Aardrijkskunde hoofdstuk 3
3.1 Natuurlijke landschappen op aarde
Vier sferen vormen de basis voor het ontstaan van verschillende landschappen. Een
gedetailleerder systeem zijn de geofactoren: gesteente en reliëf, klimaat en lucht,
bodem, water, flora, fauna, mens en tijd.
Gesteente en reliëf behoren tot de
lithosfeer, Klimaat en lucht bij de
atmosfeer, water bij de hydrosfeer, en
planten en dieren bij de biosfeer.
De bodem bestaat uit dat deel van de
grond waaruit planten het grootste deel
van hun voedingsstoffen halen. Onder
invloed van verschillende geofactoren
kunnen zich verschillende lagen vormen,
ook wel horizonten. Afhankelijk van
bijvoorbeeld de hoeveelheid water, vormt
zich veel of weinig humus.
De geofactoren vormen gedurende korte of langere tijd verschillende landschap
zones.
De tropische zone strekt zich aan weerszijden van de evenaar uit tussen de
keerkringen. Door de grote hoeveelheden neerslag en de hoge temperaturen kunnen
er oerwouden ontstaan. De bodem in de tropische zone heet latsol. Er zitten veel
bacteriën in de grond, die dood platenmateriaal snel omzetten in mineralen. Deze
worden direct door de platenwortels opgenomen, waardoor er niet veel humus in de
bodem achterblijft. Er vindt veel uitspoeling van zouten plaats, en omdat er geen
humuszuren in de bodem voorkomen, lossen de ijzer- en aluminiumoxiden niet op en
hopen ze zich in de bodem op als rode kleilagen. De grond is niet erg vruchtbaar.
In de subtropische zone is het wat koeler dan in de tropen. Licht tropisch woud en
zomergroene loofwouden gedijen goed in de vochtige gebieden. De bodems kennen
wat minder uitspoeling dan de tropische bodems en zijn roodgeel van kleur. Ze zijn
iets vruchtbaarder.
De temperatuur in de gematigde zone heeft, afhankelijk van de invloed van de zee,
een matigende invloed of er zijn juist grote verschillen tussen winter en zomer. In de
warmere gebieden groeien loofbomen, en in de gebieden met strenge winters vind je
gemengde wouden. De bodems hebben verschillende horizonten. De bladeren van
de loofwouden zorgen voor een redelijke humuslaag. De bruine bosbodem is redelijk
vruchtbaar.
De overgang tussen de gematigde zon een de koude gebieden wordt gevormd door
de boreale zone. Door de lage temperaturen verdampt er niet veel van de
vochtigheid. De vegetatie bestaat uit uitgestrekte dennenbossen, ook wel taiga’s. In
deze gebieden vind je podzolbodems. De humuslaag is zuur, en er vindt uitspoeling
plaats van zouten en mineralen. Dit geeft een askleurige laag. Het moedermateriaal
is zand.