Week 1 blok 7 Gezondheidswetenschappen
1.1 C: Introductie vak Zorgen voor Later. Wat betekent ouder worden?
Leerdoelen:
• Nagaan wat belangrijke biologische, psychologische en sociale gevolgen van veroudering zijn.
• Inzicht in de (leer)doelen van het vak Zorgen voor Later.
Factors influencing (quality of) life
• Genes
• Environmental
• Fate
• (Prevention and control of chronic) disease
• Lifestyle
1.2 BW: Biologische, psychologische en sociale aspecten van veroudering
Leerdoelen:
• Samen met je groep voor een specifiek aspect (biologisch, psychologisch, of sociaal) nagaan wat de gevolgen van
veroudering zijn.
• Presenteren wat de gevolgen zijn van veroudering voor een specifiek aspect (biologisch, psychologisch, of sociaal).
Zelfredzaamheid = het vermogen van mensen om zichzelf te redden, eventueel met behulp van vrienden, buren en familie, met
zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Door behoud van zelfredzaamheid kan zorg worden voorkomen of worden
uitgesteld.
In hoeverre komt het voor?
• Moeilijk te zeggen in hoeverre het voorkomt
• 47,6% van de ouderen melden een handicap. Belangrijkste activiteitsbeperkingen zijn: douchen, aankleden, verplaatsen van
bed naar stoel en eten.
• Welke groepen ouderen zijn minder zelfredzaam?
• Klein sociaal netwerk
• Lage SES
• Gebrek aan zelfmanagement
• Ingrijpende gebeurtenissen in thuissituatie
Gevolgen?
⁃ Er kunnen minder algemene dagelijkse handelingen worden uitgevoerd
⁃ Minder zelfraadzaamheid leidt tot meer professionele zorg, maar daar zal een tekort aan ontstaan
Eenzaamheid =
• Afhankelijk van persoonlijkheidskenmerken
• Sociale eenzaamheid: Als het aantal contacten niet aan iemands verwachtingen voldoet
• Emotionele eenzaamheid: Als de relaties voldoende emotionele steun geven
• “Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan bepaalde relaties.”
• Subjectief oordeel
• Negatieve gevoelens staan centraal
In hoeverre komt het voor?
1
,• 1996 - 2016 eenzaamheid van 55+’ers daalde met 0,2 tot 0,8 punten op een schaal van 0 tot 11
• Komt vaker voor bij bijvoorbeeld: partnerverlies, verslechtering van zelfstandigheid
• Hoe ouder, hoe eenzamer
• Kwetsbare 85+’ers in verpleeghuizen minder eenzaam
Gevolgen?
• Grote kans Alzheimer
• Eenzamen zijn eerder geneigd ongezond te leven —> gezondheidsschade
• Depressie/suicide
• Verhoogde kans op hartziekten en beroertes
Sociale participatie = het actief deelnemen aan activiteiten in de samenleving.
3 vormen:
1. Maatschappelijke
2. Consumptieve
3. Netwerk
In hoeverre komt het voor?
• Ongeveer 12,5% 65+’ers participeert minder dan < 65 jaar
• Ouderen met chronische ziekte participeren minder dan ouderen zonder een chronische ziekte
Gevolgen?
• Eenzaamheid
• Depressie
• Angst
• Minder sociale steun —> negatief effect gezondheid/welbevinden
Vallen = plotseling en onvrijwillig op de grond terecht komen
Risicogroep: ouderen
• Medicijnen
• Gehoor
• Zicht
• Incontinentie
• Longfunctie
• Loopsnelheid
In hoeverre komt het voor?
• 30% van de zelfstandigwonende 65+’ers valt jaarlijks
• 10% van de vallen ernstig letsel
• 1/3 van de vallen psychosociale gevolgen
• Afname kwaliteit van leven
Gevolgen?
Bedreiging voor gezondheid en zelfredzaamheid van ouderen
Gebruik medicijnen/polyfarmacie = vanaf 5 geneesmiddelen gelijktijdig gebruik
• Invloed van medicijnen op elkaar
• Meer medicijnen om bijwerkingen te onderdrukken
In hoeverre komt het voor?
• Ongeveer 30-45% van de 65+’ers gebruikt 5 of meer verschillende geneesmiddelen
• Voor bijna 20% van 75+’ers loopt dit aantal op tot meer dan 9
Gevolgen?
• Toegenomen kosten
• Nadelige bijwerkingen
• Minder alert, slechter zien, minder spierkracht
• Verkeerde combinatie medicijnen
2
,• Niet therapietrouw
• Cognitieve beperking
• Dementie
• Verminderde fysieke functie
• Dagelijks leven belemmerd
• Vallen
• Incontinentie
• Risico op ondervoeding
Cognitief functioneren: dementie
• Verzamelnaam 50 ziektes
• Meest voorkomend: Alzheimer (70%)
1. Vroege fase: kleine veranderingen in gedrag
2. Middenfase: veranderingen duidelijker en groter. Meer ondersteuning nodig
3. Late fase: volledige afhankelijkheid van naasten
• Eiwitten klonteren samen in plaques en tangles
In hoeverre komt het voor?
• > 280.000 mensen
• Aantal zal komende 25 jaar verdubbelen tot meer dan een half miljoen
Gevolgen?
• Geheugenproblemen —> problemen met denken en taal
• Verlies regie leven
• Leven gemiddeld 8 jaar met ziekte
• Hoogste zorgkosten —> 9 miljard
• Ongeveer 74% van de mensen met dementie wordt thuis en geniet mantelzorg
1.3 TG: leeftijd of kwetsbaarheid: wat verteld ons meer?
Leerdoelen:
• Beschrijven wat onder kwetsbaarheid verstaan wordt;
• De mate van kwetsbaarheid van ouderen met verschillende profielen analyseren;
• Uitleggen welke relatie leeftijd en kwetsbaarheid hebben met gezondheidsuitkomsten.
Verplichte literatuur:
• Hanneke Schuurmans, Nardi Steverink, Siegwart Lindenberg, Nynke Frieswijk, Joris P. J. Slaets 2004. Old or frail: what
tells us more? J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2004 Sep; 59(9): M962–M965 (Links to an external site.).
Schuurmans et al.: Old or Frail: What Tells Us More?
Background: Selecting elderly persons who need geriatric interventions and making accurate treatment decisions are recurring
challenges in geriatrics. Chronological age, although often used, does not seem to be the best selection criterion. Instead, the
concept of frailty, which indicates several concurrent losses in resources, can be used.
Methods: The predictive values of chronological age and frailty were investigated in a large community sample of persons aged
65 years and older, randomly drawn from the register of six municipalities in the northern regions of the Netherlands (45% of
the original addressees). the participants’ generative capacity to sustain well-being (i.e., self-management abilities) was used
as the main outcome measure.
Results: When using chronological age instead of frailty, both too many and too few persons were selected. Furthermore,
frailty related more strongly (with beta values ranging from -0.25 to -0.390) to a decline in the participants’ self-management
abilities than did chronological age (with beta values ranging from -0.06 to -0.14). Chronological age added very little to the
explained variances of all outcomes once frailty was included.
3
, Conclusions: Using frailty as the criterion to select older persons at risk for interventions may be better than selecting persons
based only on their chronological age.
Recurring challenges in geriatrics are identifying those elderly persons who need geriatric interventions and making accurate
treatment decisions.
Chronological age may not be the best selection criterion, because it is not the best predictor of adverse processes or
outcomes of interventions and treatments.
Frailty is a loss of resources in several domains of functioning, which leads to a declining reserve capacity for dealing with
stressors. Most medical interventions focus on these lost resources, such as mobility loss or a specific disease, but they focus
primarily on single resources. However, elderly persons often experience loss of several resources concurrently; that is, they
become frailer in a general sense.
Even individual mortality risk, which can be seen as the ultimate outcome of age and frailty, can be better predicted by frailty
than by chronological age.
Discussions: As expected, frailty relates more strongly to a decline in self-management abilities than does chronological age.
Therefore, using frailty to select older persons at risk is an improvement compared with selecting persons for interventions
based only on their chronological age, because it is likely to yield a more accurate selection. To measure frailty, the Groningen
Frailty Indicator is a short and easy-to-use instrument, and it seems a reasonable and manageable alternative for using
chronological age as a selection criterion for interventions.
• van Campen, C. Kwetsbare ouderen. Februari 2011 (Hoofdstuk 1, 2, 3) (Links to an external site.).
In dit rapport is gewerkt met een brede benadering: kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van
lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten
(functiebeperkingen, opname, overlijden).
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoeveel kwetsbare ouderen: tweeënhalf miljoen personen van 65 jaar en ouder (1/6e). Zal naar verwachting toenemen tot
een kwart in 2030. Dit zal in 2050 hetzelfde zijn.
Ontwikkeling van kwetsbaarheid:
Hoofdstuk 2: Perspectieven van ouderen op kwetsbaarheid en kwaliteit van leven
Ouderen aan het woord, problemen:
• Eenzaamheid
• Gebrek aan steun
• Verlies van levensgezel
• Niet kunnen inschatten of en hoe lang ze zelfstandig blijven
• Zelfstandig willen wonen
Veranderingen in de maatschappij meemaken:
⁃ Ouderen vinden zichzelf kwetsbaarder dor de veranderende maatschappij
⁃ Deze interviews allemaal in Amsterdam, wat een vertekenend beeld zou kunnen geven
⁃ Voelen geen acceptatie, omdat ze de schuldigen zijn van vergrijzing
⁃ Weinig rekening gehouden met ouderen
⁃ Kunnen zich niet verweren tegen agressie —> kwetsbaar
Grootste problemen: veel te maken met verlies, zelfstandigheid kwijtraken (gebruiken verschillende manieren van coping).
Mensen met dezelfde draaglast lijken dus te verschillen in draagkracht. Draagkracht gering? —> kwetsbaar!
4