Muziek meester - Zingen
Hoofdstuk 2
Een lied kun je voor verschillende dingen gebruiken. Je kunt het gebruiken om de
aandacht te krijgen, om een onderwerp te introduceren of om nieuwe woorden
aan te leren. Het is leuk om tijdens de lessen een lied te zingen maar ook om lied
als onderdeel voor een muziek les te gebruiken. Maar hoe leer je een lied aan?
De les bestaat uit een inleiding, kern en afsluiting.
Als leraar leer je de kinderen zingen maar ook leer je ze tegelijk beginnen, gelijk
eindigen, op dezelfde toonhoogte zingen, in de maat blijven en in het juiste
tempo zingen. Je geeft leiding aan het zingen. Wanneer de kinderen zingen, is de
leraar stil. Dat is één fundamenteel belang. Wel ondersteun je bij lastige liederen
hier en daar een woord of een stukje van het begin van de regel. Je doet dit om
twee redenen:
- Het doel van het aanleren van liederen is dat kinderen zelfstandig leren
zingen, wanneer jij voortdurend mee blijft zingen zullen ze altijd afhankelijk
zijn van jou stem. Wanneer jij stopt met zingen, stopen zij ook.
- Wanneer jij zelf meezingt, kun je nooit goed horen waar de kinderen fouten
maken of waar het minder mooi klinkt. Zo wordt er niet of nauwelijks
gewerkt aan de kwaliteit.
Wanneer je met een groep een lied gaat zingen begin je als eerst met het zoeken
van de begintoon. Je laat de kinderen deze toon overnemen en vervolgens begint
de groep na jouw startaanwijzing deze toon te zingen. Voor de begintoon gebruik
je een instrument om deze te laten horen, een leuke variatie voor de kinderen is
om ze zelf de begintoon na te laten spelen op een instrument. Te laag zingen is
slecht voor de kinderen omdat ze juist tijdens de ontwikkeling van hun stem ook
hoge tonen moeten proberen en dus gebruik te maken van hun kopstem. Bij de
meeste bundels liggen de hoogste noten van de liederen rond de d’ en de laagste
rond de c’. Deze omvang wordt beschouwd als een goed compromis tussen de
mogelijkheden van de kinderen en wat de meeste leraren als een prettige
toonhoogte ervaren. Voor peuters en voor groep 1 en 2 ligt de omvang van veel
liederen tussen de d’ en b’. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten als je de
kinderen de begintoon wil laten overnemen?
- Speel het eerste motief of de eerste toon van het lied dat je ze wil gaan
laten zingen;
- Zingt dit na;
- Zorg met een attentiegebaar voor de aandacht van de kinderen, stilte en
concentratie;
- Laat met een uitnodigend gebaar zien dat de kinderen de toon of het
motief na mogen zingen;
- Maak een afslaggebaar, een gebaar dat ze moeten stoppen;
- Zet met een handgebaar het lied in.
Je hoeft niet altijd alleen de begintoon over te nemen maar soms is het ook
handig om meer tonen van het lied over te nemen. Als het lied met opmaat
begint, neem je altijd de eerste tonen. Hierbij kun je verschillende niveaus
onderscheiden. Kleuters, die zingen met de leraar mee. De leraar neemt zelf een
toon aan zodat ze niet te laag gaan zingen. Kinderen in de bovenbouw moeten
zelf in staat zijn om na het voorspel in te zetten. Het overnemen van een toon
gaat niet vanzelf, dit moet de kinderen geleerd worden. De basis is:
- Speel een motiefje uit een lied of enkele tonen op een staafspel;
- Zing dit na op een tekst;
, - Laat de kinderen dit herhalen;
- Varieer het motief licht en herhaal het voorafgaande.
Wanneer de kinderen de toon hebben overgenomen, geef je de inzet van het lied
aan. Zorg voor een moment stilte door een handgebaar te maken en geef dan de
inzet aan met een opwaartse beweging met je hand. Tijdens dit gebaar haal je
duidelijk adem alsof je wil gaan zingen.
Aftellen kan ook, als de kinderen maar op hetzelfde moment geconcentreerd
inzetten. Als de kinderen zingen blijf je tempo aangeven door met je hand op de
maat te slaan. Deze vorm van maatslaan noem je ‘tacteren’. Hierbij wordt met
een handgebaar de inzet en het tempo van het lied aangegeven. Maatslagen:
- Maatslag in enen: bij snelle twee- en driedelige liederen geef je in feite
alleen de eerste tel aan.
- Maatslag in tweeën: voor alle tweedelige maatsoorten is het hoofdaccent
een grote beweging recht naar beneden en naar buiten, het nevenaccent
is een kleine beweging naar binnen en een grote beweging omhoog.
- Maatslag in drieën: voor alle langzame driedelige maatsoorten is het
hoofdaccent recht naar beneden, de tweede tel naar buiten en de derde tel
naar binnen en omhoog.
Een lied sluit je af door op de laatste noot je hand stil te houden en als deze noot
lang genoeg geklonken heeft maak je een afsluitend rondje met je hand. Het is
belangrijk dat kinderen vanaf groep 3 leren om bij het zingen te letten op het lied
leidingsgebaar. De leerkracht geeft verschillende dingen aan: het startmoment,
het tempo, de maat, de gewenste expressie en de verschillende inzetten bij een
canon of meezing cd. Een lied leiden is meer dan maatslaan. Zonder een duidelijk
handgebaar is het onmogelijk.
De kwaliteit van zingen heeft te maken met de zuiverheid, adem, articulatie,
resonans en expressie. Je oren zijn het belangrijkste hulpmiddel. De kwaliteit van
het zingen kan verbeterd worden. Maak bijvoorbeeld de stemmen los door in te
zingen, zing het lied vaak achter elkaar of laat de groep actief rechtop
zitten(staan is nog beter). Bij het kiezen van een lied om aan te leren zijn er
verschillende aspecten waar je rekening mee moet houden:
- Sluit het lied aan bij de beleefde werkelijkheid van de kinderen? Dit geldt
vooral voor de onderbouw.
- Sluit het lied aan bij de mogelijkheden van de kinderen? Je kiest niet een
lied wat te moeilijk of te makkelijk is. De leeftijd en het niveau van de
groep is van belang.
- Heeft het lied voldoende gebruiksmogelijkheden? Kun je er wat mee? Hoort
er een spel bij? Zijn er hulpmiddelen beschikbaar?
Een begeleiding kan veel bijdragen aan de beleving van zingen. Je hebt
ingezongen versies maar ook instrumentale meezingversies. Zingen met een
meezingversie is een goede vervanger van een live begeleiding. Timing en
zuiverheid zijn hierbij heel belangrijk, de meezingversie houdt geen rekening met
de zang van de groep. Het is daarom belangrijk dat het lied eerst wordt
aangeleerd zonder begeleiding. Dan kun je nog makkelijk horen waar de fouten
zitten en de kinderen corrigeren. Ook moet je eerst goed hebben geluisterd naar
de meezingversie, zodat je weet waar de inzetten komen, hoe lang de
tussenspelen duren etc. Je kunt dit ook samen met de kinderen doen door middel
van een luisteropdracht. Je kunt ze hierbij vragen stellen zoals: Hoe vaak wordt
het lied herhaald? Welke instrumenten spelen mee? Waar haalt de zanger adem?
, Een lied aanleren gebeurt in fasering. Allereerst komt de introductie fase. Je kunt
het lied op allerlei manieren introduceren. Zo kun je een drama-activiteit er aan
koppelen maar ook een verhaal of bewegingsvorm. Dan komt de aanleerfase. Je
kunt het lied voorzingen en de kinderen met verschillende luisteropdrachten
gericht laten luisteren. Je kunt vragen stellen over de tekst en ook over de
melodie, het ritme, de vorm of de betekenis. Spreid de vragen over het
aanleerproces en stel ze nooit allemaal achter elkaar. Heel geleidelijk nemen de
kinderen delen van het lied over. Het ‘weggeven’ van bepaalde lieddelen doe je
met behulp van de wisselzang: tijdens het zingen wordt gewisseld tussen leraar
en groep. Geef deze wisselmomenten duidelijk aan. Als laatst heb je de
afsluitfase, hiervoor zijn verschillende werkvormen. Je kunt evalueren door
vragen te stellen over de kwaliteit van de zang, je kunt op een vocale manier
afsluiten door bekende liederen te zingen en je kunt kiezen voor een uitbreiding
door een dans toe te voegen of een instrumentale begeleiding.
Het zingen in canon is een mooie manier om kinderen meerstemmigheid te laten
ervaren. Door de inzetten na elkaar worden de verschillende versregels door
elkaar heen gezongen, wat voor de kinderen erg verwarrend kan zijn. Vaak
steken kinderen hiervoor vingers in hun oren maar het is juist belangrijk dat ze
ook leren te luisteren. Zingen en luisteren tegelijk. Een canon wordt net als een
lied aangeleerd. Je kunt met voorbereidende oefeningen de kinderen laten
wennen aan de meerstemmigheid:
- Voer een canon eerst uit als een spreekcanon.
- Voer de canon ritmisch klappend uit.
- Oefen de inzetten na elkaar door de partijen alleen hun eerste regel te
laten zingen tot de inzet van de volgende partij.
- Zing de canon eerst met twee partijen.
Voordat het lied in canon gezongen kan worden moeten er ook goede afspraken
gemaakt worden. Deel de groepen in, spreek duidelijk af welke groep begint en
hoe vaak de canon herhaald zal worden en spreek af hoe de canon afgesloten zal
worden. Tijdens het zingen van de canon ben jij als leraar heel belangrijk. Jij
bepaalt het tempo, de verschillende inzetten en het afsluiten. Dit doe je door
middel van handgebaar en mimiek. Laat de dirigeerstem in je hoofd steeds
meezingen. Bij het afsluiten concentreer je je op een partij, na de laatste regel
sluit je deze groep af en achtereenvolgens ook de andere groep.
De kwaliteit van het zingen heeft te maken met muzikaliteit: gevoel voor ritme,
melodie, expressie. Het heeft ook te maken met de manier waarop de kinderen
hun stem gebruiken. Je stem kun je vergelijken met een instrument , er is een
klankbron die in trilling wordt gebracht. De klank wordt beïnvloed door de
klankkast. Een vorm van een deel van de klankkast kan veranderd worden
waardoor er klankkleuren ontstaan. Adem: je hebt borst- en buikademhaling. Bij
zingen wordt het liefst de buikademhaling gebruikt. Hierbij gebruik je vooral je
middenrif. De redenen hiervoor zijn:
- De inhoud van de onderste deel van de longen is het grootst.
- Bij het zingen moet je je adem kunnen vasthouden en de uitademing
kunnen controleren. Dit lukt het beste door je inademhouding het langst
mogelijk vast te houden, je middenrif blijft zo lang mogelijk laag.
- De borstademhaling wordt geregeld door spieren in je nek en hals, hier
zitten ook de stembanden. Als deze spieren zich inspannen en dus dikker
worden, komt je strottenhoofd in de knel. Het heeft meteen invloed op de
klank.
Goed ademen kan alleen als je staat of rechtop zit. Dan pas heb je beschikking
over je hele longcapaciteit. Door de ademsteun kun je zo een hele regel achter
elkaar zingen zonder al je lucht kwijt te raken, bij de borstademhaling kan dit niet