Samenvatting aanvullende artikelen Ethics in Care and Education
In deze samenvatting worden de drie aanvullende artikelen/hoofdstukken voor het vak Ethics in Care
and Education van de master Orthopedagogiek aan de RUG samengevat. Voor een samenvatting van
alle tentamenstof (dus inclusief het boek an Introduction to Moral Philosophy) verwijs ik je naar de
bundel: Ethics in Care and Education.
Hoofdstuk 6 Merry – Educational Justice and Inclusion
In dit hoofdstuk staat de vraag hoe scholen uitzonderlijke leerlingen dienen te behandelen centraal.
Met uitzonderlijke leerlingen worden leerlingen bedoelt die mentale of fysieke kenmerken hebben
die ‘afwijken van het gemiddelde/het normaal’. Ofwel: kinderen met een speciale behoefte.
Merry focust zich in dit hoofdstuk op kinderen met autisme.
De standaard benadering voor uitzonderlijke kinderen is die van de gelijke benadering: alle kinderen,
dus ook de uitzonderlijke leerlingen, dienen toegang te hebben tot dezelfde bronnen die
noodzakelijk zijn voor goed onderwijs oftewel: uitzonderlijke kinderen moeten hetzelfde worden
behandeld als de andere kinderen dit noemen we inclusie.
Volgens de wet heeft ieder kind recht op vrij en passend onderwijs, waarbij iedere leerling kan
profiteren van het onderwijs, onafhankelijk van persoonlijke kenmerken, familie achtergrond etc.
Daarnaast kan een school nog een inclusief beleid nastreven. In dit geval moet de school ervoor
zorgen dat iedere leerling toegang heeft tot de aangeboden faciliteiten en services op een school, het
gevoel heeft erbij te horen en de omgeving moet het welzijn van een leerlingen stimuleren.
Visies op de definitie van ‘beperking’
Er zijn verschillende modellen hoe je een handicap/beperking kunt beschrijven:
1. Het medische model (ook wel individueel model) iemand is beperkt wanneer iemand een
tekortkoming heeft of volledige afwezigheid van een basiscompetentie deze persoon
moet hiervoor worden gecompenseerd
2. Het neutralistische model (ook wel sociaal model) zien een beperking vooral als iets
persoonlijks, maar het wordt vooral een handicap door de ontoegankelijkheid van de
maatschappij (ontoegankelijke restaurant, geen informatie voor blinden etc.). Iemand die
beperkt is, is verschillend in zijn persoonlijkheid, maar dit is niet anders dan verschillend in
haarkleur, lichaamsgewicht etc. Iedereen verschilt en zo verschilt iemand met een beperking
ook zijn tegen het idee van het medische model dat personen met een handicap moeten
worden gecompenseerd.
3. De capability benadering er is geen onderscheid tussen ‘normaal’ en ‘niet-normaal’,
oftewel beperkt iedereen is gelijk en heeft recht op dezelfde keuzemogelijkheden.
Liberalen plaatsen mensen met een beperking vaak beneden ‘de lijn’ ze kunnen vaak niet volledig
participeren in het sociale, reguliere leven.
Nussbaum is het niet eens met het standpunt van de liberalen. Volgens haar kun je niet ‘beneden de
lijn leven’. Dit zou namelijk leiden tot een morele kosten-baten analyse, waarbij wordt gekeken
hoeveel we maximaal aan deze mensen willen uitgeven, zonder hier veel voor terug te krijgen. Dat is
volgens haar niet moreel correct.
Capability benadering
Nussbaum staat bekend om de capability benadering. Capabilities zijn keuzemogelijkheden die
, mensen hebben om het leven dat ze wensen te kunnen leven. Ze onderscheidt hierbij tien universele
capabilities, die voor iedereen belangrijk zijn (mits je dit zelf ook graag wilt):
1. Het leven
2. Lichamelijke gezondheid
3. Lichamelijke onschendbaarheid
4. Gevoelens, verbeeldingskracht en denken
5. Emoties
6. Praktisch redeneren
7. Sociale banden verbondenheid
8. Omgang met anderen
9. Spelen
10. Vormgeving van de eigen omgeving
Het vervullen van deze tien capabilities staat voor haar garant voor het leiden van een goed leven.
We hebben bronnen nodig om deze keuzemogelijkheden te vervullen. VB: als je het belangrijk vindt
om elke dag je zieke oma te gaan bezoeken, dan heb je een goede fiets nodig (bron).
Mensen met een beperking hebben vaak iets meer hulpbronnen nodig dan een ander, maar
uiteindelijk moeten ook zij toegang hebben tot deze keuzemogelijkheden.
Inclusie
Maar waarom is inclusie zo belangrijk? Soms is het helemaal niet erg om mensen te excluderen. VB:
het is juist goed dat alleen mensen met een visuele beperking naar een school voor blinden mogen,
omdat iemand die gewoon kan zien juist moet leren lezen met gewone letters.
Wat zijn dan belangrijke kenmerken voor inclusie?
1. Voluntary associaton de inclusie moet waarde hebben voor de persoon in kwestie. VB: lid
worden bij een fietsvereniging is alleen goed wanneer je zelf ook graag wilt fietsen en wilt
deelnemen.
2. Meaningful access het moet ook toegankelijk zijn voor iedereen om erbij te horen. Dit
betreft zowel regels als omgevingsfactoren. VB: wanneer iemand in een rolstoel naar een
bepaalde universiteit wil, maar sommige collegezalen zijn alleen bereikbaar met de trap, is
deze universiteit niet toegankelijk voor deze persoon.
3. Gevoel van verbondenheid je moet een welkom gevoel hebben om je geïncludeerd te
voelen. VB: wanneer je naar een feestje mag, maar er vervolgens niemand is die met je praat,
voel je je niet welkom.
4. Het moet bijdragen aan iemands welzijn
Indien we kijken naar inclusie en onderwijs, zien we de laatste jaren steeds meer een verschuiving
naar inclusief onderwijs, ook wel passend onderwijs. Kinderen met een beperking gaan zoveel
mogelijk naar het reguliere onderwijs. Indien we kijken naar de vier voorwaarden/kenmerken van
inclusie, kan dit heel gunstig zijn. Het is hierbij echter wel belangrijk dat er ook extra hulpmiddelen
worden ingezet (punt 2: meaningful access) om het voor deze kinderen toegankelijk te maken. VB:
wanneer een kind met ernstige gehoorschade naar het regulier onderwijs gaat, is het wel belangrijk
dat de leerkracht hier voldoende van af weet en zijn lesgeven hier op aanpast. Bijvoorbeeld door het
kind vooraan in de klas te zetten, een microfoon te gebruiken etc.
Er zijn echter ook mensen die tegen passend onderwijs zijn. Indien we ons specifiek toespitsen op
kinderen met autisme, zullen wij in het reguliere onderwijs volledig overprikkeld raken door alle
drukte om hen heen, volle klassen en in verhouding weinig persoonlijke aandacht. Zij stellen ons de
vraag: waarom is het niet menselijk om iemand die niet kan lopen naar een school met alleen maar
trappen te sturen, maar iemand met autisme wel naar een luidruchtige, prikkelrijke school te sturen?