Hoorcollege 1: Beleidskeuzes en Beleidsinstrumenten
BlauwMarktmodel
GroenPolismodel
Het uitgangspunt voor denken over beleid is het Rational-comprehensive model
Rational-comprehensive model:
- Waarden en feiten van elkaar scheiden.
- Volledige informatie.
- Consistente en heldere voorkeuren.
- Optimaliseringsstrategie.
Lineaire besluitvorming
1) Eenduidig doel formuleren
2) Alle mogelijke oplossingen bepalen
3) Alle gevolgen daarvan voorspellen
4) De meest effectieve/efficiënte oplossing kiezen
- Mogelijk instrument: NATO-model als beleidsinstrument
NATO-model
- Nodality
Node = knooppunt
Informerend; daarmee redelijk vrijblijvend
Aansporing
Benchmarking/performance indicatoren
Bv corona: “Samen stoppen we corona”.
- Authority
Gebaseerd op wettelijke macht van de regering (de zweep)
Command & control: bv vergunningen, wetten en verboden
De- of zelfregulering, bv in de zorg
Adviesorganen
Bv corona: boetes avondklok
- Treasure
Gebaseerd op financiële middelen
Subsidies
Belastingprikkels en in rekening brengen van verbruik
Financiering van belangengroepen
Bv corona: steunpakketten
- Organisation
Gebaseerd op de formele organisaties tot haar beschikking
Subsidies
Belastingprikkels en in rekening brengen van verbruik
Financiering van belangengroepen
Bv corona: samenwerking met GGD
Waarom wijkt de praktijk af van ideaal comprehensive rationality?
1) Er is sprake van begrensde rationaliteit
Mensen zijn intellectueel en tijds-technisch begrensd
Beleidsomgeving zit vol met beperkingen: onvolledige informatie, schaarse
expertise, middelen en tijd, beleidsmakers hebben beperkte cognitieve
vermogens.
Waarden en feiten zijn niet goed te scheiden.
, Beleidsmakers bezitten tegenstrijdige, ambigue doelen die moeilijk te
rangschikken zijn.
Beleidsproces is niet per se lineair.
Van ‘optimising’ naar ‘satisficing’ (alles moet goed genoeg zijn, niet per se
perfect)
2) Er is sprake van cognitieve grenzen en biases
We zetten onze vermogens niet volledig in
Cognitieve grenzen: systeem 1 besluitvorming (automatisch, reflexief, snel; de
regel) vs. systeem 2 besluitvorming (bewust, reflectief, traag; de uitzondering)
Biases, systematische afwijkingen van rationaliteit, zoals verliesaversie.
Gestandaardiseerde werkwijzen voor het komen tot ontdekkingen
3) Selectieve agendavorming
Er zijn eindeloos veel dingen die als collectief probleem worden ervaren, maar
niet alles komt op de agenda.
Goed zijn in agenderen kan een grote rol spelen. Zij die dit goed kunnen doen
worden ook wel beleidsentrepreneurs genoemd.
De ‘agenda’ is deels ‘product’ van beïnvloeding door politieke, maatschappelijke
en organisatorische krachten.
4) Beleidssubsystemen
Beleid wordt vaak door dezelfde partijen bepaald en vormen rondom bepaalde
onderwerpen de subsystemen die het beleidsbetoog verankeren. Het beleid vormt
daardoor vaak dezelfde logica.
Beleidsagenda verandert nog maar mondjesmaat.
Vaak dezelfde groepen, zoals telkens het OMT telkens dezelfde logica
Twee belangrijke conclusies voor beleid
1) Incrementele ontwikkeling
Nieuw beleid = oud beleid min/plus een incrementele (=kleine) verandering
( voortmodderen)
Beleidsverandering gebeurt via het maken van kleine stappen in het verlengde
van eerdere stappen in een context van informatiegebrek en politieke strijd.
Beleidsmakers doen aan (1) analytical satisficing en moeten (2) compromissen
sluiten tussen uiteenlopende politieke waarden en belangen
‘Bewijsvoering’ leunt zwaar op begrotingsontwikkeling
2) Punctuated equilibrium
Leunt net als incrementalisme sterk op idee van begrensde rationaliteit. Focust op
specifiek cognitief probleem: schaarste van aandacht.
Er is een evenwicht; het beleid is stabiel en er komt een compromis. Soms raakt
het evenwicht zoek, waardoor een forse verandering naar links of naar rechts
gaat, waarbij er heel veel focus naar één ding gaat. Dit is het punctuated
equilibrium.
Het is dus een uitzondering op het incrementalisme.
Model is iets dynamischer dan incrementalisme: verklaart fases van stabiliteit én
verandering.
Lange periodes van vrijwel geen beleidsverandering (beleidsmonopolies) worden
afgewisseld met korte periodes van zeer grote beleidsverandering.
Belangrijke pro’s van de theorieën:
- De theorie legt veelvoorkomende patronen bloot
- De theorie kan stabiliteit en verandering helpen verklaren
, - De theorie biedt zicht op cruciale factoren van beleidsprocessen (en daardoor – als je
het ziet – spannend en ongelofelijk praktisch)
Aantekeningen artikel Cairney H4
Comprehensive rationality: een ideale vorm van beleidvorming waarbij beleidsmakers hun
waarden en doelen vertalen in consistente beleidskeuzes, nadat vergaand onderzoek is
gedaan naar alle keuzemogelijkheden en de bijkomende gevolgen. Er zijn drie aannames:
1) Organisaties kunnen waarden scheiden van de feiten.
2) Organisaties en beleidsmakers kunnen consistente beleidsvoorkeuren produceren en
deze van elkaar onderscheiden, om zo het sociale gewin te kunnen maximaliseren.
3) Beleid is lineair. Er is een vaste vorm van agendasetting – formulering –
implementatie.
Bounded rationality: een meer realistische vorm van beleidsvorming waarbij verschillende
factoren worden geïdentificeerd die de comprehensive rationality ondermijnen. Bounded
rationality kent twee aannames, die ingaan tegen de aannames van comprehensive
rationality:
1) Individuen en organisaties kunnen niet hun eigen nut maximaliseren. Ze zijn op zoek
naar een weg die ‘goed genoeg’ is of ‘tevreden stelt’.
2) Niemand kan en wil alle feiten meenemen in een besluit. Iedere actor combineert
daarom intense zoektochten naar informatie met efficiënte gemiddelden om de meest
relevante en belangrijke factoren goed in acht te kunnen nemen.
Bij deze twee modellen komt het begrip ‘incrementalisme’ om de hoek, zoals beschreven in
het hoorcollege. Het incrementalisme stelt namelijk dat een goede strategie, voor begrensde
rationele beleidsmakers met beperkte middelen, is om kleine veranderingen door te voeren
op publiek beleid wat gebaseerd is op eerder gemaakte keuzes. In een pluralistische
politieke context is het ook noodzakelijk om het te houden bij kleine veranderingen,
aangezien grote aanpassingen voor teveel weerstand zorgen. Incrementalisme kent drie
aspecten:
1) Eenvoudige incrementalistische analyse: een analyse is gelimiteerd tot een kleine
hoeveelheid politieke keuzes die dicht bij de status quo liggen. Het is verstandiger om
deze keuzes goed te onderzoeken dan om aan alle mogelijke keuzes aandacht te
besteden.
2) Losgekoppeld incrementalisme: dit is de vereenvoudigde strategie die organisaties
gebruiken, waaronder ‘eenvoudige incrementalistische analyse’, ‘trial and error’ en
‘parallel processing’ vallen.
3) Strategische analyse: realistische beleidsvormingsstrategieën worden gebruikt als
een alternatief op de ‘vergeefse poging tot bovenmenselijke volledigheid’.
Moderne theorieën laten zien dat voortgang in de wetenschap en informatietechnologie nog
niet hebben geleid en ook niet zullen leiden tot een oplossing voor bounded rationality.
Politiek en macht zal daarvoor namelijk altijd een te grote factor zijn. Hoe je het ook
went of keert, de strijd tussen bounded en comprehensive rationality blijft relevant. Ook de
huidige wetenschap blijft gebaseerd op waarden, en die waarden zijn fundamenteel voor
onderzoek. Professionele en persoonlijke normen en waarden bepalen welke
onderzoeksmethode het beste is, wat een goede onderzoeksvraag is, hoe je iets het best
kunt conceptualiseren, welke problemen het meest belangrijk zijn, etc.
Bounded rationality is universeel, maar niet per se onvermijdelijk. Er zijn twee belangrijke
vormen van activiteit die we niet mogen verwarren met incrementalisme:
- Beleidsbelemmering die voortkomt uit ‘te snel denken’: het te snelle denken kan
leiden tot traagheid in het gehele proces.