Ontwikkelingspedagogiek
Hoofdstuk 1 Wat is opvoeding?
§1 Opvoeding en pedagogiek
De mens heeft ten opzichte van dieren onderontwikkelde hersenen, doordat
mensen eigenlijk te vroeg geboren worden. Co-evolutie houdt in dat de
hersenen zich gaan vormen naar het opvoedingsklimaat van de omgeving.
Voorbeeld: de pincetgreep is mogelijk door onze opponeerbare duim. De
ontwikkeling van het grijpen via begrijpen van manipulatie van voorwerpgebruik
staat ‘gelijk’ aan de ontwikkeling van de hersenschors.
Co-evolutie bestaat ook tussen het onrijpe mensenkind en cultuur. Voorbeeld :
mensen kunnen gecontroleerd leren lopen en dit proces manipuleren, omdat zij
dit nog moeten leren. Hierdoor zijn ze in staat om bijv. te dansen of te turnen.
Asymmetrische relatie: wanneer een kind geboren wordt is het volledig
afhankelijk en hulpeloos. De opvoeder speelt dus een cruciale en een bijna
‘creërende’ rol.
Artikel 27: recht van het kind op opvoeding en verzorging voor de persoonlijke
ontwikkeling.
Artikel 29: recht van het kind op onderwijs en deelname aan samenleving.
Kerngezin: opvoeding door ouders/verzorgers
Opvoedeling: het kind zelf, op brede gebieden bijv. school, de buurt, cultuur en
andere kinderen
Subsystemen: twee fronten tegenover elkaar (ouders – kinderen / leerkrachten -
leerlingen)
Kwaliteiten van de opvoeder heeft invloed op de kwaliteiten van de opgevoede
en andersom.
De technologische en sociale veranderingen van de maatschappij spelen
natuurlijk een grote rol, evenals de ontwikkeling van de wetenschap van de
pedagogiek.
De opvoeding is klaar wanneer volwassenheid is bereikt. Dit is geen statisch
eindproduct, maar een verplaatsing van verantwoordelijkheid van de ouder naar
de geworden volwassene. De eigen aanleg, het karakter, motivatie van het kind
en de autonomie zijn bepalend voor de ontwikkeling tot een uniek individu.
Vijf typen opvoeders:
- Conservatieve materialisten: hoge behulpzaamheid, focus op goede baan
en goed inkomen
- Doeners: hoffelijkheid en goede manieren voor een goede status binnen
maatschappij
- Sociale idealisten: ontwikkeling van sociale eigenschappen en
verantwoordelijkheid
- Onopvallende conservisten: aansturing van eerlijkheid en goede
gezondheid
- Gematigde hedonisten: levensvreugde, optimisme en oog voor de
medemens
Voorgeschiedenis: grote gezinnen, praktisch nut voor werkzaamheden
18e eeuw: industrialisatie, werken in fabrieken, kleinere gezinnen
19e eeuw: liberalisatie, meer vrijheid, materialistische en kapitalistische
opvoeding
,20e eeuw: Victoriaanse denken, strenge opvoeding, uitgestelde volwassenheid,
reformpedagogen
21e eeuw: meer keuzevrijheid, opvoedingsondersteuning
Pedagogische programma’s:
STEP: geen gedragsvoorschriften, maar persoonlijk benaderen in de ik-
vorm (ondogmatisch)
SESK: kinderbescherming, gericht op regels en grenzen
Triple P: veilige, stimulerende en positieve (leer)omgeving, reacties op
ongewenst gedrag
dit kan leiden tot hyper-parenting: onzekerheid van de ouders over hun
opvoedingskwaliteiten.
Biopsychologische bijdragen aan pedagogiek: relatie tussen nature - nurture en
genotype - fenotype.
Range of reaction: de mate waarin de omgeving in de opvoedingscontext van
belang is.
Er bestaat een dynamische wisselwerking tussen erfelijkheid en omgeving:
ervaring vormt ons brein.
Visies op pedagogiek:
- Langeveld: fenomenologie, gericht op subjectieve waarneming en beleving
van gebeurtenissen, voorbereidende ‘opvoeding’ tot het kind naar school
gaat, pedagogisch gepreformeerd veld, gezag noodzakelijk voor opvoeding
- Brezinka: inter-individuele verschillen in niveau, capaciteit sociale
ontwikkeling en moraliteit, andragogiek, helpen en begeleiden, vervaagde
grens opvoeders
- Litt: fenomenologie, ideaal menstype, van praktische aard
- Montessori: mogelijkheden bieden tijdens gevoelige periodes, relatie
symmetrisch maken
- Rousseau: opvoeding afgestemd op de oorspronkelijke natuur van de mens
- Beekman: plansysteem, pluriforme samenleving, flexibiliteit
- Spiecker: humaniseren, persoonswording, samenwerking ouder en kind
- Imelman: persoonlijkheidsleer, nodige eigenschappen als opvoederzijnde
- Van IJzendoorn: waarden en normen, beschrijving, verklaring, toepassing
- Juul: introspectie, zelf grenzen bepalen
- Dewey: zelfstandigheid en alertheid opvoedelingen, zelfstandig leren
denken en nieuwsgierig
- Pestalozzi: ontwikkeling emoties, medeleven, affectie, gelijkheid van
mensen
§2 Het primaire, secundaire en tertiaire opvoedingsmilieu
Primair: ouders/verzorgers
Kerngezin in verschillende vormen met regels en structuur. De mate van
samenhang binnen een gezin staat in relatie met de hoeveelheid communicatie
onderling. De structuur bepaalt posities. Openheid bepaalt de sociale omgang
binnen en buiten het gezin. De kind rij (volgorde) heeft invloed op de opvoeding
en de ontwikkeling.
Secundair: buitenshuis en beroepsopvoeders (school, kinderdagverblijf,
opvang)
Hier gelden andere regels, waarden en normen. Zorgt voor cognitieve
ontwikkeling, zelfstandigheid en zelfverzekerdheid. Individuele en collectie
belangen. Hierin bestaat keuze: religie of reformonderwijs (individuele
ontwikkeling en creativiteit).
Tertiair: leeftijdsgenoten en omgeving
, De plaats binnen groepen is bepalend voor de persoonlijke ontwikkeling en een
plaats in de maatschappij. Hierbij spelen erkenning en sociale behoeften een rol.
§3 Assimilatie en accommodatie
Ontwikkelingspsychologie heeft kennis en inzichten die van belang zijn voor de
pedagogiek. De lichamelijke groei, exploratiedwang en ontwikkeling van
geborgenheid en autonomie.
Piaget accommodatie: vormen van een nieuw denkschema en structuur in het
denken.
Piaget assimilatie: inpassen van gebeurtenissen of feiten binnen een
accommodatie.
interpretatie is de assimilatie, theorie is de accommodatie.
De ontwikkeling hierin zorgt voor adaptatie: beheersen van nieuwe inzichten en
vaardigheden.
Accommodatie en assimilatie staan weer in verband met cognitieve
dissonantie.