Endocrinologie hoorcolleges deeltoets 1
HC 1 en 2: Principles and definitions – 6 sept
Silverthorne 6 en 7
Endocrinologie = leer van hormonen en groeifactoren.
Beiden worden naar binnen afgegeven, of aan het bloed of
aan intercellulaire vloeistof. Reguleert alle belangrijkste
fysiologische processen samen met zenuwstelsel. Regulatie
van interne milieu en homeostase.
Homeostase = alle functies in het lichaam zijn in
equilibrium. Chemisch en fysiologisch balans. / het
vermogen van het lichaam om interne stabiliteit te
behouden
Buffer zone: waar de hormonen op aangrijpen
Externe/interne veranderingen zorgen voor verlies van
homeostase. Deze veranderingen worden vervolgens
gecompenseerd. Als dit niet lukt dan wordt het
organisme ziek.
- Externe veranderingen: seizoenen, gedrag, dieet,
trauma, infectie
- Interne veranderingen: ontwikkeling, cel processen falen (bijv abnormale celgroei)
Homeostatische setpoints:
1. Gefixeerd: bijv [Ca2+] of [glucose] in het bloed, of lichaamstemperatuur
2. Variabel: bijv ontogenese (groei/puberteit), of temporale cycli (dag/nacht,
reproductie cycli, seizoenale activiteiten zoals migraties
Gereguleerd variabel raakt uit balans → sensor geactiveerd → signaal gestuurd naar
integrerend centrum → verandering bij effectoren → beïnvloeden gereguleerd variabel
Hormoon = geproduceerd door een klier wat niet vastzit aan de buitenwereld. Wordt
gesecreteerd in het bloed. Met een fysiologisch of morfogenetische functie in het lichaam,
vaak ver weg van de plek van productie. Hormonen reguleren groei/ontwikkeling,
metabolisme en reproductie.
Maar: signaleringsmoleculen kunnen ook gesynthetiseerd worden door organen met een
andere primaire functie (zoals de alvleesklier, wat normaal te maken heeft met
1
,spijsvertering, maar ook hormonen produceert). Componenten zoals Na, glucose, NO en
CO2 kunnen ook als signaleringsmoleculen fungeren. En als laatst is het transport medium
niet gelimiteerd aan het bloed: intercellulaire vloeistof en cel-cel contact kan ook.
Stappenplan
1: endocriene cel maakt hormoon in de cel
2: afgifte van het hormoon, aan bijv het bloed
3: receptor activatie (cellen zonder receptor voor het
hormoon activeren niet)
4: respons van target cel
Endocriene klieren en product
- Pineal gland (pijnappelklier): melatonine
- Hypothalamus: releasing/inhibiting hormonen
- Pituitary gland (hypofyse)
o Frontal lobe: TSH, GH, ACTH, LH, FSH, PRL,
o Intermediate lobe: MSH
o Neural lobe: ADH, oxytocin
- Thyroid gland (schildklier) : thyroid hormoon, calcitonine
- Parathyroids: PTH
- Adrenal gland (bijnier)
o Cortex: aldosterone, cortisol, androgen
o Medulla: adrenaline
- Pancreas (alvleesklier): insuline, glucagon
- Testes en eierstokken: reproductieve hormonen
Ook heb je endocriene cellen in weefsels, zoals
- Neuropeptiden gemaakt in de hersenen
- Atriale natriuretic peptide in het hart
- Angiotensinogeen en insulin-like groeifactor in de lever
- Gastrine en ghreline in de maag
- CCK, secretine, GLP-1 en GIP in de darmen
- Erythropoietine en calciferol in de nieren
- Vitamine D3 in de huid
- Eostrogeen, progesteron in de placenta
Classificatie van hormonen: er wordt onderscheid
gemaakt in de plek van productie (klierhormonen,
weefselhormonen, groeifactoren en feromonen).
Ook wordt er onderscheid gemaakt in de
receptortypen (membraan of nucleair). Als laatst
wordt er onderscheid gemaakt in de biochemie
(steroïden, (poly)peptiden, glycoproteïnen of
aminozuren).
Steroid hormonen hebben meestal nucleaire
receptoren
2
,Response loop heeft 3 componenten:
1. Stimulus of verandering
2. Endocriene cel/weefsel evalueert de stimulus en dit kan leiden tot hormoon afgifte
3. Cellen of weefsels die het hormoon herkennen (receptor) hebben een bepaald
respons
Paracriene signalering = signalering tussen verschillende celtypen
Autocriene signalering = signalering tussen dezelfde celtype
Intracrine signalering = receptor zit in dezelfde cel
2 manieren van afgifte hormonen:
1. Wateroplosbare hormonen worden opgeslagen in secretiegranula. Als er een signaal
komt voor hormoonafgifte gebeurt dit via exocytose: fusie van secretoire granula
met celmembraan
a. Peptiden, eiwitten, glycoproteïnen, catecholamines
2. Steroid hormonen kunnen dwars door het membraan heen, dus afgifte gebeurd via
diffusie. Steroid hormonen kun je dus niet opslaan en gereguleerde afgifte is ook
niet mogelijk. Dus afgifte is gelijk aan de aanmaak, aanmaak wordt dus wel
gereguleerd.
Voorbeeld respons loop:
1. Voedselopname
2. [glucose] in bloed stijgt
3. B-cel in alvleesklier produceert insuline
4. Productie van glycogeen in spier- en vetweefsel
5. Suiker wordt opgenomen uit het bloed en omgezet
in glycogeen waardoor [glucose] daalt.
Respons loops worden beïnvloedt door feedback
mechanismen. Homeostase krijg dmv negatieve feedback.
In dit geval:
Negatieve feedback op de stimulatoren van insuline-afgifte
([glucose] in bloed en voedselopname), leidt tot
homeostase
3
, Negatieve feedback leidt tot homeostase. Positieve feedback mechanismen zijn er ook,
maar ze leiden niet tot homeostase. Want als je een positieve feedback toevoegt dan wordt
alles positief beïnvloedt en neemt dit alleen maar toe. Om de effecten van positieve
feedback toch te kunnen stoppen/te onderbreken, zijn externe invloeden nodig om
stimulatie te stoppen of activatie van negatieve feedback mechanismen is nodig.
- Eind van winterslaap
- Eind van de pubertijd
- Geboorte van de baby zorgt dat contracties stoppen
Hormoon actie op cellulair niveau
- Membraan receptoren veranderen bij ligand binding in een
intracellular, biochemisch signaal.
- Intracellulaire receptoren worden na binding van de ligand
een complex en dit HR-complex wordt vervolgens een second
messenger.
Het respons is afhankelijk van het celtype waarop de receptor
aanwezig is
Lipofiel signaal molecuul gaat door het celmembraan heen. Gaat
of naar een receptor in het cytosol of een receptor in de nucleus.
Langzaam respons omdat het genexpressie verandert. (sommige
lipofiele hormonen zoals estrogen hebben ook membraan
receptoren)
Lipofoob signaal molecuul kan niet door het celmembraan dus
bindt het aan een receptor op het membraan. Membraan
receptor geeft een biochemisch signaal de cel in, dit is een snel
respons.
Lipofiele hormonen/liganden:
- Steroid
- Thyroid hormoon
- Calciferol (vit D voorloper)
- Retonoic acid (vit A voorloper)
Lipofobe signalen:
- Peptide hormonen
- Eiwit hormonen
- Catecholamines (adrenaline, noradrenaline, dopamine)
4