkomst. Art. 457 en 459 heeft dezelfde structuur.
b. Mag de jongen zijn moeder verzoeken de spreekkamer te verlaten?
Ja, art. 7:459 lid 1 BW.
c. Is dit anders als de patiënt 14 jaar is?
Ja, wanneer een patiënt 14 jaar is geldt het dubbele toestemmingsvereiste: zowel
toestemming van het kind als toestemming van beide ouders is nodig voor het aangaan
van een behandelingsovereenkomst, art. 7:450 lid 2 BW. Moeder is dan
vertegenwoordiger, dus mag ze er gewoon bij zijn.
Opdracht 4.
Sam is 14 jaar en vertoont problematisch gedrag. Hij spijbelt vaak omdat hij bang is voor veel mensen
in een kleine ruimte; hij gaat weinig naar buiten, kijkt erg veel tv en zit vaak achter de computer. De
ouders van Sam krijgen geen vat op hem en roepen de hulp in van de huisarts, die Sam naar een
kinder- en jeugdpsychiater verwijst. De kinder- en jeugdpsychiater acht een ontwikkelingsstoornis zeer
waarschijnlijk en zou Sam graag enige weken voor onderzoek en behandeling willen opnemen in de
psychiatrische instelling. Sam ziet dat allemaal niet zitten en weigert mee te werken.
a. Kan Sam opneming en/of behandeling tegenhouden door simpelweg ‘nee’ te zeggen?
Voor opname in een verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, kijken we in de Wet Bopz.
Voor kinderen in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar geldt het dubbele toestemmingsvereiste.
Voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis is dus toestemming van beide ouders nodig,
maar ook van het kind zelf. Het verzet van het kind moet dus worden gerespecteerd. Zijn
bereidheid is relevant: wanneer de minderjarige zelf geen bereidheid tot opname toont, is
er een rechterlijke machtiging nodig, art. 2 lid 3 sub a Wet Bopz. Wanneer de
minderjarige zich tegen de opname verzet is ook een rechterlijke machtiging nodig, art. 3
Wet Bopz.
Art. 5 EVRM moet hier ook in ogenschouw genomen worden, dit artikel bepaalt dat je aan
bepaalde procedures moet voldoen wil je iemands vrijheid ontnemen.
De gedwongen opname is nog geen vrijbrief voor dwangbehandeling. Bij de behandeling
staat ze zelfbeschikking voorop. Dwangbehandeling is mogelijk bij gevaar of als zonder
behandeling het gevaar niet binnen een redelijke termijn zou verdwijnen, art. 38 lid 5, art.
38c lid 2 Wet Bopz.
, Sam kan de opneming en behandeling niet zomaar tegenhouden door nee te zeggen.
b. Stel dat Sam 11 jaar is. Wat zou dan het antwoord op vraag a zijn?
Wanneer Sam 11 jaar is, valt hij onder de leeftijdsgrens van 12 jaar. Onder de 12 jaar is
de mening van het kind juridisch niet relevant. De ouders moeten beiden instemmen met
de opname. Er is in dit geval alleen een rechterlijke machtiging vereist als een van de
ouders niet instemt met de behandeling. Dan is de Wgbo weer van toepassing en wordt
het gewoon een vrijwillige opname.
Opdracht 5.
Kan een arts gehoor geven aan het verzoek van een 16-jarige patiënt die lijdt aan een ernstige vorm
van leukemie, en overgaan tot euthanasie ook wanneer de ouders het hier niet mee eens zijn?
Bij hulp bij zelfdoding moeten de artsen aan zorgvuldigheidseisen genoemd in art. 2 lid 1
Wet toetsing levensbeëindiging voldoen, willen ze niet strafbaar zijn. De ouders moeten
bij de besluitvorming betrokken zijn, art. 2 lid 3. Dit impliceert niet dat de ouders het eens
moeten zijn met de beslissing van hun kind.
De arts kan dus gehoor geven aan het verzoek, wanneer de ouders het hier niet mee
eens zijn, maar wel bij de besluitvorming betrokken zijn.
Opdracht 6.
Een 10-jarig patiëntje wordt met zijn moeder verwezen naar een kinderpsycholoog in verband met
bedplassen. De psycholoog zet zijn bevindingen in een brief en stuurt deze terug naar de huisarts.
Een kopie van deze brief stuurt de psycholoog naar de betrokken gezinsvoogd die hem heeft
benaderd voor informatie.
a. Handelt de psycholoog juridisch correct door de kopie naar de gezinsvoogd te sturen?
Een gezinsvoogd wordt in de gezondheidszorg als derde aangemerkt. Wanneer de arts
informatie wil verstrekken aan de gezinsvoogd, moet er toestemming zijn van de patiënt
of de wettelijke vertegenwoordigers of een conflict van plichten. Maar als gevolg wat de
Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen is dit aangepast (sinds 1 januari 2015).
Wanneer het gaat om inlichtingen die noodzakelijk kunnen worden geacht voor de
uitvoering van de ondertoezichtstelling, verstrekken de gecertificeerde instellingen de
informatie desgevraagd of uit eigen beweging, zonder toestemming van de betrokkenen
en indien nodig met de doorbreking van de plicht van geheimhouding, art. 7.3.11 lid 4
Jeugdwet.
Desgevraagd is er een plicht tot informeren, er is hier om gevraagd, dus de psychiater
heeft juist gehandeld. Er is een plicht tot informatie. Op eigen beweging is het een
bevoegdheid om de gezinsvoogd te informeren.
Bij ondertoezichtstelling houd je gewoon de rechterlijke macht, de gezinsvoogd is dus
geen wettelijke vertegenwoordiger van het kind.
b. Welke belangen/rechten zijn hier in het geding?
Geheimhouding, privacy, belang het kind, goed hulpverlenerschap.
Opdracht 7.
De 23-jarige als vrouw geboren Maria heeft in 2009 een geslachtveranderende operatie ondergaan.
De geslachtwijziging is in 2009 na een procedure bij de rechtbank in de geboorteakte opgenomen.
Voorafgaand aan de operatie had Maria die inmiddels Maarten heet, een eicel laten invriezen bij een
academisch ziekenhuis in de regio. Maarten is begin vorig jaar in het huwelijk getreden met Saskia.
Een embryo ontstaan uit IVF met een eicel van Maarten en zaad van een anonieme donor, is bij