1a.
Auteur: ds. J. Overduin
Hel en hemel van Dachau, uitgeversmaatschappij J. H. Kok, Kampen, 1998, 208 bladzijden, 10e druk.
1e druk in 1946. Land van herkomst: Nederland.
Eerste reactie
2b.
Ik vond dit boek mooi. Het is heel anders dan al die verzonnen W.O.II boeken. Die worden extra
spannend gemaakt, terwijl uit dit boek goed blijkt dat een oorlog helemaal niet zo spannend is. De
schrijver heeft zelf in concentratiekampen gezeten en beschrijft de oorlog zo gruwelijk als hij is. Dat
doet hij literair gezien niet echt goed, de tekst is rommelig en hij dwaalt soms erg af van het
onderwerp dat hij aan het beschrijven was, maar de gevoelswaarde van de tekst is wel erg hoog.
Verdieping
3a.
De schrijver, ds. J. Overduin, vertelt dit verhaal zelf aan de lezer. Hij is aan het woord en schrijft,
vertelt dit verhaal vanuit ik-perspectief.
De schrijver is tegelijk ook hoofdpersoon van het verhaal. Het boek draait om hem en hij waarschuwt
ervoor dat het gevaar bestaat om hem als held en martelaar te zien.
Bijpersonen:
Allereerst zijn medegevangenen: bij name genoemd zijn dat onder andere ds. De Geus, dr. Sietsma,
ds. Idema, ds. Tunderman, ds. Kapteyn, ds. Bavinck, ds. Impeta, ds. De Waard en ds. De Wolf. Zij
vertegenwoordigden vooral de christelijke hoek in het gevangenisleven. Zij praatten veel met andere
mensen van allerlei slag: communisten, socialisten, liberalisten.
De heer J. M. Caspers: hoofd van de school waar het conflict begon, waardoor ds. Overduin ook in de
gevangenis kwam.
De heer Veenstra: verrader op diezelfde school.
Alle SS’ers en SD’ers en Gestapomensen die in het verhaal een rol spelen. Hun karakter is meestal
beestachtig, hoewel er ook tussen zitten die goed met de gevangenen omgingen.
De Amersfoortse kampcommandant Berg, die werkelijk een beest was. Hij verzon telkens weer
nieuwe trucs om het leven voor de gevangenen ondraaglijk te maken.
De blokoudste van het toegangsblok in Dachau, Willy Bader. Aan hem heeft de schrijver zijn leven te
danken, omdat Bader goed voor de gevangenen die onder hem stonden zorgde.
De blokoudste waar de schrijver later onder kwam. Hij heeft geen naam, maar wordt beschreven als
een waanzinnige kerel, die je om het minste of geringste in elkaar ranselde.
De kampcommandant van Dachau, Hoffmann. Ook hij was een waanzinnige die de grootste moeite
deed om de gevangenen het zo lastig mogelijk te maken.
De kampcommandant die Hoffmann verving, Weisz. Hij was veel menselijker en zorgde ervoor dat
het regiem in het kamp minder streng werd.
Verder komen er nog personen in het verhaal voor die alleen maar genoemd worden, of niet zo’n
belangrijke rol spelen.
Het verhaal loopt goed af. Ds. Overduin wordt uit Dachau ontslagen en gaat terug naar huis. Hij
meldt zich af bij de Gestapo en wordt buigend onthaald. Thuis wordt een maaltijd gehouden en hij is
weer vrij. Het verhaal heeft een gesloten einde. In het laatste hoofdstuk kijkt hij nog een keer terug
en blikt hij vooruit. Een soort panoramic view dus.
Samenvatting
In Arnhem stond de Löben-Sels school. Op die school gaf een leraar les die NSB’er was. Hij was de
oorzaak van het conflict op de school. Toen de oorlog uitbrak hield de school zich niet aan alle regels.
Veenstra, de verrader, briefde dit door. Het hoofd van de school werd gevangen gezet en de school
, moest onder het hoofd van Veenstra verder. Direct kwam er een oproep om alle kinderen thuis te
houden. Dat werd door bijna iedereen opgevolgd en Veenstra zat op een lege school. Naast de heer
Caspers, het hoofd van de school, werden ook twee bestuursleden gevangen genomen.
Op zondagmorgen 8 februari preekte ds. J. Overduin over Mattheüs 5: 10 en 11. Onder zijn gehoor
zaten ook een verrader en een Gestapoman. Omdat in zijn preek passages voorkwamen die tegen
het Duitse regiem ingingen werd hij gearresteerd en na verhoord te zijn, opgesloten in een
gevangenis in Arnhem
In die gevangenis, waar hij samen met ds. De Geus zat, was het leven nog wel te verdragen, alleen
konden de vrouwen hun niet bezoeken. Via clandestiene briefjes hield hij contact met haar. Hij
bracht de dag door met lezen, legpuzzels en praten met bewakers die hem bezochten.
Na een tijd daar gezeten te hebben werd hij op transport gezet naar het doorgangskamp Amersfoort.
Het leven daar was al veel ondraaglijker. Hij zat onder de kampcommandant Berg, die een vreselijk
mens was. Hij werd ingezet om bomen te hakken, een vreselijk zwaar werk, vooral als je nauwelijks
te eten krijgt en nauwelijks kan slapen. Ze werden gruwelijk opgejaagd. ’s Morgens en ’s avonds was
er appèl. Dat duurde meestal twee of drie uur. Het was nooit goed. Vaak moesten er strafexercities
uitgevoerd worden.
Hij beschrijft een keer waarop iemand ontsnapt was uit het kamp. Alle gevangenen moesten toen
appèl staan van ’s morgens elf tot halftwee midden in de nacht.
Afgezien van het dagelijks leven kwam Berg ongeveer eens in de drie weken met een geraffineerd,
gemene daad. Berg was geen mens maar een beest.
Ds. Overduin werd met een zwaar vervoer waarin de ergste mensen zaten naar Dachau vervoerd. Hij
kwam daar niet in een reis aan. Hij werd nog opgesloten in een gevangenis in Essen, waar hij vier
weken zat. Het leven daar was niet uit te houden. Lange dagen, waarop niets te doen was, zeer
weinig eten en nooit naar buiten. Ze zaten met vier mensen in een cel die voor één persoon bedoeld
was. Na een tijd hebben ze daar een programma opgesteld om de dag door te komen.
Na vier weken werd ds. Overduin op transport gesteld naar Dachau. Dit kamp was nog erger dan
Amersfoort. Als je nieuw bent kom je in een toegangsblok. Daar was het leven nog wel uit te houden,
omdat de blokoudste daar, Willy Bader, hem zoveel mogelijk ontzag.
Maar toen hij daar een tijd gezeten had, ging hij naar het blok van de niet-Duitse geestelijken, het
ergste blok van het kamp. De blokoudste was een beest, hij was standaard razend van woede.
De geestelijken in het kamp hadden de minste rechten en ds. Overduin kwam in een zwaar
werkcommando terecht. Toen de overste van dat commando erachter kwam dat hij geestelijke was,
werd het leven helemaal ondraaglijk voor hem.
Na een tijd werd de kampcommandant vervangen door een betere. Het leven werd een stuk beter.
Alle voedselpakketten gingen nu naar de gevangenen toe, zodat ze een overvloed aan eten kregen.
Hij ging naar een beter werkcommando toe en kreeg veel meer de mogelijkheid om zich ‘te drukken’.
Op een avond kreeg hij van een goede kennis te horen dat hij vrijgelaten zou worden. En inderdaad,
na het appèl van de volgende dag werd hij vrijgelaten. Hij ging met de trein naar Nederland en melde
zich af bij de Gestapo in Den Haag. Toen hij thuis kwam werd hij natuurlijk met gejuich ontvangen,
hoewel zijn dochtertje zich nog een tijd heeft afgevraagd wie die vreemde man was.
3b.
Dit verhaal is gewoon in prozavorm geschreven en speelt zich af in Nederland en Duitsland.
De situaties zijn schokkend, als bijvoorbeeld wordt beschreven hoe de gevangenen in de kampen
werden behandeld. Dat kan je je niet voorstellen, hoe onmenselijk en onrechtvaardig het eraan toe
gaat.
Er komen ook passages in voor waarin de schrijver zijn geloofsvertrouwen beschrijft. Die passages
zijn zo geschreven dat je kan zien dat de schrijver een groot geloof had in de Heere.
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt is de Tweede Wereldoorlog.
De personen worden zo echt als ze zijn neergezet. Omdat het verhaal waar gebeurt is, zijn de
gebeurtenissen en de personen beschreven zoals ze zijn. De schrijver heeft het verhaal niet
gemanipuleerd of extra mooi gemaakt. Alles is echt.