10.1 Dekolonisatie
Twee golven: eerst Azië, later tussen 1956 & 1964 Afrika.
Amerikanen drongen aan op dekolonisatie (mede vanwege ervaring).
Voor WOII: toename nationalisme (onderwijs, eenheid (infrastructuur), beperkte inspraak,
carrièremogelijkheden), veranderend beeld van overheerser (Japan, WOI, crisis '30)
Na WOII: machtsvacuüm, supermachten beide antikoloniaal, overheerser verzwakt.
Azië
Brits-Indië: onrust door haat tussen moslims en hindoes > Britse regering kon orde niet herstellen,
wilde van kolonie af > Moslims: Pakistan, Bangladesh Hindoes: India
Nederland en Frankrijk wilde koloniën niet laten gaan, maar positie slecht door mentaliteit SU en VS
(+ geen blanke aanwezigheid).
Japan als stimulans > na capitulatie > we willen nooit meer overheerst worden (japanse overheersing
gruwelijk) > Soekarno riep onafhankelijkheid uit.
Diplomatie Indonesië en Nederland (niet met Soekarno, hij werd als collaborateur gezien) liep op
niets uit > geweld + politionele acties.
1949: Indonesië opgeven onder dwang van de VS (Marshallhulp) en VN (VS bang dat Indonesië hulp
zou zoeken bij de SU)
Frankrijk kreeg echter wel steun in Vietnam van VS, omdat Vietnam communistisch anders zou
worden. In 1952 werden de Fransen verslagen in Dien BienPhu.
Afrika
Algerije > oorlog van 8 jaar, omdat er veel Fransen woonden en het werd gezien als een provincie
van. Ondertussen hadden ze andere Afrikaanse koloniën wel al vrijgegeven (Algerije 62)
Groot-Brittannië, België en Frankrijk lieten de Afrikaanse Koloniën zonder geweld gaan en droegen
de macht over aan politici die met hen wilde samenwerken.
Bij koloniën rekening houden met: mate van ontwikkeling, stabiliteit, economisch belang voor
moederland, aantal kolonisten, positie in de wereld.
De dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie (=overwicht) in de wereld. Ze hielden
wel macht in ‘de derde wereld’, maar konden hun wil niet meer opleggen.
Neokolonialisme: term die gebruikt wordt om aan te geven dat na de dekolonisatie de kolonie
weliswaar formeel onafhankelijk was geworden, maar dat de economische afhankelijkheid van het
westen in feite groot bleef.
Economisch: afhankelijk van één product (grondstof), structuur in handen van Westerlingen, beperkt
onderwijs, corruptie, geen kapitalistische cultuur.
Politiek: slechte democratie (niet gewend), geen maatschappelijk middenveld (vrije partijen,
belangengroepen, vakbonden), kleine middenklasse.
Spanning: willekeurig getrokken grenzen, koude oorlog, nieuwe minderheden door migratie.
Organisatiepogingen: steun zoeken bij VS/SU, economische machtspositie opbouwen (geleid door
regionale machten zoals India, Egypte), Organisaties als Arabische Liga, ASEAN (mislukt door rivaliteit
en conflicten.
10.2 De Koude oorlog
Oorzaken;
SU en VS weinig oorlogsschade, dus veel sterker dan de rest en de ideologische tegenstelling leidden
tot wantrouwen en spanningen.
Blokvorming in Europa
SU voelde zich altijd al bedreigt door het westen (Napoleon, Krimoorlog, invasie van centralen WOI).
Onteigenen tijdens de revolutie Westers bezit. Versailles: Polen en Baltische staten inleveren, geen
lid Volkerenbond. Interventie van Westerse landen tijdens Burgeroorlog (Rode vs. Witte)
SU > communistisch tijdens WOI > Lenin, gericht op wereldrevolutie > Stalin, binnenland > totalitaire
staat.
, VS zei mee te doen aan WOI om de wereld veilig te maken voor democratie en richtte zich na de
Russische revolutie dus ook tot Rusland. Stuurde troepen om de witten te helpen tijdens de
burgeroorlog.
Tijdens het Interbellum sprak de VS niet met de SU (geen lid van de Volkerenbond), en het
wantrouwen in de SU groeide (westen doet niets tegen Fascisme). Stalin geloofde dat het westen
hoopte dat hij werd aangevallen door Nazi-Duitsland (verdrag van München) en dus sprak hij met
Hitler af Polen te verdelen en elkaar met rust te laten (Molotov-von Ribbentrop pact)
SU en VS werkten samen tijdens de WOII. Roosevelt wilde samenwerking voortzetten, conferentie
van Jalta > VN, invloedssferen; ieder land dat het rode leger had bevrijd > SU.
Truman vertelde Stalin dat de VS een atoombom hadden. Stalin maakte ook atoombommen. Dat
zorgde voor een wapenwedloop.
Truman (opvolger) dacht echter dat Stalin het communisme wilde verspreiden en Stalin dacht dat
Truman een einde wilde maken aan het communisme.
Conferentie van Potsdam (juli 1945): Europa en Berlijn ingedeeld in vier invloedssferen (GB, Fr, US,
SU) + VS liet eerste atoombom in Mexico ontploffen om Stalin te intimideren > meer wantrouwen.
Capitulatie Japan: aug 1945 > Atoombom Hiroshima en Nagasaki (oorlog eindigen, testen, SU
intimideren). Dit maakte de hulp van SU overbodig, toch vielen zij Japan nog aan en voegde zo Korea
en een paar Japanse eilanden toe aan hun invloedssfeer > wantrouwen.
Vergroten van greep op invloedssferen (vooral in Europa). Stalin helpt communisten aan de macht >
“volksdemocratieën”, maar totalitaire regimes. VS bouwt legermachten in het Westen
Trumandoctrine: vrije volken helpen tegen de communistische dreiging (bijv. Griekse burgeroorlog)
Er werd een IJzeren Gordijn gebouwd; de grenzen met het westen gingen hermetisch dicht.
Containmentpolitiek: politiek om het communisme overal in te dammen, waar sprake was van
expansie.
Marshallplan(1947): economische steun (marshallhulp) aan Europese landen (sterk verzwakt door
WOII) in ruil voor samenwerking het acceptatie van Amerikaanse hulp + wanneer het economisch
goed gaat is delen (communisme) minder aantrekkelijk. (stalin verbied zijn invloedsfeer mee te doen)
Gevolgen: welvaartsgroei en eenwording Europa, Blokvorming (maakte scheidingslijn nog
duidelijker).
1948: Stalin blokkeert West-Berlijn (maar VS luchtbrug) tot 1949 > West-Duitsland: Bondsrepubliek
(democratisch) Oost-Duitsland: DDR (communistisch)
Militair bondgenootschap west: NAVO (1949) Oost: Warshaupact (1955)
Vanaf 1949: Wantrouwen slaat om in angst, want China wordt communistisch en de SU heeft nu ook
een atoombom.
Chroetsjtsjov zag de nieuwe Amerikaanse president, Kennedy, als een zwakkeling en eiste op woeste
toon dat de Amerikanen Berlijn verlieten. Hij bouwde een ‘strook des doods’ om Berlijn. Zo werd de
Berlijnse Muur symbool van de Koude Oorlog. Op Cuba was de communist Castro aan de macht
gekomen. De Russen plaatsten er lanceerinstallaties voor kernrakketten. Hij wilde ze eerst niet
weghalen, maar deed dat later wel. Na deze Cubacrisis volgde een periode van ontspanning. Toch
ging de wapenwedloop met kernwapens onverminderd door.
VS heeft het idee van binnenuit te zijn verraden > redevoering Joe McCarthy (1950) communistische
infiltranten in de politiek > heksenjacht naar mensen met communistische ideeën.
Blokvorming in Azië en Afrika
1949: Volksrepubliek China (=tweede communistische grootmacht) Containment in Azie
Korea
Korea verdeeld in communistisch Noord en kapitalistisch Zuid.
Na omslag van China gaf Stalin toestemming heel Korea te laten ‘bevrijden’, omdat hij dacht dat de
VS hen niet tegen zou kunnen houden. VS verdedigt Zuid-Korea-oorlog (1950)
Beide landen: invloedssfeer behouden/uitbreiden, laten zien dat ze bereid zijn tot inspanning.
VS krijgt militaire steun van de VN. Stalin had dit kunnen verhinderen met zijn veto, maar boycotte
de veiligheidsraad wegens de weigering om communistisch China toe te laten.