Boek Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren
H1 Observeren
Observeren: bewust & doelgericht waarnemen
Observator: observeert
Observant: wordt geobserveerd
Niet-systematische observatie: dagelijks, subjectief
Systematische observatie: doelgericht, formulieren, systeem, meetbaar
Participirende observatie: observator neemt deel (zelfde plek, zelfde activiteit)
Niet-participerende observatie: filmopname, op afstand (vaak verhuld)
Zelfobservatie: observator = observant, helikopterview
Verhulde onderzoekersrol: cliënten weten niet af van de observatie
Onverhulde onderzoeksrol: cliënten weten wel af van de observatie
Vragen observatie:
1. Wat is het doel van de observatie?
2. Wat zijn de observatievragen? (centraal & deel)
3. Wat is het te observeren kenmerk? (opsplitsen in dimensies)
4. Welke gedragingen worden geobserveerd? (operationaliseren)
5. Is er een nulmeting? (beginsituatie)
6. Hoe brengen we de observatie in kaart? (formulier/systeem)
7. Welke taal gebruiken we?
H2 Waarnemen
Stimulus: prikkel, voorwerp/gebeurtenis
Om te waarnemen:
- drempelwaarde
- aandacht
Perceptie (decoderen):
- ontvangst
- resultaat van het waarnemen
Selectie: deel van prikkels waarnemen
Gedragsketen: chronologisch geordende waarnemingen
H3 Betrouwbaarheid en validiteit
Observator-bias: fouten die een observator maakt (neiging naar bepaalde kant)
, Oorzaken observator-bias:
- aandacht
- selectie
- perceptie
- plaats
- tijd
- wat vooraf ging
- persoonlijke omstandigheden
Halo-effect: persoon met prettige kenmerken nog meer goede kenmerken geven
Horn-effect: tegenovergestelde
Betrouwbaarheid: herhaalbaarheid tot eenzelfde resultaat
Inter-observatiebetrouwbaarheid: overeenkomst tussen observaties observatoren
Intra-observatiebetrouwbaarheid: overeenkomt tussen observaties van 1 observator
Validiteit: meten wat je wil meten
Soorten validiteit:
- construct: meet je wat je wilde meten?
- inhoud: alles of selectie?
- predictief: voorspelt het de toekomst?
- concurrent: voorspelt het het heden?
Interne validiteit: construct en inhoud
Externe validiteit: overdraagbaar naar situaties of personen
H4 Registreren
Zuiver: geen interpretatie, hele werkelijkheid
Gestructureerde registratie: registreren van bepaalde gedragingen gedurende
bepaalde tijd van een bepaalde persoon in een bepaalde situatie
- beperkt in situatie, gedragingen en tijd
Ongestructureerde registratie: vrij, subjectief, breed
Event-sampling: pas registreren als de gebeurtenis plaatsvindt
Time-sampling: op vastgestelde tijden registreren wat plaatsvindt
Soorten registratiesystemen:
- transcriptie