Het oudere kind
Groei en ontwikkeling bij leerlingen van 8 tot 14 jaar.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling van de hersenen en
leermogelijkheden van het kind
Er zijn een aantal redenen waarom we vinden dat je als toekomstig leraar
basisonderwijs op de hoogte moet zijn van deze ontwikkelingen:
1. Door voldoende achtergrondkennis ben je beter in staat de relevantie van
onderzoeksresultaten voor het onderwijs te bepalen.
2. Door een beter begrip van hoe hersenen zich ontwikkelen krijg je een beter
inzicht in de ontwikkeling van een kind op cognitief, emotioneel en sociaal
gebied. Hierdoor ben je beter in staat adequaat te reageren, vooral wanneer een
kind zich anders ontwikkelt dan verwacht.
3. Wellicht verwonder je je over de werking van het menselijk b rein en wil je er
meer van weten, bijvoorbeeld wat er in de hersenen allemaal gebeurt waardoor
het mogelijk is deze tekst te lezen.
2.1 Anatomie van het zenuwstelsel
Vooral de grote hersenen worden besproken om die – veel meer dan de kleine
hersenen, hersenstam, ruggenmerg en zenuwbanen – specifiek menselijk zijn en
alles met denken, intelligentie, zelfbewustzijn en creativiteit, taal, geheugen en
leervermogen te maken hebben. De grote hersenen hebben drie belangrijke
functies: zij verzamelen informatie interpreteren die informatie en besturen de
reactie op deze informatie.
Micro-autonomie van het zenuwstelsel
Zenuwcellen bestaan altijd uit een cellichaam, enkele dunne uitlopers
(dendrieten) en meestal één langere uitloper (axon). De meeste cellichamen
liggen in de buitenstaande laag van de hersenen, de zogenoemde hersenschors.
De cellichamen en dendrieten zien er grijs uit, vandaar de naam grijze stof. De
axonen met hun myelineschede vormen de witte stof. Zij vormen de uitgaande
verbindingen tussen de zenuwcellen. De verhouding tussen de witte en grijze stof
verandert in de loop van de ontwikkeling en onder invloed van leren.
Volwassenen hersenen bestaan uit ongeveer honderd miljard zenuwcellen.
Steuncellen
De steuncellen zorgen onder andere voor:
- Isolatie van de axon door de vorming van een myelineschede
- Bescherming tegen ziektekiemen
- De bekleding van de hersenen, de hersenkamers en het ruggenmerg
- De vorming en stroming van het hersenvocht, die functioneert als schokdemper
- De afvoer van afvalstoffen en de aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof
,Als de myelineschede beschadigd in de sensorische zenuwcellen, dan komt
gevoelsinformatie of zintuigelijke informatie niet meer goed in de hersenen aan.
Gebeurt dit in motorische zenuwcellen, dan komt de prikkel uit de hersenen niet
goed meer aan in de spieren en kan iemand slechter bewegen of zelfs verlamd
raken.
Zenuwcellen, dendrieten en axonen
Alle zenuwcellen zijn prikkelbaar; ze kunnen een prikkel ontvangen en geven.
Zo’n prikkel is een elektrisch stroompje en wordt actiepotentiaal genoemd.
Sensorische zenuwcellen ontvangen prikkels uit je lichaam (via tastzenuwen,
pijnzenuwen of zintuigen). Motorische zenuwcellen geven impulsen van de
hersenen door aan je lichaam (aan spieren en hormoonklieren).
Synapsen geven de prikkels door
De contactplaatsen tussen axonen enerzijds en dendrieten of cellichamen
anderzijds worden synapsen genoemd. Bij een synaps gaat het altijd om
eenrichtingsverkeer: de elektrische prikkel uit het axon wordt als chemische
prikkel in de synapsspleet doorgegeven aan een dendriet of cellichaam van een
volgende zenuwcel.
Neurotransmitters zijn chemische stoffen. Het soort neurotransmitter bepaalt of
een prikkel gestimuleerd of geremd wordt. Wanneer de prikkels alleen maar
gestimuleerd worden, krijg je een lawine aan stimulerende prikkels. Dit
veroorzaakt een epileptische aanval.
Synaptogenese is de toename van synapsen en is heel belangrijk bij leren.
Pruning is het wegsnoeien van overbodig geworden synapsen.
Macro-anatomie van het zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel omvat de hersenen en het ruggenmerg. Het perifere
zenuwstelsel omvat alle zenuwbanen in de rest van het lichaam. Het perifere
zenuwstelsel bestaat uit:
- Motorische zenuwbanen vanuit het centrale zenuwstelsel naar de
(skelet)spieren.
- Sensorische zenuwbanen vanuit zintuigen of receptoren naar het centrale
zenuwstelsel
- Het autonome zenuwstelsel, dat onwillekeurige lichaamsfuncties regelt.
Het autonome zenuwstelsel is onder te verdelen in het sympathische en het
parasympatische zenuwstelsel
- Het sympathische zenuwstelsel bereidt het lichaam voor op activiteit en gebruik
van energie: er stroomt meer bloed naar spieren en hersenen, de hartslag en de
ademhaling versnellen en de pupillen verwijderen zich.
- Het parasympatische zenuwstelsel brengt het lichaam in rust en herstelt de
energiebalans.
Vanaf je 21e verlies je ongeveer 31 miljoen zenuwcellen per jaar, maar daar merk
je niets van. Wanneer je rookt of drinkt is dit nog meer.
Hersenvocht, hersenkamers en hersenvliezen
In de hersenen zijn vier hersenkamers gevuld met hersenvocht. De vierde
, hersenkamer staat in open verbinding met de ruimte tussen de hersenvliezen,
zodat er ook hersenvocht aan de buitenzijde om de hersenen en om het
ruggenmerg spoelt. Hersenvocht heeft vooral een beschermende functie voor de
hersenen: het werkt als schokdemper. Ook de schedel en de ruggenwervels
hebben tot taak de hersenen en het ruggenmerg de beschermen tegen schade
van buitenaf.
Hersenstam
De hersenstam ligt onder de hersenen, nog net binnen de schedel en vormt de
verbinding tussen de grote en kleine hersenen enerzijds en het ruggenmerg in de
wervelkolom anderzijds. In de hersenstam liggen kernen die zorgen voor
autonome, essentiële lichaamsfuncties zoals ademhaling, hartslag, bewustzijn,
bloeddruk en slaap. De hersenstam bestaat uit enkele te onderscheiden
onderdelen: het verlengde merg, de pons en de middenhersenen.
De thalamus is een soort schakelstation tussen sensorische informatie en de
hersenschors. De hypothalamus bevat centra die betrokken zijn bij emoties,
autonome functies en hormoonproductie.
Kleine hersenen
De kleine hersenen liggen onderaan in je achterhoofd en zijn ongeveer zo groot
als een perzik. De voornaamste functies van de kleine hersenen zijn het
aanpassen van de houdingsspieren en het lichaam om je evenwicht te bewaren
en het programmeren (of plannen) en nauwkeurig aanpassen van bewuste of
onbewuste bewegingen.
Grote hersenen: twee hersenhelften en de hersenbalk
De linker- en de rechterhelft staan continu intensief met elkaar in contact. Een
prikkel wordt in honderdsten van een seconde van de ene hersenhelft naar de
ander doorgestuurd. Elke hersenhelft is verbonden met de tegenoverliggende
zijde van het lichaam: de linkerhersenhelft met de rechterzijde van het lichaam
en omgekeerd.
Vier hersenschorsgebieden per hersenhelft
- De frontale schors (voorhoofd) speelt een rol bij het aansturen van willekeurige
bewegingen, de motoriek. Het voorste deel van de frontale schors wordt de
prefrontale schors genoemd. Die bevat de meest menselijke functies zoals
beoordelingsvermogen, beslissen, plannen, impulsbeheersing, sociaal gedrag,
geheugen en probleemoplossing
- De temporale schors (slaapbeen). Die speelt een rol bij het gehoor, bij visuele
herkenning, het verbale geheugen en taalfuncties.
- De pariëtale schors (wandbeen). Die speelt een rol bij het gewaarworden van
gevoel en tast in het lichaam, bij het integreren van zintuigelijke informatie en bij
ruimtelijk denken
- De occipitale schors (achterhoofd). Die is verantwoordelijk voor de primaire
verwerking van visuele informatie.
Centraal deel in iedere hersenhelft: het limbische systeem
In het centrum van de hersenen, tussen de hersenstam en de hersenschors,