Lotte Hugen
180176
Toetsdocumenten Bewegingsonderwijs groep 1 en 2
Toetscode: T-VT-BB-BO-OP
Opleidingsfase: BB
Opleidingsvariant: VT
Studiejaar: 2019-2020
Lesvoorbereiding algemeen
Zaalindeling: Maak een overzicht (tekening) van wat waar staat in de zaal.
Klaarzetten
Onderbouw jouw keuze van de opstelling met betrekking tot de veiligheid.
Ik heb als eerst gekeken naar de indeling van het speellokaal. Vervolgens heb ik bedacht welke opdrachten
veel ruimte nodig hebben, welke minder en waar iets buiten het vak zou kunnen komen. Aan de hand van
deze punten ben ik op bovenstaande indeling uitgekomen. Deze is het meest praktisch en veilig. Activiteit 2
is een activiteit waarbij de leerlingen de ruimte nodig hebben om te kunnen rennen, vandaar dat deze over
de hele breedte van het lokaal is. Deze strook is breed genoeg, daarnaast wordt er hier niet gegooid met
spullen, dus dit is een goede plek. Dan zijn activiteit 3 en 4 beide met banken en rustige activiteiten die niet
zoveel ruimte nodig hebben. Dit is dan ook de reden dat ik deze in het midden heb gedaan, zo kan ik
activiteit 1 en 2 gescheiden houden. Activiteit 1 is namelijk een activiteit waarbij er ballonnen de lucht in
gaan. Deze zouden nog wel eens buiten het vak terecht kunnen komen. De leerlingen kunnen gemakkelijker
hun ballon oppakken tussen de banken, dan tussen de rennende leerlingen bij activiteit 2. Bij activiteit 1 is er
eventueel nog wat ruimte om uit te wijken naar het lege stuk naast het vak, wanneer dit nodig is. Op deze
manier is er voor iedereen voldoende ruimte en veiligheid om de activiteiten goed uit te kunnen voeren.
Wanneer ga je de activiteiten opbouwen?
De les zal ik aan het einde van de ochtend geven, dit betekent dan dat ik de eerste ben die gebruik maakt
van de gymzaal. Voor schooltijd, rond 08:00 zal ik het speellokaal alvast klaarzetten. Zo heb ik de tijd en de
rust om dit goed te doen. Als het dan tijd is om te starten met de les, hoef ik alleen de gymzaal in te lopen en
dan is het klaar.
Binnenkomen
Waar omkleden?
De leerlingen kleden zich in de lokalen om. Hier liggen dan ook de gymschoenen van de leerlingen. Ik ga voor
de les naar de klas toe om te vertellen dat we gym hebben. Hierbij zeg ik dat ze zich mogen gaan omkleden.
In het midden van de klas zet ik de schoenen neer, dan kunnen de leerlingen deze zelf pakken wanner ze
zover zijn. Als iedereen helemaal omgekleed is, zal ik vertellen hoe we nu naar het speellokaal gaan lopen.
,Hoe ga je naar het speellokaal?
De leerlingen hebben een vaste gym rij om richting het speellokaal te gaan. Ik vraag de leerlingen om hun
gymmaatje op te zoeken en klaar te staan in de rij. Wanneer iedereen klaar staat, zeg ik dat we zo stil
mogelijk naar het speellokaal gaan lopen.
Mogen kinderen nog spelen of gelijk gaan zitten?
De leerlingen mogen meteen op de banken die klaar staan gaan zitten. Dit geef ik aan op het moment dat
we het speellokaal binnengaan.
Waar is de wachtplek voor de kinderen gaan ze zitten of staan?
De wachtplek zijn de banken die in het lokaal klaar staan. Deze staan rechts van de deur, hier kunnen alle
leerlingen op zitten.
Wat zijn de algemene regels voor deze gymles?
De algemene regels voor de gymles zijn dat wanneer ik praat, de leerlingen stil zijn en dat wanneer ik in mijn
handen klap alle leerlingen stoppen met waar ze mee bezig zijn en gaan zitten bij de activiteit waar ze op dat
moment zijn. Daarnaast wisselt elk groepje pas wanneer ik dit heb gezegd en ieder groepje blijft dus in het
eigen speel vak van de activiteit.
Ga je gebruik maken van een start/stop/ wisselsignaal? (Fluit, trom iets anders nl…)
Ja, ik zal een ritme klappen met mijn handen. Ik zal gaan klappen wanneer de leerlingen moeten stoppen en
gaan zitten bij de activiteit van dat moment. Zodra alle groepjes gewisseld zijn, klap ik nog een keer in mijn
handen om duidelijk te maken dat elk groepje mag beginnen met de activiteit.
Uitleg van de activiteiten
Wat zijn je aandachtspunten per activiteit? Denk aan plaatje (voorbeeld geven zelf of leerlingen) en dan
praatje (kort belangrijkste punten/regels van het onderdeel)
Acrobatiek:
Hier gaan de leerlingen balanceren. Ik vraag of twee leerlingen mij willen helpen om voor te doen voor de
klas. Als eerst vraag ik of beide leerlingen aan een uiteinde van de bank willen gaan staan en dat ze allebei
naar de overkant moeten komen. Eerst zonder iets mee te nemen onderweg. Wanneer dit is gelukt zal ik de
leerlingen vragen om een voorwerp uit te kiezen wat klaar ligt en deze mee te nemen op de bank.
Vervolgens zullen ze weer beide naar de overkant moeten. Hoe groter het voorwerp, hoe moeilijker het
natuurlijk wordt. Bij deze opdracht geef ik expliciet aan dat leerlingen elkaar er absoluut niet vanaf mogen
duwen. Dit is natuurlijk niet veilig.
Diamantenroof:
Een aandachtspunt bij de diamantenroof is dat het belangrijk is dat ik het spel voordoe. Dit zal ik met een
paar andere leerlingen doen. De leerlingen verdeel ik over de huisjes, zij zullen diamanten mogen pakken
van de mat af. Ik, de dief, zal ondertussen langs de huisjes rennen om diamanten te stelen bij iedereen die
niet thuis is. Hierbij vertel ik dat er per keer maar één diamant meegenomen mag worden. Als het spel
duidelijk is, zal ik stoppen met het voorbeeld. Na het voordoen, zal ik de regels en afspraken bespreken.
Ballon hooghouden:
Bij dit spel zal ik laten zien wat de bedoeling is. Er liggen 6 verschillende kleuren ballonnen, elke leerling
heeft zo zijn eigen kleur. Dit is bewust gedaan, zodat de leerlingen alleen hun eigen ballon in de gaten
moeten houden. Tijdens het voordoen laat ik de ballon expres een keer buiten het vak vallen. Zo kan ik
meteen laten zien wat de leerlingen moeten doen als dit bij hun gebeurt. Het is de bedoeling dat de
leerlingen rustig achter de ballon aanlopen, deze oppakken en terug in het veld pas weer door gaan met
hooghouden. Ook is het van belang dat de leerlingen uitkijken voor elkaar.
, Wendsprongen:
Bij deze activiteit zal ik laten zien wat er van de leerlingen wordt verwacht. Ik zal laten zien dat er
pittenzakken aan beide kanten van de bank liggen. Dit zijn de plekken waar de leerlingen over de bank heen
mogen springen/stappen. Hiermee kan voorkomen worden dat een andere leerling bijvoorbeeld voeten in
het gezicht krijgt. Dit laat ik dan ook duidelijk zien! Ook leg ik hierbij uit dat je alleen mag beginnen bij een
bank als er maar één andere leerling op de bank is en deze al bij de derde pittenzak of verder is.
(Berg et al., 2012)
Verdelen
Homogeen/ heterogeen of indelen op lengte?
Ik zal de klas indelen in heterogene groepjes. De reden dat ik dit doe is omdat hert blijkt dat dit erg effectief
blijkt te werken (Beckers en Verstegen, 2017). Zo hebben de leerlingen die wat minder goed zijn in gym
profijt van de sterkere leerlingen en de betere leerlingen hebben een uitdaging om de wat minder goede
leerlingen te helpen.
Hoeveel kinderen per groepje?
Er zitten 6 leerlingen in een groepje, de klas bestaat uit 24 leerlingen. Dit betekent dat er bij elke activiteit
evenveel leerlingen zijn.
Waar is de wachtplek?
De activiteiten zijn afgezet door middel van banken. Wanneer de leerlingen moeten wachten, zullen zij op
deze banken plaats kunnen nemen. Welk groepje op welke bank zit, zal ik aanwijzen aan de leerlingen, het
gaat steeds op de bank rechts van de activiteit. Ook bij het wisselen zal ik de leerlingen hier in begeleiden.
Mogen ze gelijk beginnen of eerst wachten op start signaal?
Als ik in mijn handen klap, mogen de leerlingen van start gaan met de activiteit.
Stoppen en Doorwisselen
Beschrijf hoe je dit denkt aan te pakken.
Ik zal de leerlingen uitleggen, dat wanneer ik begin met klappen, de leerlingen stil moeten worden en op de
plek waar ze staan moeten gaan zitten. Wanneer de leerlingen stil moeten worden of juist mogen beginnen
met de activiteit, zal ik ook in mijn handen klappen. Om de groepjes door te laten wisselen, zal ik per groepje
wisselen. Ik vraag een groepje om een activiteit verder te lopen. Het groepje wat op die plek zit, maakt
ruimte en ook zij gaan een activiteit verder. Dit herhaalt zich tot elk groepje één activiteit verder is. De
eerste één à twee keer zal ik hier iets langer over doen, maar na twee keer zullen de leerlingen het idee
snappen en zal dit sneller gaan. Als iedereen weer bij de juiste activiteit zit, zal ik in mijn handen klappen als
startsignaal.
Terug naar de wachtplaatsen of gelijk door en verder met de volgende activiteit?
De leerlingen gaan bij een stopsignaal meteen zitten op de grond waar ze staan. Vanaf hier begeleid ik de
groepjes naar de volgende activiteit op de manier zoals hier boven beschreven staat.
Worden er nog vragen gesteld? Of worden er nog tips, aanwijzingen of voorbeelden gegeven? (Inbreng van
de kinderen)
Als ik merk dat de leerlingen ergens tegen aanlopen, zal ik in een wisselmoment hier gebruik van maken. Ik
zal de leerlingen kunnen vragen wat er niet lukte. Zelf kan ik de activiteit bijvoorbeeld nog een keer voor
doen of iets aanpassen zodat de leerlingen weer goed verder kunnen.
Hoe gaat de wisseling tussen de activiteiten, per groepje of allemaal tegelijk?
Dit gebeurt per groepje, hier zal ik bij begeleiden zodat dit goed verloopt.
Eindigen