8. omgaan met verschillen
Hulp bij leesonderwijs kan op verschillende momenten plaatsvinden; voordat kinderen
beginnen met het leesonderwijs, tijdens de leesles, maar ook achteraf, als er gebleken is dat
een leerling bepaalde tekorten heeft. We maken een onderscheid in:
- Preventieve hulp (vooraf)
- Instructieve hulp (tijdens)
- Remediërende hulp (achteraf)
Preventieve hulp
Onder preventieve hulp verstaan we maatregelen die je neemt om mogelijke problemen bij
kinderen te voorkomen. Je kunt preventief werken op microniveau (in de leeslessen), maar
ook op macroniveau (bij de leesontwikkeling van kinderen).
Preventieve hulp op macroniveau houdt in dat je het onderwijs zo inricht dat je problemen
voorkomt. Een voorbeeld van preventieve hulp op microniveau is pre-teaching. Dat houdt in
dat je je van tevoren richt op moeilijke dingen in de leestaak. Je kunt bijvoorbeeld van
tevoren de betekenis van een woord behandelen, zodat het kind deze al kent.
Kinderen die tijdens de kleurtijd moeite hadden met de leesontwikkeling hadden vaak ook
achterblijvende taalontwikkeling. Maar dat wil niet zeggen dat kinderen met een
achterblijvende taalontwikkeling ook leesproblemen krijgen.
Er zijn 4 mogelijke risicofactoren (oorzaken);
1. De taalontwikkeling;
Kleuters die krom praten, woorden verhaspelen, moeite hebben met het vinden van
woorden of niet in staat zijn een eenvoudig verhaal na te vertellen, lopen een redelijk
grote kans op leesproblemen.
2. Het linguïstisch bewustzijn;
Word gebruikt om te reflecteren op de taal. Je gebruikt het bij belangrijke
deelvaardigheden als auditieve analyse en synthese. Kinderen die moeite hebben
met het vinden van een rijmwoord, lopen een verhoogd risico op leesproblemen.
3. De cognitieve ontwikkeling;
Kleuters die in hun cognitieve ontwikkeling achterblijven, behoren tot de
risicokinderen. Het zijn kinderen die impulsief gedrag vertonen, zich moeilijk kunnen
concentreren, de essentie van een opdracht niet kunnen herkennen of moeilijk tot
fantasiespel komen. Het zijn kinderen die niet alleen op lezen uitvallen, maar ook op
andere gebieden.
4. Probleemgedrag;
Agressieve kinderen, kinderen die sociaal teruggetrokken gedrag vertonnen,
faalangstig zijn of motorische onrust hebben, komen in aanmerking voor preventieve
hulp. Ook hier geldt dat de problemen vaak niet beperkt blijven tot lezen.
Je kan probleemkinderen signaleren door (voldoende) aandacht te besteden aan
verschillende taalactiviteiten, maar ook aan specifiek auditieve vaardigheden als
rijmspelletjes en klankspelletjes. Kinderen die op auditieve vaardigheden uitvallen, hebben
voordeel bij een gerichte training van het linguïstisch bewustzijn, Ruijssenaars en Copens.
,Instructieve hulp
Hier moet je denken aan een aanvullende instructie tijdens de leesles. Dat is alleen mogelijk
als de kinderen voldoende de gelegenheid hebben om zelfstandig te werken. Zo kan de
leerkracht de zwakke leerlingen extra instructie geven. Instructieve hulp hoeft niet alleen
van de leerkracht afkomstig te zijn, de leerlingen kunnen elkaar ook helpen.
Voor leeszwakke kinderen is belangrijk dat de leerkracht aandacht besteed aan;
- Moeilijkheden in de leertaak
- Concrete ondersteuning
- Het gelijktijdig oefenen van visuele en auditieve vaardigheden
- Stapsgewijze de instructie
- Herhaling
Remediërende hulp
Hulp dat gericht is op het wegnemen van tekorten. Dat kan gebeuren door na afloop van een
toets kijken of het doel is behaald en/of een paar leerlingen nog extra te laten oefenen.
Meestal wordt de remediëren de hulp wat systematischer (planmatig) aangepakt onder
begeleiding van ene RT-er buiten de gewone leeslessen om.
Tegenwoordig proberen veel scholen tegemoet te komen aan de verschillen tussen kinderen
door opbrengtgericht werken (OGW) of door handelingsgericht werken (HGW).
1. Opbrengtgericht werken houdt in dat scholen zich in hun manier van werken laten
sturen door de uitkomst van toetsen. Dit verbetert de leerprestaties van de
leerlingen en wordt het onderwijs effectiever.
Omdat de resultaten steeds weer opnieuw gemeten
worden, ontstaat een PDCA- cyclus: kwaliteitsborging in
kwaliteitsverbetering.
Plan – Do – Check – Art.
Bij het opbrengstgericht werken wordt gebruik gemaakt van een datamuur. Dat is een
hulpmiddel om leerlingen uit een groep met vergelijkbare instructiebehoeften in kaart te
brengen en te clusteren. Hier staan data (testresultaten van de hele groep) vermeld. Op de
datamuur worden de leerlingen ingedeeld in drie subgroepen;
- De instructieonafhankelijke leerlingen, die een verkorte instructie krijgen.
- De instructiegevoelige leerlingen, die basisinstructie krijgen.
- De instructieafhankelijke leerlingen, die verlengde instructie krijgen.
Je kunt de leerlingen indelen op basis van de resultaten op de DMT en AVI toetsen.
Op basis van de datamuur wordt een groepsplan gemaakt. Dit is een beschrijving van het
onderwijsaanbod voor een bepaalde periode en vermeldt ook de aanpak van de leerkracht
om de doelen te bereiken.
Een groepsplan heeft altijd de volgende onderdelen; de doelen, inhoud, instructie,
organisatie (tijd) en evaluatie.
, 2. Bij handelingsgericht werken worden er gegevens verzameld (uitkomst van toetsen),
maar het gaat hier meer om de onderwijsbehoefte van de kinderen. Het hoeft niet
per se te leiden tot een betere leeropbrengst. Het HGW-cyclus bestaat uit vier fasen;
- Waarnemen en signaleren
• Stap 1 Verzamelen van leerlingengegevens in groepsoverzicht.
• Stap 2 Signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
- Begrijpen en analyseren
• Stap 3 Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen.
- Plannen
• Stap 4 Clusteren van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften.
• Stap 5 Opstellen van het groepsplan.
- Realiseren
• Stap 6 Uitvoeren van het groepsplan.
• Stap 7 Evalueren van groepsplan en verzamelen
8.3 Oorzaak van leesproblemen
Dyslexie is maar één van de verschillende soorten leesproblemen. De problemen met lezen
zijn zeer divers en komen in elke fase van het leesonderwijs voor. Volgens Struiksma kan aan
het eind van groep 3 zo’n 15% van de kinderen niet goed lezen. Ook in groep 4 blijkt dat 10%
niet goed kan lezen.
Dat betekent dat ze hun leesvaardigheden nauwelijks in de praktijk kunnen gebruiken en in
feite functioneel analfabeet zijn.
Lezen is een complexe vaardigheid waarbij verschillende auditieve en visuele
deelvaardigheden worden ingeschakeld en dat maakt het moeilijk om precies de oorzaak
van problemen aan te geven.
Ook de oorzaak van leesproblemen kan sterk uiteenlopen.
Verminderde intelligentie, gehoorproblemen, een andere moedertaal, hersenbeschadiging
of emotionele verwaarlozing kunnen allemaal tot leesmoeilijkheden tot gevolg hebben.
Alleen als er hardnekkige leesproblemen zijn, is een uitgebreide en diepgaande analyse
nodig. Dat is wat moet gebeuren door een specialist, een orthopedagoog of leespsycholoog.
Er zijn 4 factoren die tot leesproblemen kunnen leiden;
1. Leestechnische factoren;
Hebben te maken met de moeilijkheid van de leestaak. Het kind heeft bijvoorbeeld
moeite met een deelvaardigheid of kan leesstrategieën niet flexibel toepassen.
Naarmate een kind meer leeservaring krijgt, worden veel processen geautomatiseerd
en zal het lezen ook sneller verlopen.
2. Individuele factoren;
Als een kind problemen heeft met lezen kan dat ook liggen aan het kind zelf. Er is
een heel scala aan factoren die tot uitval bij het leren lezen kan leiden;
• Achterblijvende taalontwikkeling
Kinderen die een beperkte woordenschat hebben en die moeite hebben om
hun gedachten onder woorden te brengen, hebben een verhoogd risico op
leesproblemen.