Samenvatting – An introduction to Moral Philosophy
Tweede editie - 9780393428179
Hoofdstuk 1: Moraalfilosofie en moreel redeneren
Het punt van moraalfilosofie
Nog voordat we kunnen praten, krijgen we training in moraliteit. We groeien op met moraliteit
en morele vraagstukken. Het nadenken en reflecteren over moraliteit wordt ook wel morele
filosofie genoemd. Hoewel de oude Griekse filosoof Epicurus in het openingscitaat iedereen
uitnodigt om zich al vroeg voor filosofie te interesseren, was een andere opvatting uit de
vroegste dagen van de filosofie dat morele filosofie niet voor jongeren is weggelegd. Aristoteles
suggereert dat jonge mensen nog niet klaar zijn om morele filosofie te studeren, omdat ze
levenservaring en zelfbeheersing missen.
Het ontwikkelen van een morele visie
Van tijd tot tijd wenden mensen zich tot de moraalfilosofie omdat ze geconfronteerd worden
met een ernstig moreel probleem in hun eigen leven waarvan ze hopen dat het opgelost, of op
zijn minst verlicht, zal worden door het begrijpen van de werken van de grote filosofen.
Desalniettemin is moraalfilosofie een praktisch vak, met veel significante en belangrijke
theoretische elementen.
Het beste wat moraalfilosofie kan doen is je helpen je eigen morele kijk op het leven te
ontwikkelen. Daarmee wordt bedoeld dat je tot een scherper besef kunt komen van wat er
vanuit moreel oogpunt wel en niet toedoet. Morele filosofie kan je helpen een beeld te vormen
van welke overwegingen wel en niet serieus genomen moeten worden en hoe we onze
redenering, aandacht en emoties moeten ontwikkelen. Het belangrijkste is dat het je kan
helpen na te denken over de aard van je relaties met andere mensen en met andere dingen
van waarde, zoals de dierenwereld en de natuurlijke omgeving. Daarnaast kan het helpen om
na te denken over hoe je je talenten en energie het beste kunt gebruiken en wat je doelen in
het leven zouden moeten zijn.
In dit boek wordt niet betoogd dat één bepaalde manier van denken over morele kwesties de
juiste is. Het doel is om een aantal van de beste filosofische geschriften over moraliteit te
introduceren. Hierbij worden zowel voorbeelden van filosofische argumentatie gegeven als
een gevoel van de beschikbare opties om onze eigen reflecties over morele kwesties te leiden.
Tradities van morele filosofie
We moeten ons bewust zijn van de belangrijkste tradities van de Westerse moraalfilosofie als
we de wereldgeschiedenis, literatuur en cultuur willen begrijpen, maar ook wanneer we willen
deelnemen aan debatten over oorlog en vrede, leven en dood, et cetera.
Westerse theorieën zijn niet de enige ideeën die de moeite van het onderzoeken waard zijn:
Chinese, Indiase, Arabische, Afrikaanse en andere tradities van ethiek zitten vol wijsheid en
inzicht en zijn een even diepgaande studie waard.
Door dit boek heen zult u de termen moraal en ethiek door elkaar heen gebruikt zien worden.
De meeste filosofen gebruiken de twee termen met dezelfde betekenis. Sommigen maken wel
een onderscheid, maar als ze dat maken, leggen ze dat zorgvuldig uit. In het algemeen, tenzij
uitdrukkelijk anders vermeld, worden de termen ethisch en moreel hier als synoniemen
gebruikt.
De aard van de moraalfilosofie
Moraalfilosofie is de praktijk van het filosofisch nadenken over moraliteit. Moraliteit heeft
betrekking op ons gedrag, ons redeneren, onze emoties en onze neigingen, vooral in de
manier waarop zij zich verhouden tot of van invloed zijn op anderen. Toch lijkt het erop dat
,sommige dingen die we doen en die anderen beïnvloeden eerder een kwestie zijn van
manieren, of etiquette dan van moraal.
Gewoonten verschillen tussen groepen binnen een bepaalde samenleving. De grens tussen
etiquette en moraal is behoorlijk vaag. In veel gevallen kan het herhaaldelijk niet naleven van
de normale omgangsregels, impliciet of expliciet, een manier zijn om minachting of gebrek aan
respect te tonen voor de mensen om je heen. Dit is waar etiquettekwesties de grens
overschrijden naar moraliteit.
Moraliteit heeft betrekking op de wijze waarop onze handelingen anderen op betrekkelijke
ernstige wijze helpen of schaden. De moraalfilosoof Immanuel Kant stelde dat we ook morele
plichten hebben tegenover onszelf, wat, als het waar is, betekent dat moraliteit niet alleen
betrekking heeft op onze plichten tegenover anderen.
Moraliteit zelf is een raadsel. Het is niet zoals de wetenschap, waar we waarnemingen doen
en experimenten uitvoeren om kennis te vergaren en te verbeteren. Er schijnen morele normen
te zijn. Wat zijn die? Wat eisen zij van ons? Waar komen ze vandaan? Hoe weten we wat ze
zijn?
Sommige vragen lijken meer filosofisch van aard en gaan over de fundamentele aard van de
werkelijkheid en hoe we haar waarheden kunnen ontdekken: waar komen morele normen
vandaan en hoe weten we wat ze zijn? Andere zijn meer praktisch van aard: wat zijn de regels
en wat verlangen ze van ons? In feite hebben filosofen een driedeling gemaakt tussen de
gebieden van de moraalfilosofie: meta-ethiek, normatieve ethiek en toegepaste ethiek.
Meta-ethiek
Voor moraalfilosofen zijn vragen over de aard van waarde, waar de regels van de ethiek
vandaan komen en hoe we daarover kunnen leren, vragen van de meta-ethiek. Voor veel
mensen is het zelfs zo dat hun eerste meta-ethische discussie al heel vroeg in hun leven zou
kunnen plaatsvinden. ‘wees lief voor je zus’ ‘wie zegt dat ik dat moet doen?’ Dit stukje dialoog
roept een aantal fundamentele meta-ethische vragen op.
Normatieve ethiek
Het gebied van onderzoek naar wat we moreel zouden moeten doen wordt vaak normatieve
ethiek genoemd. Normatieve ethiek is dus de tak van de ethiek die zich afvraagt: welke morele
regels, principes of doctrines moeten we aanvaarden? Volgens welke maatstaven of normen
moeten we leven?
Vragen van normatieve ethiek en meta-ethiek kunnen sterk met elkaar verbonden zijn. Meta-
ethiek is schijnbaar het ‘diepere’ onderwerp omdat het de meest fundamentele vragen van
waarheid en rechtvaardiging aan de orde stelt.
Toegepaste ethiek
Kwesties die te maken hebben met het echte leven schreeuwen om een morele analyse.
Toegepaste ethiek is de naam voor de manier waarop deze analyse wordt gedaan. Denk aan
het wel of niet toestaan van euthanasie.
Toegepaste ethiek verschilt van normatieve ethiek vooral in focus en nadruk. In de normatieve
ethiek proberen we een algemene benadering van de moraal te vormen, die naar hopen, een
brede toepassing zal hebben. Toegepaste ethiek daarentegen heeft de neiging te beginnen
met een specifiek probleem en dan te zoeken naar waarden, principes of andere normatieve
normen die kunnen worden toegepast om het probleem op te lossen.
In de toegepaste ethiek is het gebruikelijk om een probleem vanuit verschillende
gezichtspunten te bekijken om te zien welke argumenten het sterkst en het meest overtuigend
zijn.
,In het kort
De meta-ethiek stelt vragen over de aard en het bestaan van waarde en onze kennis daarvan.
Voorbeelden van meta-ethische vragen zijn: Zijn waarden objectief? Hoe weten we welke
dingen of handelingen goed zijn?
Normatieve ethiek stelt vragen over wat we zouden moeten doen en hoe we zouden moeten
leven. Bestaat er een reeks morele principes die ik zou moeten volgen of misschien een
andere beslissingsprocedure om goed van kwaad te onderscheiden?
Toegepaste ethiek stelt vragen over specifieke morele problemen zoals de vraag of abortus of
terrorisme soms toelaatbaar zijn of dat het juist was om de atoombom in de Tweede
Wereldoorlog te gebruiken. Normatieve theorieën worden vaak gebruikt om deze vragen te
beantwoorden, hoewel verschillende normatieve theorieën verschillende antwoorden kunnen
geven.
Morele redenering
Er is geen algemeen aanvaarde overkoepelende methode om de moraalfilosofie te bedrijven.
Wel zijn er veel technieken en redeneerpatronen die steeds weer terugkomen.
Moraalfilosofie is, net als zoveel andere onderzoeksgebieden, nog steeds in ontwikkeling;
nieuwe methoden kunnen morgen geïntroduceerd worden, oude methoden kunnen in onbruik
raken of uit het verleden herrezen worden. Moraalfilosofie is een denktraditie, eerder dan een
reeks doctrines die geleerd moeten worden. De bespreking van de methodologie zal in vier
gebieden opgesplitst worden:
1. Logische principes van redeneren die op alle onderwerpen van toepassing zijn
2. Informele technieken van argumenteren die ook op alle onderwerpen van toepassing
zijn
3. Gedachte-experimenten en morele intuïties
4. Specifieke methodologische hulpmiddelen die in de moraalfilosofie gebruikt worden
Formele logica: Geldigheid, Gefundeerdheid, Gelijkschakeling, Circulariteit
In de filosofie is een argument een manier om steun te verlenen aan een bepaalde conclusie
door te redeneren vanuit andere beweringen. De formele logica is een methode van
argumenteren, waarbij gebruik wordt gemaakt van deductie en waarbij conclusies worden
afgeleid uit premissen volgens een aantal logische regels.
Een veel voorkomende en eenvoudige vorm van argumentatie beweegt zich van twee initiële
beweringen, die elk een premisse worden genoemd, naar een conclusie, die het eindpunt van
een argument is. BV: Argument 1
Premisse 1: Socrates is een mens
Premisse 2: Alle mensen zijn sterfelijk
Conclusie: Socrates is sterfelijk
Dus in een geldig argument, wanneer de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar
zijn. Een goede manier om de geldigheid van een argument te testen is dus zich een wereld
voor te stellen waarin de premissen waar zijn maar de conclusie onwaar.
Logisch argument
Een argument is een logische deductie die begint met één of meer premissen en eindigt met
een conclusie. Een argument is geldig als de conclusie correct uit de premissen kan worden
afgeleid. Het argument is ongeldig als de conclusie van het argument niet uit de premissen
kan worden afgeleid, zelfs als de conclusie waar is. Als de premissen waar zijn en de afleiding
geldig, dan is het argument steekhoudend en moet de conclusie ook waar zijn.
Eén manier om de geldigheid te testen is de vraag te stellen of het mogelijk is dat de conclusie
onwaar is terwijl de premissen waar zijn. Als het denkbaar is dat de conclusie onwaar is terwijl
de premissen waar zijn, dan is het argument ongeldig.
Logica toont je wat volgt uit bepaalde overtuigingen, of wat er niet mee strookt, maar kan je
, niet tonen of een overtuiging al dan niet waar is. Een argument geeft je alleen reden om een
conclusie te geloven als je al reden hebt om de premissen te geloven. Evenzo bewijst een
onjuiste conclusie die geldig kan worden afgeleid uit een reeks premissen, dat ten minste één
van de premissen onjuist is.
Logische valstrikken
Er zijn een aantal valkuilen waarbij wat een gezonde logische deductie lijkt, dat niet is. Eén
van die valstrikken staat bekend als ‘equivocatie’ waarbij hetzelfde woord in verschillende
premissen een verschillende betekenis heeft. Voorbeeld:
Premisse 1: every river has two banks
Premisse 2: a bank is a financial institution
Conclusie: Elke rivier heeft twee financiële instellingen. Bank kan hier ‘kant van een
rivier’ betekenen of ‘financiële instelling’. In dit geval betekent het een ander ding in
elke premisse.
Een andere drogreden is die welke vaak een cirkelredenering wordt genoemd. Een
cirkelredenering is een redenering waarbij de conclusie weliswaar op geldige wijze uit de
premissen volgt, maar waarbij de premissen reeds uitgaan van de waarheid van de conclusie.
Informele logica: analogie, inductie, gevolgtrekking tot de beste verklaring
Logisch onderbouwde argumenten, die een vorm van bewijs leveren, kunnen bevredigend zijn.
Toch zijn er andere manieren om steun te vinden voor een conclusie door middel van
redeneerpatronen die niet strikt bewijsbaar zijn.
Een eenvoudige opvatting van wetenschap is dat het een proces is van het verzamelen van
gegevens tot een punt waar het mogelijk wordt om een algemeen principe te ontwikkelen.
Deze procedure staat bekend als inductie en wordt vaak vergeleken met deductie. Deductie
bewijst de waarheid van een conclusie als de geldigheid is afgeleid uit ware premissen.
Inductie is een nuttige manier om bewijsmateriaal te verzamelen ter ondersteuning van een
hypothese, maar hieruit volgt niet altijd dat de hypothese ook waar is. Inductie is nooit bewijs;
in het beste geval is het de opeenstapeling van bewijzen ter ondersteuning van een
wetenschappelijke hypothese.
Inductie lijkt dus niet direct toepasbaar te zijn in de moraalfilosofie. Niettemin heeft inductie in
een uitgebreide vorm een groter nut. Deze uitgebreide vorm is een andere methodologie die
algemeen gebruikt wordt in de wetenschap en elders, bekend als gevolgtrekking tot de beste
verklaring, soms ook ontvoering genoemd.
Bij het kiezen van een theorie vragen we onszelf af: "Welke theorie verklaart de gegevens het
best?" in plaats van: "Welke theorie is consistent met de gegevens?" In de praktijk voelen we
ons dus veel beter op ons gemak met het idee om een beroep te doen op gevolgtrekking naar
de beste verklaring - op zoek naar een onderliggend oorzakelijk mechanisme, reden of theorie
- dan met pure inductie alleen.
Gedachte-experimenten en morele intuïties
Gedachte-experimenten zijn situaties die worden beschreven waarvan het onwaarschijnlijk is
dat iemand die ooit in het echte leven zal tegenkomen. Er wordt een hypothetische situatie
bedacht om mensen tot diep nadenken aan te zetten. Utilitarisme stelt dat het juiste is om te
doen hetgeen waarbij er zoveel mogelijk geluk wordt bewerkstelligd.
Een gedachte-experiment wordt gezien als een manier om een morele theorie te testen door
na te gaan hoe ze zich verhoudt tot onze morele intuïties. Als ze overeenkomt met je morele
intuïties, dan is ze voor jou intuïtief en zo niet dan is ze contra-intuïtief.
Morele intuïties kunnen op tenminste vier manieren gebruikt worden: om een theorie te
ondersteunen, om tegenvoorbeelden te geven, om een puzzel op te werpen over ons moreel
denken en om een moreel argument te ontwikkelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de
techniek om morele intuïties te ontlokken door middel van gedachte-experimenten zeer
wijdverbreid is in de moraalfilosofie.