College aantekeningen Onderzoekmethodologie
College 1
Verwerven van kennis:
Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren.
Voorspellen, beheersen
Om gedrag te kunnen begrijpen:
Natuurwetenschappen logica, actieve onderzoeksobject. Kijken verschillen tussen
groepen.
Informele observatie (wat we dagelijks doen) gedrag, verklaren waarom een kind
zich zo gedraagt.
Positivisme bepaalde stroming. De sociale wereld kan op dezelfde manier toegepast
worden als de natuurlijke wereld. Gebaseerd op een waarheid. Nadruk op voorspellen en
ingrijpen.
Filosofie Niet door onderzoek maar door te denken.
Vooral het voorspellen, ingrijpen (Je doet wat met de proefpersonen wat je denk wat
effect gaat hebben.
Metafysica voor de wetenschap. Vooral het denken.
Constructivisme tegenreactie op het positivisme. Tijdens het onderzoeken, vorm je je
mening
Wetenschappelijke stroming
Theorie bestond bij verzamelen van data
Voorspellen is minder belangrijk
Vooral het beschrijven wat er bij mensen leeft
Positivisme wordt gewaardeerd. Alleen we moeten ook ethische aspecten meenemen. In
verschillende situaties. Complementaire uniek
Post-positivisme verschillende waarheden. Ze zijn allebei niet 100% waar, maar wel beide
bruikbaar.
Sociaalwetenschappelijk (staat parellel aan natuurwetenschap) onderzoek waarden:
Verschillende perspectieven
Objectief wetenschap bestaat dat?
Onderzoekers hebben verschillende waarden
Eigen manier onderzoek evalueren
Publieke aandacht voor onderzoek
Voorzichtig te werk gaan voordat je het publiceert
Vaak dingen onderzoeken waar een ervaring in is (bepaalde blik in het onderzoek)
Onderwerp vaak persoonlijk
Methoden zijn gewoonlijk
Kwaliteit is erg belangrijk
, Meerdere waarheden
Metafysica (beschrijven, denken) positivisme post-positivisme moderne blik
Tegenreactie constructivisme moderne blik
Dagelijks leven (informele observatie): Het is nuttig om ons eigen gedrag te plannen en onze
doelen te behalen.
Vermoedens van andermans gedrag (iemand is te laat oh hij komt altijd te laat)
We willen gedrag verklaren en bepalen of de verklaring juist is. (Kijken of dat klopt of
hij altijd te laat is)
Naïeve hypothesen en theorieën causale relatie tussen constructen.
Waarnemen – proberen – (resultaat) – evalueren
Construct = een abstracte persoonlijkheid. Je kan het niet gelijk waarnemen, maar
wel door de patronen die je ziet, kunnen kijken wat het is. Bijv. dyslectisch
Meestal geen fysieke dingen
Hypothese: een falsificeerbare stelling over relatie twee of meer constructen.
Is het waar of niet waar.
Verband tussen oorzaak en gevolg causale verbanden
Hulpbronnen voor naïeve hypothesen (Goed te vertrouwen):
1. Logische analyse, logisch redeneren is vaak lastig
Theorie vaak in vorm syllogisme = redenering bestaande uit drie proposities (3
hypotheses)
2. Autoriteit, werkelijk expert, je mag iemand altijd ter discussie stellen
3. Consensus, overeenstemming
4. Observatie kijken wat er aan de hand is. Hypothese vergelijken met observatie
van gedrag. Altijd een controlegroep hebben.
5. Eerdere ervaringen, zelfde problemen als bij de observatie, ervaringen kunnen in
de weg zetten.
Verschillen informele observatie:
Je bent jezelf bewust van de bias (vervorming of uitkomst). Je bent je bewust van de
vertekeningen.
Empirisch onderzoek
Zelfbewust en werk kritisch beoordelen
Vertrouwen als er veel verklaring is
Streven om een waarheid te vinden
Kennis wordt gedeeld
Theorieën
Twee parallelen of vergelijkingen
1. Sociale Wetenschappen met de natuurwetenschappen
2. Sociale Wetenschappen met het dagelijks leven
, Parallel 1: Sociale wetenschappen met dagelijks leven
- Zelfde onderzoeks’objecten’ (mensen en hun gedrag)
- In wezen zelfde aanpak (observeren, ideeën genereren, ideeën
toetsen, etc.)
Verschillen: Wetenschap is systematischer en veel meer gericht op
Terugdringen van bias
Parallel 2: Sociale Wetenschappen met de natuurwetenschappen
- Beide empirisch
- In wezen zelfde aanpak (observeren, ideeën genereren, ideeën
toetsen, etc.)
- Zelfde logica en vergelijkbare onderzoeksmethoden
Verschillen: Onderzoeks’objecten’ zijn mensen; daardoor grotere rol
ethiek
Empirische cyclus:
1. Observatie Waarnemen, Wat zal er aan de hand zijn, zullen er verbanden zijn
2 Inductie = formuleren van hypothesen, vermoedens. Van alles wat je ziet gebeuren
samenvatten in een specifieke verwachting/hypothese
3 Deductie = voorspellingen, afleiden consequenties hypothesen. op wat voor manier
kan ik deze verwachting gaan toetsen methode van het onderzoek, voorspellingen
Valide
4 Toetsing van de hypothesen. Observeren, vragenlijsten, hypothese bevestigen,
klopt het enz.
5 Evaluatie uitkomsten van de toetsing, theorie is versterkt. Conclusies Wat
betekent deze conclusie, wat zijn verklaringen, vergelijken met ander onderzoek,
klopt de hypothese Hoe komt dit dat ze wel of niet kloppen, nieuwe vragen voor
vervolgonderzoek Empirische cyclus begint weer opnieuw.
College 2
Bias = vertekening in het resultaat van een steekproef.
Conceptueel model = verzameling van kernbegrippen, waartussen bepaalde relaties zijn.
Verschijnselen in de werkelijkheid een verband.
1. Een verzameling van kernbegrippen die duiden op bepaalde fenomenen uit de
werkelijkheid
Variabele sterkte van structuur
2. Een verzameling van relaties tussen deze begrippen.
Causale relaties oorzaak-gevolg relaties
- richting onderscheid tussen een positief en negatief causaal effect.
- sterkte negatief effect kan ook sterk zijn. Kleine wijziging in variabele, sterk effect
, 3 kernbegrippen variabelen conceptueel model
XZ
Y
1. Direct effect, X Z
2. Indirect effect, X Y Z
3. Interactie-effect gezamenlijk effect
4. Feedbackeffect terugkerend effect. Twee variabelen hebben invloed op elkaar
Theorie reeks onderling samenhangende hypothesen.
Hypotheses:
1. Hypothese associaties tussen constructen
2. Hypothese associaties tussen constructen en waarneembare indicatoren. (variabelen
of metingen).
Productieve theorie:
Hypothesen zo specifiek mogelijk
Nieuwe inzichten over onderwerp
Is het eens met wat er al bekend is over het onderwerp
Verklaart de gegevens
Is begrijpelijk
Functies van onderzoek bij het samenstellen van theorieën:
Ontdekken
Demonstreren
Weerlegging
Herhalen
Criteria evaluatie wetenschappelijk onderzoek:
Samenhangende validiteit
Interne validiteit
Externe validiteit
Conclusie validiteit
Theorie set hypothesen
Hypothese Falsifieerbare uitspraak (=openstaand voor ontkrachting)
Wat is een goede theorie:
Specificeert hoe constructen onderling relateren
Hoe worden die constructen gemeten
Goede theorie bevat 2 hypothesen
Associaties tussen constructen. A hangt samen met B. A veroorzaakt B (causaal
verband). Construct = We construeren (uit delen samenstellen) het uit andere
waarnemingen. Je kan een construct niet goed waarnemen.
Associatie tussen construct en indicator (waarneming die je relateert aan construct)
Variabele X (gedrag of respons) is een (valide) indicator van construct A