100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Developmental Psychology, belangrijkste hoofdstukken voor NVO examen! €6,89   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Developmental Psychology, belangrijkste hoofdstukken voor NVO examen!

2 beoordelingen
 125 keer bekeken  17 keer verkocht

Belangrijkste hoofdstukken voor het NVO examen! Netjes uitgewerkt!

Voorbeeld 4 van de 34  pagina's

  • Nee
  • 1,2, 6 tm 10, 12 tm 14
  • 4 oktober 2021
  • 34
  • 2021/2022
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (7)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: nmf • 1 week geleden

review-writer-avatar

Door: renscroonen • 1 jaar geleden

avatar-seller
E1120
Hoofdstuk 1 Ontwikkelingspsychologie; thema en context
Definitie ontwikkelingspsychologie: onderzoek dat een verandering in individuele, cognitieve,
sociale en andere capaciteiten wil verklaren en begrijpen door het beschrijven van veranderingen in
het gedrag van een kind en door de onderliggende processen van deze veranderingen te
onderzoeken.

Er is veel discussie geweest over nature (waarbij erfelijkheid en genetica belangrijk is) of nuture
(omgeving en opvoeding) als belangrijkste aspect in de ontwikkeling. Breed gesproken zijn er twee
verschillende stromingen, namelijk nativisme en empirisme.

Nativisme heeft het idee dat ontwikkeling vooral plaatsvindt door erfelijke factoren (dus genetica).

Empirisme gaat er juist vanuit dat de ontwikkeling wordt bepaald door de omgevingsinvloeden.
Tegenwoordig is de meest gangbare gedachte dat zowel erfelijke factoren als omgevingsinvloeden
belangrijk zijn in de menselijke ontwikkeling. Er wordt nu vooral gekeken naar de interactie tussen
erfelijkheid en omgeving. Genetische variatie tussen individuen kunnen leiden tot verschillende
ontwikkeling door de verschillende manier waarop de genetica van het individu interacteert met de
omgeving in welke ze geplaatst worden. Interactie tussen erfelijkheid en omgeving is een actief
dynamisch proces.

Een andere grote vraag die heerst bij psychologen is hoe het patroon van ontwikkeling beschreven
moet worden. Hierbij zijn er ook twee stromingen. Enerzijds wordt ontwikkeling gezien als een
continu proces (continue ontwikkeling) waarbij elke nieuwe gebeurtenis bouwt op eerdere
gebeurtenissen. Ontwikkeling is dan dus een geleidelijke opstapeling van vaardigheden zonder een
abrupte stap van de ene verandering naar de andere. Anderzijds wordt ontwikkeling gezien als
discontinu (discontinue ontwikkeling) waarbij er een reeks van discrete stappen of periodes is
waarbij gedrag gereorganiseerd wordt in een nieuwe set van gedrag. Het gaat hierbij dus om
plotselinge veranderingen. Siegler (1996;2016) zag ontwikkeling als een basis als een continu proces,
maar beargumenteerde dat ontwikkeling van het bereik van vaardigheden parallel plaatsvindt. De
verandering van ontwikkeling in vaardigheden kan plaatsvinden met plotselinge en discontinue
veranderingen.

Sommige ervaringen zijn belangrijk voor een specifieke leeftijd. Een kritieke periode van
ontwikkeling is een bepaalde leeftijd waarin zekere ervaringen nodig zijn om ontwikkeling op een
typische manier te laten plaatsvinden. Een sensitieve periode is een leeftijd waarin specifieke
ervaringen optimaal zijn voor de ontwikkeling op typische manier. Maar als deze ervaringen er niet
zijn dan vindt de ontwikkeling alsnog plaats.

Daarnaast wordt onderzocht of de ontwikkeling van een nieuwe vaardigheid invloed heeft op andere
domeinen. Voorbeeld is een domein-algemene ontwikkeling waarbij ontwikkelingen een invloed
kunnen hebben op een wijde range van vaardigheden. Piaget is een goed voorbeeld van een
psycholoog die deze theorie ondersteunde. Hij dacht dat als kinderen een nieuwe manier van logisch
denken ontwikkelde, dit een invloed had op andere vaardigheden. Een ander oogpunt is een meer
domein-specifieke ontwikkeling, waarbij ontwikkeling plaatsvindt in relatief onafhankelijke
domeinen. Hierbij zou bijvoorbeeld een ontwikkeling in het leren van wiskunde geen invloed hebben
op andere domeinen.

Het niveau van uitleg is de manier waarop we de psychologische vaardigheden (en de ontwikkeling
ervan) beschrijven. Dit kan bijvoorbeeld op het niveau van biologisch, gedrag, sociaal en emotioneel

,zijn. Tegenwoordig wordt gedacht dat ontwikkeling waarschijnlijk een opstapeling is van factoren in
al deze niveaus.

Onderzoekers hebben ook gezocht naar uitleg voor variaties in ontwikkeling tussen individuen.
Gedraagt men zich hetzelfde in verschillende situaties of bepaalt de context waarin we leven hoe we
ons gedragen en hoe we ons ontwikkelen? Psychologen verschillen in mening of het gaat om
verschillen in karakter of juist over verschillen in contextuele invloeden. Een belangrijke manier
waarin individuele karakteristieken onderzocht werden is door te kijken naar hoe verschillende
kinderen reageren wanneer ze geconfronteerd werden met risico’s of uitdagingen voor een gezonde
ontwikkeling. Sommige risico’s zijn biologisch of psychologisch (ziekte) en andere juist omgeving
(inkomen van familie). Individuele kinderen reageerden anders op zulke risico’s, maar veel hadden
wel permanente ontwikkelingsproblemen. Anderen lieten een ‘sleepeffect’ zien, waarbij ze dus in
eerste instantie er goed mee om konden gaan, maar later in hun leven problemen kregen. Maar er
waren ook kinderen die er goed mee om konden gaan en waarbij er geen verandering in gedrag was.

De invloed van culturele context op de ontwikkeling is onderzocht door de verschillende
ontwikkelingen tussen culturen te vergelijken. Zelfs basisvaardigheden variëren tussen verschillende
culturen.

Een ander perspectief is het biologische perspectief. Zonder biologisch lichaam, brein en
zenuwstelsel kunnen we niet ontwikkelingen. Toch hebben onderzoekers lang ontkent dat
ontwikkeling ook afhankelijk is van biologie. Tegenwoordig wordt hier (ook door nieuwe technieken)
meer aandacht aan besteed, men heeft steeds meer kennis over de biologie en de invloed hiervan op
de ontwikkeling. De interactie van genetica en omgeving vindt namelijk plaats op het niveau van
neuronen en functionele breinactiviteit.

Een andere benadering is het ecologische perspectief. Dit is een perspectief die het belang
onderstreept van het begrijpen van niet alleen relaties tussen organismen en verschillende
omgevingssystemen maar ook van de relaties tussen systemen zelf. Voorbeelden van deze systemen
zijn bijvoorbeeld familie, school maar ook waarden en wetten. Het microsysteem is de setting waarin
het kind leeft en interacteert met andere mensen en instituten die dichtbij het kind staan. Het
mesosysteem is de interactie tussen verschillende componenten in het microsysteem (bijvoorbeeld
ouders en school). Het exosysteem bestaat uit settings die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van
het kind maar waarmee het kind indirect contact heeft (bijvoorbeeld het werk van de ouder). Het
macrosysteem zijn verschillende patronen van particuliere culturen en subculturen. Deze vier
systemen kunnen veranderen over de tijd, dit wordt chronosysteem genoemd.

Een ander relatief recent perspectief is de ontwikkeling over het leven. Het lifespan perspectief ziet
ontwikkeling als een proces dat tijdens de hele cyclus van het leven doorgaat. Ook historische
factoren zullen dan van invloed zijn op de ontwikkeling, dit wordt ook wel age cohort effect
genoemd. Age cohort is een groep van individuen die tot dezelfde generatie horen.

Ontwikkelingspsychologie is ook belangrijk voor andere domeinen van de psychologie. Elk individu
heeft namelijk een ontwikkelingsgeschiedenis.

,Hoofdstuk 2 Theorieën in de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologen beschrijven de verandering in ontwikkeling en leggen deze uit.
Ontwikkelingstheorieën zijn belangrijk omdat ze helpen om de bestaande informatie te organiseren
in coherente, interessante en plausibele verslagen over hoe kinderen ontwikkelen. Daarnaast
creëren ze een testbare hypothese of voorspelling over het gedrag van kinderen.

Filosofen hielden zich eerder bezig met psychologische ontwikkeling dan psychologen. Een
belangrijke vraag onder de psychologen was of mensen ervaring nodig hebben om de wereld te
begrijpen. John Locke (1632-1704), maar ook andere filosofen zoals Berkely en Hum, stelt dat
kinderen tabula rasa geboren worden, dus met een schone lei. Dit metafoor suggereert dat deze
kinderen nog niet in staat waren om van de buitenwereld te leren en dat ze daardoor niks begrijpen.
Aan de andere kant waren er andere (rationele) filosofen zoals Leibniz en Descartes, die stelden dat
verstand een soort van orde oplegt aan de omgeving waardoor we deze kunnen begrijpen.

Behaviorisme was prominent in de vroege twintigste eeuw, belangrijk waren hierbij Watson,
Thorndike, Pavlov en Skinner. Zij onderzochten leren van gedrag in dieren en mensen en waren meer
bezig met gedrag in volwassenen dan in kinderen. Zij stelden dat veranderingen in gedrag komen
door ervaringen en dat deze veranderingen in gedrag geleidelijk en continu plaatsvinden. Deze
theorie ging uit van twee verschillende vormen van leren, namelijk conditionele en operante
conditionering. Klassieke conditionering is een manier van leren waarin twee stimuli tegelijkertijd
herhaald worden totdat de individuen leren te reageren op het vreemde stimulus op dezelfde manier
waarop ze reageren op de bekende stimulus. Operante conditionering is een manier van leren die
afhangt van de consequenties van bepaalde gedrag (bijvoorbeeld bij beloning en straffen).

Rijpingsbenadering is een vroege benadering die de ontwikkeling uitlegt in termen van maturatie,
vooral beïnvloed door erfelijkheid. Deze benadering heerste vooral in het begin van de twintigste
eeuw. Het gaat hierbij bijvoorbeeld ook over het ontwikkelen van motoriek (we kunnen eerst de
romp en nek gecontroleerd bewegen en daarna pas de handen). Gessels beweerde dat dit kwam
door het ‘rijpingsrooster’ dat we hebben geërfd. McGraw onderzocht tweelingen en toonde aan dat
ook als we ze een verschillende motorische stimulatie geven, ze op dezelfde manier ontwikkelen. Dit
wijst dus zeer in de richting van erfelijkheid.

In de vroege twintigste eeuw introduceerde Sigmund Freud zijn theorie over psychodynamica.
Volgens deze theorie vindt ontwikkeling plaats in discrete perioden en wordt het vooral bepaald door
biologische drives die gevormd worden door de omgeving en door de interactie van de drie
componenten van persoonlijkheid, namelijk id, ego en superego. De rol van deze componenten
verandert met de leeftijd. De id is het instinct en deze wordt steeds meer gecontroleerd bij het ouder
worden. De ego is het rationele en realistische aspect en hierbij zit ook de behoefte voor sociaal
aanvaardbaar gedrag. Bij verdere ontwikkeling is de superego belangrijk, waarbij de waarden van
ouder en de maatschappij, moreel en rollen geaccepteerd en gebruikt worden. Het ontwikkelt
eigenlijk een bewustzijn en de vaardigheid om morele waarden te gebruiken bij het handelen.

Volgens Freud zijn er vijf stadia waarin deze drie componenten interacteren.

1. Orale fase: focus op eten en dingen in de mond stoppen. 0-1 jaar
2. Anale fase: toilet training, eerste ervaring met discipline en autoriteit. 1-3 jaar
3. Fallische fase: verhoogd seksueel bewustzijn en nieuwsgierigheid, bewust van verschillen in
geslacht, belangrijk voor de vorming van genderidentiteit. 3-6 jaar.
4. Latentie fase: seksuele behoeften op de achtergrond, aandacht voor onderwijs en begin van
zorgen voor anderen 6-12 jaar

, 5. Genitale fase: behoefte voor reproductie, volwassen verantwoordelijkheden

Volgens Freud zijn vooral de eerste 6 jaar in het leven belangrijk. Als het kind de orale, anale of
fallische fase ontwijkt, kan het invloed hebben op de emotionele ontwikkeling van het kind en op de
persoonlijkheid op volwassenleeftijd.

Erik Erikson heeft de psychosociale theorie ontwikkeld, hierin ontwikkelen kinderen zich door een
reeks van perioden door vooral het volbrengen van taken die de interactie met hun sociale omgeving
beïnvloeden. Hij gaat hierbij uit van acht stadia die elk wordt gekarakteriseerd door persoonlijke en
sociale taken maar ook met confrontaties en risico’s.

Psychosociale theorie van Erikson
0-1 jaar Zuigeling
Taak: ontwikkelen van basisvertrouwen in zichzelf en
anderen.
Risico: wantrouwen en laag zelfvertrouwen
1-3 jaar Peuter
Taak: leren van zelfcontrole en ontwikkelen van
autonomie.
Risico: schaamte en twijfel over eigen capaciteiten
3-6 jaar Kleuter
Taak: ontwikkelen van initiatief om te omgeving te
beïnvloeden en te ontdekking
Risico: schuldgevoel over agressiviteit en durven
6-12 jaar Schoolkind
Taak: ontwikkelen van industrie
Risico: gevoel van minderwaardigheid en faalangst
12-20 jaar Jongvolwassene
Taak: ontwikkelen van gevoel van identiteit
Risico: verwarring over identiteit
20-30 jaar Jongvolwassene
Taak: intimiteit ontwikkelen met anderen
Risico: negeren van anderen en isolatie
30-65 jaar Volwassene
Taak: ontwikkelen en productiviteit
Risico: geen kinderen kunnen krijgen of geen werk,
stagnatie
65+ Oud volwassene
Taak: creëren van gevoel van integriteit
Risico: twijfels en onvervulde wensen die leiden tot
wanhoop



Een andere centrale toevoeging aan het idee van Freud is die van John Bowlby. De ethologische
theorie is een theorie waarbij gedrag gezien en begrepen moet worden als iets dat plaatsvindt in een
particuliere context en die een adaptieve en overlevingswaarde heeft.

Lorzenz (1937) is een Duitse ethologischt en deze beschreef behaviour imprinting. Denk bijvoorbeeld
aan een jong eendje die het eerste dier wat hij ziet na zijn geboorte volgt.

Psychologen hebben perceptie, cognitie en emotie in de lijst van gedrag geplaatst die adaptief is en
een overlevingswaarde heeft. Centraal aan de ethologische lijn is de gedachte van de behoefte om
gedrag en mentale processen van een organisme te begrijpen in relatie met zijn biologie en
ecosysteem. Denk hierbij aan dat lachen en huilen bij de baby een functie heeft, want dan kijkt de
verzorger naar hem om.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper E1120. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 81113 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,89  17x  verkocht
  • (2)
  Kopen