Checklist week 14: dingen die ik nog niet weet
1. Baltimore classificatie
Enkelstrengs RNA – retrovirus (ssRNA-RT) HIV
Dubbelstrengs RNA – retrovirus (dsRNA-RT) hepatitis B
2. Belangrijkste DNA-virusfamilies en RNA-virusfamilies
DNA-virusfamilies:
- Poxviridae (pokken)
- Herpesviridae (HSV 1 en 2, varicella zoster, Epstein-Barr virus, CMV)
- Adenoviridae
- Hepadnaviridae (Hep B)
- Polyoma en papilloma viridae (HPV)
- Parvoviridae (adeno-associated virus)
RNA-virusfamilies:
- Paramyxoviridae (Parainfluenza, de bof, mazelen)
- Orthomyxoviridae (Influenza typen ABC)
- Rhabdoviridae (hondsdolheid)
- Filoviridae (Ebola, Marburg)
- Bunyaviridae (bloedingskoorts, Hanta virus, Colifornia encephalitis)
- Retroviridae (HIV)
- Flaviviridae (gele koorts, knokkelkoorts, West nile, Hepatitis C)
- Picornaviridae (Rhinovirus, poliovirus, coxsackievirus, hepatitis A)
3. “Tropisme” / preference, herkenning virus door gastheercel en afweer
Een virus bindt zich pas aan een cel als hij het herkent als doelwitcel. Daarom bindt het virus
eerst aan specifieke receptoren op hun gastheercel. Elk virus heeft een scala aan receptoren
waaraan ze kunnen binden, dus ook een scala aan mogelijke gastheercellen weefsel
tropisme (neurotropisch als het aan neuronen bindt, HIV bindt alleen aan CD4+ T-
helpercellen, dus is lymfotropisch etc).
, 4. PCR, moleculaire diagnostiek van virale infecties, ELISA
PCR
De reactie bestaat uit drie fasen:
1. Denaturatie: gedurende deze fase wordt al het DNA dat als dimeer in de oplossing
aanwezig is, gesplitst door een verhoogde temperatuur: de dubbele helix valt uit
elkaar.
2. Hybridisatie: het grote, logge, voorbeeld-DNA krijgt bij lage temperatuur even de tijd
om met de snel mobiele primers in de oplossing te hybridiseren. Het krijgt niet
genoeg tijd om de denaturatie ongedaan te maken.
3. Elongatie: het polymerase zet de gebonden primers bij gemiddeld hoge temperatuur
om in het gewenste stuk DNA.
Na de derde stap bevat de oplossing twee maal zoveel van het gewenste DNA als
ervoor. Door de stappen een aantal malen (bijvoorbeeld 30) te herhalen, krijgt men
een exponentiële groei van de hoeveelheid gewenst DNA.
Omdat het polymerase alleen richting de doelsequentie kopieert, wordt dit
stukje exponentieel gekopieerd, terwijl ander DNA al bij de derde cyclus niet meer
gekopieerd wordt. Hierdoor zijn er na dertig cycli miljarden kopieën van de
doelsequentie en nog steeds maar een heel klein beetje ander DNA.
Moleculaire diagnostiek van virale infecties
- Virale serologie
- Hemagglutinatie; aantonen van influenzavirus
ELISA
Antigenen kunnen kwantitatief gemeten worden dmv een immunoassay zoals de ELISA
(enzym-linked immuno sorbent assay). Werkwijze: antilichamen binden aan antigenen,
overtollig antilichaam wordt weggehaald, antilichaam wordt met ander molecuul
aangetoond dmv licht, bepaling licht meet de hoeveelheid antigeen dmv vorige ijkingen.
5. Vaccinaties
Actieve immunisatie: geïnactiveerde vreemde stoffen worden in het lichaam ingespoten. Zo'n
geïnactiveerde of afgezwakte vreemde stof is zodanig veranderd dat het geen echte infectie
veroorzaakt maar wel het immuunsysteem kan activeren. Het immuunsysteem onthoudt om
welke vreemde stof het gaat, en zal een onmiddellijke reactie geven wanneer dezelfde stof
het lichaam nog een keer aanvalt (langdurige immuniteit).
Passieve immunisatie: Bij passieve immunisatie wordt niet de productie van antistoffen
gestimuleerd, maar worden er rechtstreeks antistoffen in het menselijk lichaam gespoten.
Deze antistoffen, ook wel immunoglobinen genaamd, worden verkregen uit menselijke
donoren. Passieve immunisatie wordt vooral toegepast wanneer de infectie al heeft
plaatsgevonden en de patiënt zeer snel afweer moet opbouwen, bijvoorbeeld ter
voorkoming van hondsdolheid na een beet van een zieke hond (korte immunisatie).
6. Antigeen
Een antigeen is een molecuul dat in staat is een reactie van het afweersysteem op te wekken,
waarbij antistoffen worden aangemaakt. Virussen of bacteriën kunnen op deze manier
herkend worden als lichaamsvreemd, waarna een afweerreactie op gang komt en genezing
bereikt kan worden. Als het binnendringende molecuul geen kwaad kan, is een afweerreactie
ongewenst. Dit is bijvoorbeeld het geval bij allergische reacties, waarbij de afweerreactie
soms zelfs dodelijk kan zijn (zoals bij een wespensteek). Ook bij orgaantransplantaties en