Uitwerkingen VPK Kennislijn
Kwartaal 4 Geen paniek
1
,Inhoud
Week 1...................................................................................................................................................3
Werkgroep Neurocognitieve stoornissen, NAH & Psycho-educatie...................................................3
Werkgroep Stemmingsstoornissen.....................................................................................................5
Werkgroep Angst- en dwangstoornissen, G-schema & Exposure-respons.......................................15
Maxi werkgroep herstelgerichte zorg...............................................................................................21
E-colleges..........................................................................................................................................26
Week 2.................................................................................................................................................36
Werkgroep Verslaving, 4 R’en & Stages of Change...........................................................................36
Werkgroep Psychotische stoornissen, Crisisopname & Suïcidepreventie........................................43
Werkgroep Persoonlijkheidsstoornis, Borderline & Begeleidingsaspecten......................................49
Maxi werkroep Ervaringsdeskundigheid...........................................................................................55
E-colleges..........................................................................................................................................55
Week 3.................................................................................................................................................71
Werkgroep ASS & ADHD...................................................................................................................71
Werkgroep Organisatie GGZ & Recht...............................................................................................77
E-colleges..........................................................................................................................................88
2
,Week 1
Werkgroep Neurocognitieve stoornissen, NAH & Psycho-educatie
Doelen:
- Beschrijft de symptomen, het beloop en de oorzaken van neurocognitieve
stoornissen in het algemeen.
- Beschrijft de symptomen, het beloop en de oorzaken van Niet aangeboren
hersenletsel in het bijzonder.
- Legt uit welke gezondheids- en bestaansproblemen mensen met neurocognitieve
stoornissen ervaren.
- Benoemt de kern van de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met een
neurocognitieve stoornis.
Leerboek psychiatrie voor verpleegkundigen
Hoofdstuk 11. Blz. 212-213 & blz. 230-232
Blz. 212-213
Neurocognitieve stoornissen
We spreken van een neurocognitieve stoornis als er een verandering in je hersenen
optreedt, waardoor je denkvermogen achteruitgaat. Bij een neurocognitieve stoornis is het
functioneren van je hersenen aangetast. Dementie is de meest voorkomende vorm, maar
zeker niet de enige.
Neurocognitieve stoornissen worden geclassificeerd op grond van beperkingen in een of
meer van een zestal omschreven cognitieve domeinen:
1. Complexe aandacht (volgehouden, selectieve en verdeelde aandacht…).
2. Executieve functies (plannen, beslissen, werkgeheugen, feedback…).
3. Leervermogen en geheugen (registratie, kortetermijngeheugen en zeer
langetermijngeheugen).
4. Taal (expressief en receptief taalvermogen).
5. Perceptueel-motorisch (visuele perceptie, praxis, gnosis…).
6. Sociaal-cognitief (herkenning van emoties en theory of mind).
De neurocognitieve stoornissen worden naar ernst van de cognitieve achteruitgang
onderscheiden in de uitgebreide en de beperkte neurocognitieve stoornis.
- Licht: moeite met instrumentele activiteiten van het dagelijks leven, bijvoorbeeld
huishouding of het beheren van financiën.
- Matig: moeite met basisactiviteiten van het dagelijks leven, bijvoorbeeld eten of
aankleden.
- Ernstig: volledig afhankelijk.
Begrippen
Volgehouden aandacht: aandacht langere tijd kunnen richten.
Selectieve aandacht: aandacht gericht kunnen houden, ondanks afleiding.
Verdeelde aandacht: aandacht tegelijk kunnen richten op twee taken.
Werkgeheugen: vermogen om informatie kort vast te houden en te bewerken.
Registratie: vermogen om een lijst met woorden te herhalen.
Expressief taalvermogen: benoemen, woordvinding, vloeiendheid, grammatica en syntaxis.
Receptief taalvermogen: taalbegrip.
Visuele perceptie: vorm- en gezichtsherkenning.
Praxis: aangeleerde motoriek.
Gnosis: perceptuele integriteit van bewustzijn en herkenning.
Theory of mind: vermogen tot indenken, een beeld vormen van het perspectief van een
ander, rekening kunnen houden met de psychische toestand van een ander.
3
, Blz. 230-232
Niet-aangeboren hersenletsel
De term ‘niet-aangeboren hersenletsel’ (NAH) wordt gedefinieerd als “Niet-aangeboren
hersenletsel is hersenletsel ten gevolge van welke oorzaak dan ook, anders dan rond of
vanwege de geboorte ontstaan, dat leidt tot een onomkeerbare breuk in de levenslijn en tot
het aangewezen zijn op hulpverlening. Het leven voor en na het hersenletsel verschilt dus
essentieel.”. Hersenletsel kan leiden tot een groot scala aan gevolgen op zowel psychisch
(emotiegericht, gedragsaspecten, persoonlijkheid), somatisch (zintuiglijk, motorisch) als
sociaal (sociale vaardigheden, sociale interactie, inlevingsvermogen) vlak. In Nederland
krijgen jaarlijks naar schatting 100.000 mensen te maken met een of andere vorm van
hersenletsel als gevolg van bijvoorbeeld een hartinfarct, hersentumor CVA of operatie.
DSM-5-criteria voor persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening:
A. Er is een persisterende verandering van de voorheen karakteristieke persoonlijkheid.
B. Er zijn aanwijzingen dat de persoonlijkheidsverandering het directe
pathofysiologische gevolg is van een somatische aandoening.
C. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.
D. De stoornis treedt niet uitsluitend op in het beloop van een delirium.
E. De stoornis veroorzaakt klinisch significante lijden druk of beperkingen in het sociaal-
maatschappelijk functioneren.
Behandeling
Door de diversiteit van de oorzaken is er voor NAH geen standaardbehandeling. Na
behandeling in het ziekenhuis is er vaak een vervolgtraject in een revalidatiecentrum. Er
wordt gekeken door de (verpleegkunde)zorg naar de zorg en de begeleidingsbehoeften van
iemand (ADL, dagbestedingen ect…). Ook wordt er gekeken naar de woonsituatie van
iemand.
Cumlaude
Psycho-educatie
Wat is psycho-educatie?
Psycho-educatie is het geven van informatie en voorlichting over psychische klachten en
over hoe de betrokken persoon kunt omgaan met de beperkingen en gevolgen hiervan.
Psycho-educatie is altijd een vast onderdeel van behandeling en wordt zowel individueel als
in groepsverband aangeboden.
Kennis ontwikkelen
Psycho-educatie draagt bij aan zelfmanagement. Mensen ontwikkelen kennis die hen helpt
bij het omgaan met hun klachten. Cliënten geven aan dat zij in eerste instantie niet echt op
zoek gaan naar informatie. Pas na herkenning en acceptatie van de depressie, ontstaat die
behoefte. Video's en boeken kunnen behulpzaam zijn, maar ook websites en brochures.
Gevoelens van onmacht
Daarnaast is het van belang om de sociale omgeving van de cliënt goed te informeren over
de verschijnselen van een depressie. Het gedrag van een depressieve cliënt kan erg
belastend zijn voor de omgeving. Dit kan leiden tot gevoelens van onmacht en irritatie bij
familieleden en vervolgens tot een toename in depressieve gevoelens bij een cliënt. Het is
belangrijk dat de sociale omgeving de verwachtingen bij een cliënt bijstelt.
Vormen van psycho-educatie
Psycho-educatie kan worden gegeven:
- In voorlichtende gesprekken.
- Als onderdeel van bibliotherapie/zelfmanagement.
4