Schade, Afweer en herstel
Geneeskunde Vu, 2de jaar, eerste blok
Schade, Afweer en herstel 1
Week 1: Cel- en weefselschade, overzicht ontstekingsreacties 2
Week 1: principes van de adaptieve immuniteit 3
Week 1: Brandwonden (H51 en H5) 5
Week 1: Mechanismen van ontsteking (1 + 2) 8
Week 1: practica 1 13
Week 1: Practica 2 13
Week 2: Complement 14
Week 2: Antistoffen, B-cel diversiteit 16
Week 2: Ontwikkeling B-cellen 18
Week 2: antigeenherkenning door T lymfocyten 20
Week 2: Immuungemedieerde weefselschade 1 22
Week 2: Immuungemedieerde weefselschade 2 24
Week 2: Ontwikkeling T-cellen 26
Week 2: Practica kansen 28
Week 2: Practica LO hals en lymfeklieren 29
Week 2: Practica anatomie hals en lymfeklieren 31
Week 3: Afweer door T-cellen 32
Week 3: Patiënt College recidiverende luchtweg 35
Week 3: Afweer door B-cellen 36
Week 3: Patiënt College reumatoïde artritis 39
Week 3: Practica thymus 40
Week 4: Aangeboren immunodeficiëntie 41
Week 4: Practica farmacotherapie 44
, Week 1: Cel- en weefselschade, overzicht ontstekingsreacties
Afweer te zwak → infecties, tumor ontwikkeling (tuberculose, griep, ebola, HIV, kanker)
Afweer te sterk → ontstekingen, allergie, auto-immuniteit (ziekte van crohn, astma, MS,
diabetes, reuma, eczeem)
Afweer tegen pathogenen:
- Aangeboren afweer = innate immunity (niet-specifiek) = snel → dendritische cellen,
macrofagen, granulocyten en natural killer cellen.
- Verkregen / Verworven afweer = adaptive immunity (specifiek) = langzaam→
B-cellen en T-cellen.
Ontstekingen: een lichaamsreactie op lichaamsvreemde stoffen of op beschadiging van
weefsel. Het doel van een ontsteking is het herstellen van schade aan het lichaam.
Functie ontsteking:
- Vernietiging van micro-organismen en van weefselbeschadiging agentia
- Opruiming van dode / beschadigde / afwijkende cellen
Soorten ontstekingen:
- Acute ontstekingsreactie
- Chronische ontstekingsreactie
Oorzaken ontstekingen:
1. Infecties
2. Fysieke of chemische weefselbeschadiging
3. Necrose (afsterven van weefsel)
4. Lichaamsvreemd materiaal
5. Immuunreacties
Klinische kenmerken ontstekingsreactie: rubor (roodheid), calor (warmte), tumor (zwelling),
dolor (pijn) en functio laesa (verstoorde functie).
Cel sterfte: wanneer de stimulus sterk genoeg is, zorgt dit voor schade. Wanneer de
stimulus zwak is, zal er adaptatie plaatsvinden.
1. Necrose = WEL ontstekingsreactie, geïntroduceerd door DAMPS (Damage
Associated Molecular Patterns), die zich zullen vast binden aan TLR receptoren
(Toll-like receptors) gevolgd door een weefselherstel-respons en fagocytose. Deze
receptoren spelen een rol in het aangeboren afweersysteem.
a. Liquefactive necrose: type necrose dat resulteert in een transformatie van het
weefsel in een vloeibare viskeuze massa, komt vooral voor in het CZS.
DAMPS: Mitochondrial DNA, ATP, urinezuur, diverse eiwitten etc.
TLR: komen extracellulair als endosomal voor op DC, fagocyten, B cellen en endotheelcellen
2. Apoptosis = GEEN ontstekingsreactie, door gereguleerde zelfdood door de cel zelf
of door cytotoxische T-lymfocyten
, Week 1: principes van de adaptieve immuniteit
Aangeboren afweer / innate = NIET-specifiek Verworven afweer / adaptive = WEL specifiek:
vormen die slecht herkent worden of niet toereikend
Afwijking in het innate systeem: het aantal is voor het innate immuunsysteem wordt het
micro-organisme groeit heftig. adaptieve immuunsysteem ingezet. Ze herkennen het
antigeen van een pathogeen (eiwit of suiker
onderdeel).
Afwijking in het adaptieve systeem: het aantal
micro-organisme groeit langzaam, want het innate
systeem doet het nog wel.
Ontwikkeling in: Ontwikkeling in:
Beenmerg B-cellen: Beenmerg
T-cellen: Thymus
Cellen: Granulocyten (witte bloedcellen waaronder Cellen: T en B-cellen, Effector T cel en Plasma cel.
neutrofiel, eosinofiel en basofiel valt), macrofagen,
dendritische cellen en natural killer cel. Bij herkenning van een antigeen, worden het
effectorcellen:
Dendritische cel: kunnen pathogenen opnemen en → T cel (CD4 of CD8)= T effector cel
deze presenteren aan de buitenwereld. Na het → T-cel activeert de maturatie van een B-cel =
opnemen van een antigeen migreren ze via de plasmacellen of geheugen B cellen.
lymfevaten naar de lymfeklieren waarin ze
antigenen aanbieden aan T-cellen. CD4+: T-helper cellen
CD8+: Cytotoxische cellen
Macrofagen: verteren van cellen en het presenteren T effector cel: produceert oplosbare factoren (zoals
van antigenen aan T-cellen cytokines om andere cellen actief te maken).
Plasmacel: produceert antilichamen, dit biedt
bescherming door toxines te neutraliseren of
opsonisatie pathogenen. Deze antilichamen worden
herkend door het innate systeem en gefagocyteerd.
Wanneer er ook een complement bij betrokken is,
wordt het pathogeen nog efficiënter opgenomen en
vernietigd.
Geheugen B cel: snelle productie van antilichamen
na herhaalde blootstelling aan een pathogeen.
Receptor:
TCR: blijft altijd op het celoppervlakte
BCR: kan op het oppervlakte voorkomen, of als
circulerende antilichamen.
Snel Langzaam
Constant Variabel
Beperkte set aan receptoren, die betrokken zijn bij Wordt aangepast aan wat er binnenkomt (selectief)
opname van pathogenen (zoals bacteriën of
gistcellen) door fagocytose en activatie van cellen
door moleculen van bacteriën en virussen die zich
binden aan TLR receptoren. Ze geven signalering af
binnen de cel, de cel scheidt cytokines uit als
, gevolg.
Constant tijdens respons Verbeterd tijdens respons
Bij herkenning van de receptor met het pathogeen zal proliferatie en differentiatie optreden
door activatie van interleukine-2
Lymfocyten komen in de lymfeklieren terecht via de lymfocyten recirculatie, die loopt via het
hart → arterie → lymfeklier → efferente lymfe → het hart. Bij herkenning van een antigeen in
de lymfeklier, doordat de dendriet cel deze antigeen toont, verlaat de lymfocyt de lymfeklier
via het veneuze bloed en gaat naar de plaats van de pathogenen. Naive lymfocyten (= niet
geactiveerde lymfocyten doordat ze geen herkenning hebben met een antigeen peptide)
verlaten de lymfeklier via de efferente lymfe.
B en T-cellen en dendrietcellen komen elkaar tegen in de secundaire lymfoïde organen:
lymfeklieren, milt, tonsillen en gedeelten in de darm. In deze organen wordt het adaptieve
afweersysteem gestart! en zijn de B en T- cellen van elkaar gescheiden.
Lymfeklier: Geel = B-cellen, Tonsillen: Milt: Filter voor pathogenen en
erythrocyten
Blauw = T-cellen Wit = T en B cellen
Medulla = innate cellen