Méér dan onderwijs
Hoofdstuk 2
2.2 – De beginsituatie van kinderen
Je moet de beginsituatie van het kind bepalen voor je een les kan geven.
Je hebt naast een onderzoekende houding kennis nodig van:
- De situatie op school en in de groep.
- De leefwereld, sociale en culturele achtergronden van kinderen.
- De interesse en belevingswereld van kinderen.
- De ontwikkeling van het kind.
Een groep kinderen lijkt een eenheid maar je ontdekt al snel dat de
leefomstandigheden, persoonskenmerken, interesses en de ontwikkeling
van kinderen uiteenlopen. Welke didactische vorm gebruik je? Dit is de
manier waarop de onderwijsleersituatie wordt ingericht. Deze moet
aansluiten bij het onderwerp van de les en de verschillen tussen kinderen.
Er is dus nooit sprake van een algemene beginsituatie maar als leraar
verwacht je een bepaalde beginsituatie waarop je kunt inspelen. Dit is de
potentiële beginsituatie. Dingen die gister nog interessant waren nu
overvleugeld worden door iets nieuws, dit is de actuele beginsituatie. Met
betrekking tot interesse kan er een verschil zijn tussen potentiële en
actuele beginsituatie. Voor onderscheiding hiervan raadpleegt men
Vygotsky. Hij wijst men op het feit dat we er nog niet zijn als we de actuele
beginsituatie hebben vastgesteld. Deze geeft alleen aan het kind nu kan.
Je hebt ook een toekomstige beginsituatie, dat is iets wat je nu nog niet
helemaal onder de knie hebt maar al wel bijna. Het toewerken naar een
volgend niveau noemt hij de zone van de naaste ontwikkeling. Je probeert
niet alleen vooraf te stellen hoever kinderen in hun ontwikkeling zijn maar
ook tijdens de activiteiten treden er steeds weer nieuwe situaties op. He
bent eigenlijk van moment tot moment bezig met het bepalen van de
beginsituatie. Wanneer je de beginsituatie van een groep of kind bepaald
kies je vervolgens, vanuit je verantwoordelijkheid als leraar, een realistisch
doelstelling. Deze moet enerzijds aansluiten bij de vastgestelde
beginsituatie en anderzijds duidelijk maken wat jij van belang vindt om de
kinderen te leren. De keuze voor een doel heeft te maken met de visie die
je als leraar hebt over hoe kinderen zich ontwikkelen in het onderwijs. Je
maakt ook keuzes voor de organisatie van je les. Ook deze keuzes moeten
passen bij je kinderen. Afhankelijk van je onderwijsvisie en het doel van de
onderwijsactiviteit kies je bepaalde didactische werkvormen om het doel
zo efficiënt en effectief mogelijk te bereiken.
De sociaal-culturele omgeving heeft invloed op kinderen. Er wordt
onderscheid gemaakt tussen etnische, sociale en culturele verschillen. Bij
etnische verschillen gaat het om het behoren tot een bepaalde
bevolkingsgroep. Kinderen van nu groeien op met een multi-etnische
samenleving. Er zijn scholen met een bijna mono-etnische
schoolbevolking, vooral in de grote steden, waarbij 95% van de kinderen
van Turkse afkomst is. Het is van belang dat scholen een
antidiscriminatiebeleid volgen. In het schoolplan staan afspraken en
,gedragsregels in relatie tot racisme of discriminatie. Bij sociale verschillen
gaat het om het behoren tot een bepaalde maatschappelijke groepering.
Kinderen nemen hun sociale achtergrond mee naar school en als leraar
moet je hier rekening mee houden. Culturele verschillen worden in de loop
der tijd van je leven opgebouwd. Wanneer er verschil is tussen de
thuiscultuur van een kind en de schoolcultuur, kan dit leiden tot
problemen. Het is daarom van belang dat je als leraar kennis hebt van de
thuiscultuur van de kinderen en dat er afstemming is tussen school en
ouders waardoor er meer betrokkenheid ontstaat. Culturen verschillen ook
in de mate waarin ouders sturing geven binnen en reflecteren op de
opvoeding. In de pedagogiek wordt onderscheid gemaakt tussen
functioneel en intentioneel opvoeden. Bij functioneel opvoeden ligt de
nadruk op de vanzelfsprekende dagelijkse omgang met kinderen. Bij
intentioneel opvoeden is er sprake van doelgericht en sturend optreden. In
westerse landen is intentioneel opvoeden steeds belangrijker geworden.
Ouders zijn zich bewuster geworden van hun opvoedingstaak. In niet-
westerse landen zijn ouders zich minder bewust van hun opvoedingstaak.
Vaststaande rolpatronen zijn dominant. Ouders hoeven minder na te
denken over de wijze waarop en waartoe zij hun kinderen opvoeden.
Kinderen worden als economische waarde gezien, het is vanzelfsprekend
dat men kinderen krijgt.
We leven in een maatschappij waarin succes op school vaak wordt beloond
met een hogere positie in de samenleving. De meningen over de relatie
tussen de sociale omgeving en succes op school zijn verschillend:
- De oorzaak ligt in de aanleg. Kinderen erven de intelligentie van hun
ouders. Een kind wordt in zijn mogelijkheden begrensd door zijn
erfelijke aanleg.
- De oorzaak ligt in het onvermogen van de school. De school herkent
en erkent de talenten van een kind niet. Kinderen komen niet aan
hun trekken omdat zij een ander referentiekader hebben dan de
leraar. Kinderen uit lagere sociale milieus hebben bijvoorbeeld een
ander woordenschat en hebben gewoonten en dergelijke die door de
leraar niet herkend en erkend kunnen worden.
- De oorzaak ligt thuis. De opleiding van de ouders wordt vaak als
bepalende factor gezien. Opvattingen die ouders hebben over hun
rol en verantwoordelijkheid verschillen naar sociale klasse, etniciteit
en cultuur. Veel niet westerse allochtone ouders in Nederland zien
voor zichzelf geen rol weggelegd bij de schoolvoorbereiding of
onderwijsondersteuning van hun kinderen. Zij maken een duidelijk
onderscheid tussen de verantwoordelijkheid van ouders en die van
de school. Kinderen die opgroeien in zo’n dergelijk gezinsklimaat,
zijn over het algemeen in sterke mate wat afhankelijk van wat
volwassenen vinden en minder geneigd zelf initiatieven te nemen.
Verschillen tussen westerse en niet-westerse ouders zijn aanzienlijk
en vooral op de gebieden van religie en traditie zichtbaar. Ouders uit
niet-westerse culturen gebruiken vaker een sociaal levensloopmodel.
De fasen in dit model worden gemarkeerd door fysiologische
veranderingen.
, - Nature versus Nurture. Er zijn geen wetenschappers die het extreme
standpunt verdedigen dat ofwel de aanleg ofwel de omgeving
bepaalt welke eigenschappen kinderen hebben en hoe zij zich
vervolgens ontwikkelen. Ze blijven wel verschillen in de mate waarin
de aanleg of de omgeving bepalend is. Men noemt opvoeders en
leraren pedagogische pessimisten als ze een grote invloed
toekennen aan de aanleg. Men spreekt van pedagogische optimisten
als men de grootste rol toekent aan gezin, milieu en school.
In Nederland kennen we al een aantal jaar een actief beleid om
achterstanden, het achterstandsbeleid. Onderzoek toont aan dat sommige
scholen zeer succesvol zijn in het bestrijden ervan. Men spreekt dan van
effectieve scholen.
Aspecten van de belevingswereld van vierjarigen.
Voordat kinderen naar de basisschool gaan wordt hun leven sterk bepaald
door de omgeving thuis. De vrij beperkte en relatief veilige leefomgeving
zorgt ervoor dat kinderen het vertrouwen krijgen om spelend-ontdekkend
te leren. Wanneer er spannende of bedreigende situaties voordoen,
kunnen ze terugvallen op de geborgenheid die de ouders of verzorgers
bieden. De wijze waarop de wereld van de volwassene eigen wordt
gemaakt, wordt voornamelijk bepaald door spel. Dit moet zo breed
mogelijk worden opgevat: het gaat om zowel vrij bewegen als meedoen
aan spelvormen met regels. Vooral rollenspel is een favoriete spelvorm
waarbij situaties nagespeeld worden. Animisme speelt ook een grote rol,
aan een levenloos ding wordt een ziel toegekend. Kenmerkend is dat alle
kleuters graag zelf alles ontdekken. Dit doen ze het liefst met alle
zintuigen tegelijk. Ook constructiespelen en het wereldspel beiden die
mogelijkheid volop. Ten slotte is voor kleuters kenmerkend dat zij de
wereld vanuit hun eigen standpunt beleven, egocentrisme. Vooral
speelgoed wordt als bezit beschouwd. Ook altruïsme is bij jonge kinderen
goed te constateren. Hieruit kun je afleiden dat je egocentrisme niet als
etiket moet hanteren maar moet beschouwen als een manier van kijken,
denken en handelen.
Vijf tot acht jaar, er verandert nogal wat.
Dit is een overgang naar een wat zakelijker wereldbeeld. Ongemerkt breidt
de ervaringswereld van het kind zich uit en krijgt het meer orde en
structuur. Fantasie en werkelijkheid worden van elkaar gescheiden. Het
kind probeert meer grip te krijgen op de concrete werkelijkheid. In deze
periode vindt de overgang plaats van een naïef beleven naar een meer
concrete en realistische beleving. De wereld wordt verkend door vragen te
stellen. Soms worden deze vragen herhaalt omdat het kind een antwoord
verwacht wat bij hun belevingswereld past. De aandacht voor het spelen
met constructiemateriaal neemt toe. Dit verwijst naar materialen om mee
te bouwen. Zij imiteren daarbij de echte wereld. Ook veranderen deze
kinderen lichamelijk wat invloed heeft op hun belevingswereld. Er ontstaat
behoefte aan beweginsspelen zoals zwemmen, fietsen of voetballen. Het
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper NinaYska. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.