Goederenrecht
Week 1 – Inleiding en begrippen
De term goederen is een verzamelnaam voor zaken (stoffelijke
vermogensobjecten) en vermogensrechten.
Het goederenrecht loopt mondiaal uiteen en zelfs op Europees niveau is er
veel verschil. Op Europees niveau wordt er wel aan gewerkt.
Goederenrecht gaat over rechten die een persoon heeft tegenover een
goed en die hij, daaruit voortvloeiend, jegens een ieder kan handhaven.
Dit noemt men absolute rechten.
Let goed op schakelbepalingen in de wettenbundel. Hier wordt bij het
goederenrecht (en het vermogensrecht!!!) veel gebruik van gemaakt.
Art 3:2 BW: Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten.
In beginsel is energie geen zaak en is elektriciteit wel een zaak.
Art 3:6 BW omschrijft vermogensrechten als rechten die afzonderlijk of
tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn, of er toe strekken de
rechthebbende stoffelijk in de zin van financieel-economisch voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel in
financieel-economische zin. In principe is een vermogensrecht dus een
recht met vermogenswaarde.
Volgens Art. 3:83 BW zijn de meeste rechten, afgezien van
persoonlijkheidsrechten, wel overdraagbaar.
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een zaak, hetzij op
grond van een hechte ideële band, hetzij op grond van een hechte
materiële band (Art. 3:4 lid 1 en 2 BW). Bestanddeelvorming voor
schepen Art. 8:1 lid 3 BW en voor luchtvaartuigen Art. 8:3a BW.
Hoe hecht de ideële band tussen goederen moet zijn voor
bestanddeelvorming blijkt uit de verkeersopvattingen (Art. 3:4 lid 1 BW).
Vaak word er gekeken of het hoofdgedeelte zonder de bestanddelen als
onvolledig kan worden aangemerkt.
,Een materiële band ontstaat indien afscheiding niet anders kan
geschieden dan met substantiële schade aan de hoofdzaak of het
bestanddeel (art. 3:4 lid 2 BW).
Beplantingen, indien zij met de grond zijn verenigd, behoren ook als
bestanddeel van die grond te worden aangemerkt (Art. 3:3 BW). Dit
wordt algemeen aanvaard voor zover zij in de grond wortelen, maar het
behoort ook te gelden als dat niet (meer) het geval is.
Bestanddelen hebben altijd dezelfde hoedanigheid als de
hoofdzaak!!!
Eigenaar van een zaak is dus ook eigenaar van haar bestanddelen (Art.
5:3 BW).
Zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen. Dit noemt
men het eenheidsprincipe en dient ter voorkoming van vernietiging van
economische waarden. Dit hangt samen met de publiciteitseis. De
publiciteitseis zorgt ervoor dat als iets als een goederenrechtelijke eenheid
oogt, dit ook rechtens als zodanig wordt gekwalificeerd.
Doorbreking van de hoedanigheid van bestanddelen kan door afscheiding
en door vestiging van een opstalrecht (Art 5:101 BW) dan wel een
mandeligheid (Art. 5:60 BW). Het appartementsrecht vormt geen
doorbreking van de bestanddeelvorming, maar ondervangt wel de
praktische bezwaren daarvan.
Vruchten laten zich definiëren als de opbrengsten die goederen met
behoud van hun substantie genereren. Natuurlijke vruchten (appel/boom)
zijn zaken (Art. 3:9 lid 1 BW). Burgerlijke vruchten (rente/geldlening) zijn
vermogensrechten (Art. 3:9 lid 2 BW). Lijftermijnen worden aangemerkt
als vruchten volgens lid 3. Vervolgens geeft lid 4 aan dat natuurlijke
vruchten eerst zelfstandige zaken worden door afscheiding. Burgerrechten
gelden eerst als zelfstandige rechten op het moment dat zij opeisbaar
worden.
Art. 3:3 lid 1 BW stelt dat onder onroerend word verstaan: de grond en al
zijn bestanddelen. Ook kan een huis een onroerend goed zijn omdat zij
duurzaam is verenigd met de grond. Alle overige zaken zijn inzake Art.
3:3 lid 2 BW roerend. Hierbij spreken we van het bestemmingscriterium:
het bouwwerk moet naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam
ter plaatse te blijven.
Een openbaar telecomkabelnet in of op de grond, dat bestaat uit kabels
en netwerkaansluitingen en hun bestanddelen, is vanuit dit perspectief wel
onroerend. Echter via Art. 5.6 Telecommunicatiewet is het geen
, eigendom van de eigenaar van de grond waarin of waarop de kabels
liggen. Iets soortgelijks volgt uit Art. 5:20 BW voor allerlei andere
netwerken.
Indirect heeft het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen
betekenis in die zin, dat onroerende zaken registergoederen zijn en dat
registergoederen goederenrechtelijk gezien anders worden behandeld dan
niet-registergoederen.
Een afhankelijk recht is een recht dat aan een ander recht zodanig
verbonden is, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan, inzake
Art. 3:7 BW (accesoirrecht). Een accessoirrecht bestaat alleen zolang het
hoofdrecht bestaat! In dit karakter is het logisch dat het afhankelijke recht
het hoofdrecht volgt in de hoedanigheid (Art. 3:82 BW). Zelfstandigheid
is onmogelijk.
Veel afhankelijke rechten zijn tevens nevenrechten. Deze zijn dus ook
verbonden aan een hoofdrecht. Anders dan afhankelijke rechten gaat het
hier steeds om rechten die zijn verbonden aan vorderingen en behoeven
zij geen vermogensrechten te zijn. Meestal maar niet altijd volgen zijn het
hoofdrecht.
Volledige rechten zijn de eigendom van zaken en het toebehoren van
vermogensrechten. Een beperkt recht is op grond van Art. 3:8 BW een
recht dat is afgeleid uit een meeromvattend recht. We spreken in dit
verband van moeder- en dochterrechten.
Beperkte rechten laten zich onderscheiden in goederenrechtelijke
gebruiks- of genotsrechten en goederenrechtelijke zekerheidsrechten.
Als iemand eigenaar is van een goed, maar het genot aan de eigenaar
word ontnomen noemen wij dit blote eigendom.
Alle rechten (waaronder vorderingen) die niet aan order of toonder luiden,
zijn rechten op naam. Het onderscheid tussen rechten op naam en op
order/toonder is vooral van belang voor de overdracht.
Art. 3:10 BW omschrijft registergoederen als goederen voor welke
overdracht of vestiging inschrijving in de daartoe bestemde openbare
registers noodzakelijk is. Registergoederen zijn: alle onroerende zaken
(Art. 3:89 BW), teboekstaande zee- en binnenschepen (Art. 8:199 en
790 BW), teboekstaande luchtvaartuigen (Art. 8:1306 BW), aandelen in
een registergoed (Art. 3:96 BW) en beperkte rechten op een registergoed
(Art. 3:98 BW).
Het onderscheid tussen register- en niet-registergoederen speelt o.a. een
rol bij de bepaling van leveringsformaliteitein (art. 3:89/90 BW),
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shaniceheeneman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.