Nederlands laagland cursus 8 t/m 11
Cursus 8: voorgeschiedenis en middeleeuwen
8.1 Historische context
Begrippen:
Latijn: niet langer spreektaal na val West-Romeinse Rijk (476)
Kerstening: verkondiging christendom in West-Europa (macht en invloed)
Rooms-katholieke kerk: enige erkende christelijke kerk in West-Europa
Islam: nieuwe godsdienst
Kruistochten: reactie van christelijk West-Europa op de uitbreidende macht van de
islamitische Arabieren (1096-1291)
Nederlanden/lage landen: gewesten, geen nationale eenheid
Middelnederlands: taal waarvan elk gewest zijn variant had
Graaf: bestuurder gewest Holland, breidden macht uit in 1100-1200
Hanze: samenwerkingsverband van kooplieden in steden (oosten Nederlanden)
Standentheorie (Abaldero): geestelijkheid (bidden), adel en ridders (strijden), boeren en
vissers (werken)
Reguliere geestelijkheid: monniken en nonnen, leefden in kloosters naar regels kloosterorde
Seculiere geestelijkheid: paus, bisschoppen en pastoors, wereldlijke geestelijken, zielzorg
voor gelovigen
Ridders: kern van de legers in 1300-1400
Feodaliteit (700-1200): dienstrelatie die vrije mannen hadden met hun adellijke heer, als
beloning voor dienst kregen leenmannen/vazallen een wapenrusting en inkomsten van hun
leenheer, inkomsten waren een leen (feodum); vaak land
Agrarische maatschappij: men is afhankelijk van landbouw en veeteelt
Kastelen en ridders: middelen van hertogen of graven om hun gezag te handhaven
Ridderschap: groep van ridders met ‘ridderlijk’ gedrag (o.a. moed en trouw)
Ridderopleiding: leenman was verplicht deze door zonen van leenheren te laten doen
Eercultuur: norm voor het individuele gedrag in aanzien of waardering van anderen
Eer: aanzien en waardering door de groep van adel en ridders waartoe men behoorde
Hofdag: dag waarop een vorst zijn heren bijeen heeft om recht te spreken en belangrijke
zaken af te handelen
Verstedelijking: ontstaan steden (vanaf 900 in West-Europa (Noord-Italië en Vlaanderen))
Handel en productie van goederen: basis van de stad
Recht: kenmerk, eigen en niet-feodaal, stedelingen hechtten hier veel waarde aan
Burgerlijke mentaliteit: vrede nodig voor handel (o.a. slimheid, individualiteit, redelijkheid)
,Monniken in kloosters: schrijvers tot 1100-1200
Schrijfcultuur: steeds meer (vorsten en opkomende steden voor bestuur en administratie),
men had behoefte aan geschoold personeel dat kon lezen en schrijven
Drie literaire milieus (middeleeuwen): de wereldlijke, adellijke hoven, een wereldlijk publiek in
de steden en een geestelijk milieu van kloosterlingen, bisschoppelijke hoven en religieuze
groepen
Boekdrukkunst: men hoefde niet meer met de hand op perkament te schrijven
Kopiisten: schreven teksten over
Manuscripten: handgeschreven boeken
Belangrijke werken/personen:
Karel de Grote: Frankische koning die in 800 tot keizer gekroond werd
Mohammed: de in Mekka geboren profeet van de islam (overleed in 632)
Adalbero: standentheorie
Tapijt van Bayeux: geborduurd afgebeelde ridders op een tapijt
Ferguut: verhaal over hofdag koning Arthur, daarna gingen ze op jacht
8.2 Culturele context
Begrippen:
Theologie: godsleer
Neoplatonistisch georiënteerde filosofie: achter de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid lag
een diepere, hogere of ‘echtere’ werkelijkheid
Artes liberalis: de zeven vrije kunsten; grammatica, retorica, dialectiek (trivium), wiskunde,
geometrie en astronomie (quadrivium)
Symboliek: concrete, zichtbare dingen verwezen naar een diepere, hogere werkelijkheid
Gotische kathedralen: kathedralen waar de lichtsymboliek centraal stond
Middeleeuwse schilderijen: hierop werd ook gebruik gemaakt van symboliek
Opdracht: middeleeuwse beeldhouwers, schilders en bouwmeesters werkten in opdracht
Mecenas: een opdrachtgever als een adellijk heer, een groep rijke stedelingen of een abt
van een klooster
Artistieke traditie: niet streven naar origineel zijn, maar werk voegen in de bestaande traditie
Beleren: functie van middeleeuwse kunst
Gregoriaans: bepaalde eenstemmige, geestelijke muziek, bedoeld om gelovigen in een
gewijde (gezegende) en vrome (deugdzame) stemming te brengen
Wereldlijke muziek: muziek van rondtrekkende zangers en muzikanten: troubadours (Zuid-
Frankrijk), trouvères (Noord-Frankrijk) en Minnesänger (Duitstalige gebieden)
Hoofsheid (in het Frans courtoise): gedragsregels om onderlinge spanningen te voorkomen
, Zelfbeheersing: belangrijk bij hoofsheid
Hoofse liefde: de man moest dienstbaar zijn aan de aanbeden vrouw
Dienstbaarheid: werken in het belang van iemand anders
Wereldlijke cultuur: de onafhankelijke hoofse cultuur vormde een tegenwicht tegen de
christelijke cultuur
Belangrijke werken/personen:
Thomas van Aquino: geleerde, trok een grens tussen theologie en filosofie, theologie ging
over goddelijke waarheden die het verstand te boven gaan
Jezus Christus: gezien als het Licht der Wereld
Jheronimus Bosch: gebruikmaker symboliek, moralist voor zijn publiek
De marskramer: schilderij van Jheronimus Bosch waar gebruik werd gemaakt van symboliek
Paus Gregorius I: wilde eenheid in de liturgie (gebeden, ceremonie, gezangen en
handelingen tijdens een kerkdienst
8.3 Literaire ontwikkelingen
Begrippen:
Clericus: iemand met een kerkelijke opleiding
Opdracht: middeleeuwse literatuur werd in opdracht gemaakt
Mecenas: iemand die een schrijver een opdracht gaf om een werk te schrijven of vertalen
Vermaken en leren: doelen van een schrijver
Brontekst: een middeleeuws verhaal gaat altijd terug op een of meerdere andere teksten
Voorleescultuur: middeleeuwse teksten werden aan een bepaalde groep toehoorders
voorgelezen
Rijm: teksten werden deels uit het hoofd opgedragen en daarom waren ze op rijm
Ridderromans: verhalen over ridders (vanaf 1200), educatief en voor ontspanning
Eliteliteratuur (ridderroman): literatuur voor de adel, ridderschap en wellicht leden van het
patriciaat (bestuurdersfamilie)
Jongeren: publiek voor ridderromans, jongeren van het hof, ridders en ridders in opleiding
Voorbeeldcarrière voor publiek: hoofs, volmaakt ridder en getrouwd (Ferguut)
Oosterse roman: hoofse liefdesverhalen die zich in het Oosten afspelen
Ridderromans spelend in Troje: antikiserende romans
Karelepiek: middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of zijn vazallen centraal staan
Chanson de geste: liederen over heldendaden uit de Franse literatuur, een aantal is
vervormd van een historische gebeurtenis
Epische concentratie: historische feiten over meerdere personen worden aan één beroemd
persoon toegedicht